Menu

Premium

Protestantse predikant Eric Bouter en zijn voorliefde voor de ene wereldwijde Kerk

‘Kijk toch eens wat er in “Rome” gebeurt!’

Ds. Eric Bouter kroop in de afgelopen jaren door het oeuvre van twee grote theologen, Oepke Noordmans (1871-1956) en John Henry Newman (1801-1890) de grote Engelse theoloog die halverwege zijn leven de overstap maakte naar het katholicisme. De vrucht van deze intensieve studiejaren is een eminent proefschrift, even rijk aan taal als aan inspirerende gedachten: ‘Geloven op gezag’ (uitg. Boekencentrum). De promotie vond plaats net voor de zomervakantie; de meeste theologische recensies laten nog op zich wachten. We spraken Bouter op de plek waar het boek is geschreven, de studeerkamer achter de pastorie van Overberg (bij Amerongen) en ontmoetten een protestants theoloog met een grote voorliefde voor de Rooms-katholieke kerk. ‘Wat valt op in deze tijd? Mij valt de kracht van Rome op.’

Het fototoestel kan wel in de tas blijven. ‘Kun je er geen foto bij plaatsen van een mooie oude kerk?’ vraagt hij. Want dat is zijn thema: de kerk.
Voor we daar aan toe komen, snijden we eerst wat aan over de preek. Het proefschrift gaat daar niet expliciet over, maar geeft wel aanleiding om die vraag stellen: Wat is het gezag van de preek? Het is opvallend hoezeer Noordmans is gespitst op de geschiedenis. Hij zegt zelfs ergens: ’God spreekt tot ons door wereldgebeurtenissen.’ En: ‘Om te kunnen preken moet je Gods stem, die in de geschiedenis spreekt, kunnen verstaan”. Dat is nogal wat.

De prediking heeft een zeer centrale plaats in de theologie van Noordmans. ‘In de prediking ligt de wereldhistorische betekenis van de westerse kerk. Het hart van de kerkgeschiedenis, van Paulus tot Martin Niemöller en Kaj Munk, is de geschiedenis van de prediking.’ De preek als seismograaf van Gods handelen in de tijd…

Bouter: ‘Daarbij moet je de ‘oordelen Gods’ niet uitsluitend interpreteren als de grote actuele wereldgebeurtenissen als 9/11, maar eerder in de zin van Karl Barth, dat Gods oordeel ons zegt dat wij zondaar zijn, en dat eveneens Gods oordeel in Christus ons als gerechtvaardigd stempelt. Dat oordeel gaat voorop. Bepalend is hoe God jou ziet; dat is de essentie van de ‘oordelen Gods’.

Maar de verkondiging van dat oordeel klinkt altijd tegen een achtergrond van de wereldgeschiedenis. Noordmans zegt ergens dat ‘de donder van de wereldgebeurtenissen de prediking bevestigt’. In dat verband moeten we ook zijn opmerking verstaan dat God zich in de historie openbaart; eerst in Israël, later in Christus. Petrus en Paulus verstonden dat, want in tegenstelling tot het jodendom onderkenden zij dat op Golgotha het oordeel Gods zich had voltrokken.

De ‘oordelen Gods’ moet je dus niet uitsluitend verstaan als het duiden van de actualiteit, want dat kan gemakkelijk leiden tot kortsluiting. Bij de inval van Amerika in Irak, in 1991, hebben we gezien hoe dat kan ontsporen. Allerlei apocalyptische taferelen werden zo rechtstreeks uit Openbaringen naar het heden overgezet. Dat heeft nergens toe geleid.’

Maar de geschiedenis is toch niet beperkt tot het oordeel dat zich op Golgotha heeft voltrokken?

‘Nee zeker, de Geest stuwt ook de wereldgeschiedenis voort. De prediking heeft zeker de opdracht om de gebeurtenissen te duiden in het licht van het evangelie.’

De Tweede Wereldoorlog lijkt bij Noordmans wel een dergelijk een ‘oordeel Gods’. ‘Het rad van de tijd is een volle tand verzet’, schrijft hij.

‘Ja, hij heeft die gebeurtenis geduid als het einde van de westerse kerk. Hij moet gedacht hebben: nu moet er echt iets nieuws komen.’

Waarom dacht hij dat?

‘In de jaren dertig had hij de hoop dat de kerk de catastrofe nog kon keren. De kerk zou in staat moeten zijn om boven de grenzen van landen en volken mensen te verenigen rondom Christus. Maar de kerk zweeg in die jaren, zeker in Nederland. De kerk was ook niet in staat om met een nieuwe kerkorde te komen, om getuigend aanwezig te zijn in de samenleving. Die situatie, gevoegd bij de herinneringen aan de catastrofe van de Eerste Wereldoorlog, De Koude Oorlog met de atoomdreiging, maakten dat Noordmans rekening hield met een snel naderend wereldeinde.’

Noordmans had dus wel voortdurend een sensitiviteit voor de tijd waarin hij leefde en preekte. Is dat iets wat u meeneemt vanuit uw onderzoek naar uw eigen preken.’

‘Zeker. Ik ben altijd geïnspireerd geweest door dr. W. Aalders en diens theologie. Aalders was een tijd-betrokken theoloog zonder in de tijd onder te gaan. De omgang met zowel Noordmans als Newman heeft die sensitiviteit voor onze huidige context versterkt.’

Vindt u dat een last of een roeping, om u in de preek te verhouden tot de tijd?

(Na een korte denkpauze): ‘Nou, laat ik allebei maar doen. Als je een rationele, afgeronde dogmatiek hebt, hoef je die alleen maar zondag aan zondag te verkondigen. Maar als je oog krijgt voor verschuivende contexten, de dynamiek van ons kijken naar de werkelijkheid, ons zelfbewustzijn, de hermeneutiek… en dan komen daar de wereldgebeurtenissen ook nog eens bij, maakt dat alles het duiden van de bijbelteksten heel complex. Anderzijds heeft die hang naar de werkelijkheid, want dat is het eigenlijk, – die je zowel bij Noordmans als Newman vindt – ook iets moois. Je moet in de werkelijkheid staan, niet in gedachteconstructies. Noordmans verwijt de gereformeerde orthodoxie van zijn dagen dat ze erg cartesiaans bezig is. Tegenover die denk-constructies is zijn nadruk op de Geest wel weer begrijpelijk.’

Noordmans was misschien meer ziener dan systematisch-theoloog. Je krijgt soms de indruk dat hij anticiperend al meemaakte, wat wij, eenvoudiger zielen, nu, decennia later, ook doorkrijgen. Als we de lijn van zijn gedachten zouden doortrekken, leven wij dan in een wezenlijk andere tijd dan hij, met een nieuwe uitdaging, een nieuwe opdracht van de Geest? Is het donkere vermoeden van Noordmans minder geworden?

‘De liberale of zoals Noordmans het noemt: monistische – manier van geloven is sinds Noordmans’ tijd alleen maar sterker geworden. Bij evangelicale groepen zie je sterk de tendens dat men het liefst hoort wat men wil horen; het moet eenvoudig te behappen en vooral praktisch zijn, maar of het nu werkelijk altijd over God gaat en wat Hij te zeggen heeft… Menigeen kiest de kerk die hem het meest bevalt, waar hij zich prettig voelt. Dergelijke tendensen hebben het gezag van de kerk alleen maar afgebladderd. Daarbij dreigt nog een ander gevaar: Het evangelie maakt je waakzaam. Op het moment dat je het evangelie niet meer echt tot je krijgt, doordat het bij voorbaat wordt ingepast in jouw denkraam, dan neemt ook de alertheid op wereldgebeurtenissen en op geestelijke ontwikkelingen af. Dat is gevaarlijk, juist in deze tijd, waarin er onderhuids van alles lijkt te gisten.’

Wat ziet u, op grond van uw onderzoek, als imperatieven voor de prediking in het komende decennium?

‘Dat vond ik een van de moeilijkste vragen die jullie me mailden. Ik maak een zeker voorbehoud, omdat ik het al moeilijk genoeg vind om het geloof over te dragen aan mijn eigen kinderen. Imperatieven voor de prediking opstellen, is een erg groot ding.

‘Schuld’ is, denk ik, een belangrijk thema voor de prediking in de komende tijd. De moderne mens lijkt een soort ongevoeligheid, een immuniteit te hebben opgebouwd voor het evangelie. Maar er is altijd nog de stem van het geweten. Newman zegt: het geweten is Gods stem die spreekt als ‘vanachter een gordijn’, omfloerst. Het is een zachte fluistering. Als je hem niet wilt horen, wordt die stem alleen maar zwakker en na verloop van tijd hoor je hem niet meer. Je kunt hem dus tot zwijgen brengen. Maar als je er naar gaat luisteren, dan gaat hij sterker spreken.

In 2014 las ik een artikel van Stefan Paas in Wapenveld over het schuldbegrip bij de moderne mens. Hij noemde Peter Hitchens, Francis Spufford en Willem Jan Otten, drie moderne, ontwikkelde mensen die alle drie op een zeker moment in hun leven een ervaring van schuld, van verlorenheid zelfs, opdeden. Bij Hitchens gebeurde dat bijvoorbeeld toen hij naar een middeleeuws schilderij over het Laatste Oordeel keek. Plots flitste het door hem heen: ik ben zo’n verdoemde…

Er zijn veel manieren waarop je God op het spoor kunt komen, maar mét Newman denk ik dat het jezelf ervaren als zondaar de belangrijkste is. Erik Borgman, die ik als cultuurtheoloog hoog acht, vroeg bij mijn promotie of het geweten bij Newman niet ruimer moet worden geïnterpreteerd, bijvoorbeeld als bewustzijn van schoonheid. Ook langs die weg zou je immers God op het spoor kunnen komen. Ik denk dat sommige passages bij Newman aanleiding geven tot die veronderstelling, maar ook Newman zou zeggen dat de esthetica je niet het Evangelie binnen brengt. De ervaring van schuld vormt je hart, zegt hij. En vanuit het hart werkt al ons verstaan van de werkelijkheid. Als je hart niet ootmoedig is, dan zul je God niet op het spoor komen. Hooguit een god die de god van jouw denkbeelden is. Maar als je eerst je eigen schuld hebt leren inzien, als je hart is verbrijzeld, om het maar even in termen uit onze traditie te zeggen, dan kun je eigenlijk pas gaan ontdekken wie God is.’

Schuld dus. Dat zal in veel gevallen dan de herontdekking van schuld worden. Want dat thema lijkt uit heel veel preken te zijn weggesijpeld.

‘Eens. De opvattingen over schuld en de rol die hij toedicht aan het geweten geven me een sterke band met Newman. In het begin begreep ik dat helemaal niet, ik vond het gewoon mooi, het sprak me aan. Later ontdekte ik dat dit samenhangt met zijn manier van godskennis. In het geweten begint God te spreken in ons leven. Zo kan ik ook die ervaringen van Hitchens, Spufford en Otten plaatsen. Newman benadrukt dan de gezindheid van het hart. Je kunt, zegt hij, talloze argumenten aanvoeren waarom het geloof waar is, die allemaal stuk voor stuk betrouwbaar zijn, maar als het hart niet wil, als het hart zich niet verootmoedigt… . En hoe komt het nu zover komt dat iemand toch gaat luisteren naar die stem achter het gordijn? Uiteindelijk komt Newman dan toch uit bij de uitverkiezing.’

Zijn er naast ‘schuld’ nog andere thema’s die u van wezenlijk belang acht voor de prediking in de komende tijd?

‘Tijdbetrokkenheid, maar dat lijkt me een open deur.’

De manier waarop die wordt vormgegeven kan nog wel veel verschillen.

Ja, ik denk dat we met name veel kunnen leren van grote theologen uit de kerkgeschiedenis. Persoonlijk heb ik het als een manco ervaren dat de theologische opleiding – ik deed de zaterdagopleiding – heel sterk op exegese georiënteerd was. Exegese is heel belangrijk, maar ik heb toch veel meer geleerd van grote theologen uit de kerkgeschiedenis. En die kwamen er bekaaid af, tijdens de zaterdagopleiding. Weinig traditie, veel Woord. Als ik zie wat Noordmans en Newman mij gegeven hebben – dat had ik nooit door zelfstandige Schriftstudie kunnen ontdekken. Het bewijst maar eens dat je toch grote, door de Geest onderwezen mensen moet hebben die vergezichten voor je openen.

Momenteel lees ik het eerste deel van het Verzameld Werk van Joseph Ratzinger, dat bezig is te verschijnen. In zijn dissertatie over het kerkbegrip bij Augustinus vind ik zoveel schitterende passages. Volgens mij zouden wij als protestanten er goed aan doen, in studiekringen dat Verzameld Werk van Benedictus te gaan lezen. Alle wezenlijke componenten van theologie komen hierin terug. Ratzinger is een theoloog die uit Duitsland komt, dus iemand die de Reformatie tot zich genomen heeft; iemand die intellectueel gezien briljant is, die zich de Europese denkgeschiedenis tot en met de moderne tijd heeft eigen gemaakt; en daarnaast iemand die vanuit de Schrift theologiseert.’ Rome heeft zo’n man gekregen om het hoogste ambt te bekleden!’

Terug naar het proefschrift: Interessant zijn de observaties van Newman over het gevaar van de preek als event. Deze prediking is dan gericht op de emotionele prikkel, en ze heeft vaak een korstondig effect, maar ze bewerkstelligt een diepe ongevoeligheid, schrijft u. Steeds sterkere prikkels zullen nodig zijn om het beoogde effect nog te bereiken, tot het niet meer lukt. Hoe waardeert u de emotionele en appellerende prediking die in evangelicale kring gangbaar is? Is dat, om met Newman te spreken, een legitiem ingaan op het ‘impressionabel zijn van de mens van vandaag’, of is het ‘een voorstadium voor een nog diepere ongevoeligheid’?

‘Laten we voorop stellen dat evangelischen met hun wijze van preken veel jonge mensen aan zich weten te binden. Je moet altijd bereid zijn om van het goede te leren. Ik heb alleen grote aarzelingen of hun initiatieven de kerk verder helpen. Door de velen afsplitsingen verbrokkelt de kerk. Je krijgt allemaal groepjes die weinig onderling verband hebben, die ook uit elkaar gaan vallen, zoals twee jaar geleden met de Doorbrekers. Hier vlakbij bevindt zich een evangelische gemeente die groeit als kool. Ik vraag me wel af hoe zich dat op langere termijn ontwikkelt. In zo’n context van één voorganger, volop in de spotlights en op een bepaalde manier geadoreerd, ontstaat al gauw een nieuw type paus. En ik denk:, niet het prettigste soort paus. Je kunt al medelijden hebben met de Rooms-katholieke pausen die zoveel verering naar zich toekrijgen. Hoe houden ze zich staande? Maar hoe moet dat gaan met de evangelische pausen? Dat kan alleen door een intensief gebedsleven.

En er speelt nog iets anders mee. Een collega zei laatst tegen me: ‘De Rooms-katholieke kerk kan zulke grote mensen voortbrengen als Benedictus XVI, doordat deze mensen zij zich eerst helemaal aan het systeem hebben onderworpen. Ze zijn groot geworden binnen het systeem en zijn langs deze weg van betekenis geworden’. Dát zie je niet bij evangelischen. Daar is het juist andersom: die beginnen hun eigen systeem en worden daarin groot. Hoe kun je dan je nederigheid bewaren? Dat vergroot alleen maar de risico’s en het gevaar.’

Ze zitten op de punt van hun eigen pyramide.

Ja, en ze hebben amper kennis van de Europese geschiedenis, terwijl zo’n Benedictus daarin is doorkneed. Zulke intellectuele bagage maakt je ook al een stuk bescheidener.’

Maar goed, het emotionele, appelerende van hun prediking wilt u wel van hen overnemen.

‘Dat is een sterk punt, al kun je je inderdaad afvragen of het niet een voorstadium is van een nieuwe ongevoeligheid. Wat wordt er in de preek overgedragen? ‘Het bloed van het kruis is nodig voor de afwassing van je zonden – die kern wordt gerepeteerd. Er staat dan een groot kruis op het podium. Maar, heb je dan ook het evangelie gebracht? Je bewerkstelligt erdoor dat allerlei christenen zich in hun eigen kamertje aan het kruis vastklampen, maar ze missen ten ene male het besef dat er een kerk is in de wereld, dat de wereldgeschiedenis een bepaalde gang neemt en dat de kerk daar een plek in heeft.

Omdat dat tastbare van de kerk ontbreekt, kan het zijn dat er vandaag iemand op het podium dingen zegt die jou raken, maar dat je over drie jaar ontdekt dat er twee hallen verderop iemand preekt die je nog meer raakt. Dan ga je daar achteraan. Je bent dan eigenlijk alleen nog maar op zoek naar je eigen gevoelens.

Het gevaar van de traditionele protestantse gemeenten is dat het er soms erg rationeel aan toe kan gaan. Je moet toch het hart zien te raken. Dat punt verbindt de evangelische beweging met het bevindelijke van onze traditie.’

Per saldo uit u scherpe kritiek op evangelische gemeentestichtings-initiatieven. Vindt u dat er vanuit de kerk helderder stelling moeten worden genomen, tegenover allerlei evangelische voormannen die zo ‘voor zichzelf beginnen’?

‘Newman zegt ergens: soms zit in een bepaalde ontwikkeling een verborgen gebrek dat pas in de loop van de tijd openbaar komt. Dat is volgens mij nu wat je in het protestantisme ziet gebeuren. De Reformatie heeft gezegd: Waar het Woord is, daar is de kerk. Maar juist in de ontmoeting met de evangelischen zie je het fundamentele tekort van dat adagium. Zij hebben toch ook het Woord? En sterker nog, de mensen trekken steeds massaal daar naartoe waar zij denken dat ‘het woord is’. Daar vinden ze altijd wel een weg in. Het is een adagium zonder kerkbegrip.

Ook in eigen huis hebben we als Protestantse Kerk datzelfde probleem. In 2004 is de Hervormde kerk opgeheven. Dat was een breuk in de continuïteit met de kerk der vaderen, waarin je nog iets proefde van het katholieke, verbroken. Wie heeft er nog een besef dat de PKN de historische kérk is? Die mag wat mij betreft opstaan.’

Dit klinkt alsof we bij een hersteld hervormde dominee op bezoek zijn.

‘Hoe je het wendt of keert, er is bij de vorming van de PKN iets omgezet. Harmen van Wijnen zei onlangs in een gesprek naar aanleiding van zijn dissertatie: Protestantse jongeren zijn wel met het evangelie bezig, maar met de kerk hebben ze niets. In Rooms-katholieke kring zal je zoiets niet snel vinden. Daar hebben jongeren òf iets òf niets met de kerk, maar dat je iets náást de kerk gaat doen, dat zul je daar niet zo snel zien gebeuren. Waarom niet? Omdat daar ook in de prediking de kerk altijd aanwezig is. Hier wordt het evangelie verkondigd, wij bedienen de sacramenten, maar de Kerk heeft daarin nauwelijks een plaats. Het heeft te maken met een soort zelfbewustzijn van de kerk. De Hervormde kerk heeft dat ook heel lang gehad, maar de PKN heeft dat niet meer.

Het is misschien al fout gegaan bij de Kerkorde van 1951, toen de Hervormde kerk een gestalte werd genoemd. Dat was al een relativering, want er zijn dan immers meerdere gestaltes. Uiteindelijk moet het protestantisme zich erbij neerleggen dat er meerdere gestaltes zijn, al vanaf de zestiende eeuw. Er is in het protestantisme geen historische gestalte, want ‘waar het Woord is, is de kerk’. Dat is de makke.’

Dat resulteert onvermijdelijk in verbrokkeling.

Ja, daarom denk ik dat de oplossing is dat we ons op Rome richten. Dat is een historische kerk met de continuïteit van eeuwen. En dat vind ik nu een van die oordelen, die vallen in de geschiedenis, zoals Noordmans zegt. Wat zie je in de twintigste eeuw gebeuren? Dat die rooms-katholieke kerk een enorme ontwikkeling doormaakt en allerlei goede dingen van de Reformatie in zich opneemt. Daarnaast heeft deze kerk in die tijd ook nog een aantal eminente pausen op rij gekend. Is het niet verwonderlijk dat, waar het protestantisme verbrokkelt en het Rooms-katholicisme met diezelfde secularisatie te maken heeft, er uitnemende pausen aan het roer hebben gestaan? Benedictus, en daarvóór Johannes Paulus II. In 1997 kwam de paus in Cuba, een atheïstisch land. Hij stapte de vliegtuigtrap af, kuste het asfalt, liep naar de microfoon en hij riep de Cubaanse jeugd op hun hart te geven aan Christus. Dat is de katholieke kerk van de twintigste en de eenentwintigste eeuw.’

Wat bedoelt u concreet met uw pleidooi om ons te oriënteren op Rome? Tot waar voegt u de daad bij het woord?

‘In mijn dissertatie wilde ik geen blauwdruk geven, als zouden we allemaal Rooms-katholiek moeten worden. Dat is me te kort door de bocht. Maar het begint met oriëntatie: kijk toch eens wat er in die kerk gebeurt.’

Dat wordt vaker door protestantse theologen gezegd en zeker niet door de minste.

‘Ja, door individuen, maar is het ook de kerkelijke lijn? Nee, de kerkelijke lijn is dat we ons veel meer richten op de evangelicalen, ontmoetingen met pinksterbroeders, etc. Sowieso zie je bij de kerkelijke leiding dat er weinig kleur wordt bekend. Ik snap het wel, met zo’n kar met kikkers…. Maar dat kleur bekennen zie je nu juist wel in de Rooms-katholieke kerk, daar is de leiding heel uitgesproken en krachtig. Een van de laatste encyclieken van Fransiscus over de ecologie, wordt door de halve wereld gelezen. Daarin verbindt hij ecologie en zorg voor de schepping met relatievormen en het waarheidsbegrip. Ik zie momenteel maar één kerk die in staat is om dit soort dingen met gezag te doen.’

Welk signaal zou u graag vanuit de protestantse hoek willen horen?

‘De leiding van de kerk zou om te beginnen elke encycliek die verschijnt moeten bestuderen en erop reageren, daarmee in gesprek moeten gaan. Laten er gesprekskringen worden georganiseerd over publicaties uit Rooms-katholieke kring, bijvoorbeeld over het Verzameld Werk van Benedictus. In sommige protestantse kringen klinkt slechts de mantra ‘Rome is niet veranderd’. Hebben die mensen dan hun ogen in hun zak?

Het is wachten op de grote geloofsgreep…

‘Terugkeren naar de ene concrete, tastbare kerk. En het wordt ons heel makkelijk gemaakt, want Rome toont zich op een wijze die adembenemend is.’

Dit pleidooi staat ook ver af van alle pogingen die op protestants erf worden ondernomen om te komen tot een Nationale Synode.

‘Een nationale synode van allerlei protestanten, die het ergens eens moeten gaan worden. Ik vind het jammer voor hen die er hard mee bezig zijn, maar ik verwacht er niets van. Je ziet ook hoe het leidt tot onverkwikkelijke discussies, zoals recent in het RD. Er zit geen power in, geen betoning van geestkracht. Dat vind ik nu in Rome wel. Al heb ik het niet over de plaatselijke parochies, die kunnen heel uitgeblust zijn.’

Om ook maar te zwijgen over de top van de Rooms-katholieke kerk hier te lande… De aartsbisschop ziet u als protestant amper staan.

‘We hebben hier respectabele bisschoppen hoor. Maar ik zie ook wel de minpunten. Er zijn ook mindere pausen geweest. Ik vind het mooie in de Rooms-kathoilieke kerk dat deze gewoon het gezag wat er is aanvaardt. Deze leiders krijg je van God. Daar zul je het mee moeten doen.

Proeft u veel openheid voor uw pleidooi binnen de protestantse kerk?

‘Ik merk dat mensen oprecht hunkeren naar een kerk. Naar een kerk die onderdeel is van het wereldwijde geheel. W. Aalders schreef jaren geleden al over ‘het verlangen naar een gezag van ‘s Heren wege boven mij’. Veel hervormden zijn diep in hun hart kerkelijke mensen. Ze zeggen: een kerk is over je gesteld, die heeft iets over jou te zeggen, ook over je persoonlijk leven. Je mag die kerk wel tegenspreken, maar uiteindelijk doe je wel wat ze zegt, want ze is de kerk. Dat is ook erg samenbindend, in deze tijd waarin ieder graag zijn eigen zin doet.’

Zojuist hadden we het over het spreken over schuld daar lijkt een taboe op te rusten. Dit lijkt ook een taboe, want je zult vandaag de dag toch weinig mensen tegenkomen die zeggen dat ze behoefte hebben aan gezag. De politiek, de politie-agent, de onderwijzer op elk niveau zie je eerder het deconstrueren van gezag. U zegt: daaronder sluimert het verlangen naar waarachtig gezag?

‘Absoluut. Onlangs is Evelien Tonkens hoogleraar geworden aan de Universiteit voor Humanistiek. Haar inaugurele rede ging over gezag. De socioloog Jurriën Rood schreef er een boek over naar aanleiding van zijn onderzoek bij de politie naar het gezag van de agent.

Die moet het verwerven.

‘Nee, het moet geschonken worden. Want bij verwerven ligt de opdracht bij de agent. Natuurlijk heeft die ook een opdracht. Hij moet goed communiceren en moet durven optreden als het nodig is; – dat zijn volgens Rood twee factoren die belangrijk zijn bij gezag: optreden en communiceren. Ergens gelden die punten ook voor de kerk. Als een kerk zo bleek is als de Protestantse Kerk in Nederland, dan treedt ze niet op en verwerft ze ook geen gezag.

Een samenleving is gebaat bij gezag; daar is geen twijfel aan. Er moeten mensen zijn die het roer nemen en zeggen wat er moet gebeuren. Dat geldt in de kerk ook. Christen-zijn is ook dat je leert gezag te aanvaarden, kerkelijk gezag.’

Het ingewikkelde is dus dat mensen dat gezag in Veenendaal schenken aan evangelische leiders en niet aan dominees van de Hervormde gemeente.

‘Ja, maar na een aantal jaren ontdekken die mensen dat dit het niet is, en dan gaan ze naar een volgende. Vroeg of laat komt dan het moment dat ze denken: zal ik maar helemaal geen gezag meer aan iemand schenken? Ulf Ekman, de charismatische voorganger uit Zweden, heeft ook op zo’n punt gestaan, maar koos uiteindelijk voor Rome. Na een lange weg van toewending naar het subject ben je dan terug bij het begin. Bij Rome.’

Het kan niet anders of dat verlangen naar een kerk met gezag, moet u ook parten spelen op de preekstoel. Hoe werkt dat? Denkt u soms niet: was ik maar in dienst van een kerk met gezag?

‘Als je op de preekstoel staat, dan is het primaire gezag het Woord van God, dat je zo goed mogelijk hebt te verkondigen. Dat geldt ook voor de bisschop en de priester. Als je denkt te

kunnen leunen op de paus in Rome, terwijl je preek een flutverhaaltje is – dat kan niet. Het is de kracht van de Reformatie dat het Woord moet worden uitgelegd, het moet aan het hart worden gebracht. Dat blijft voor iedere dominee, hoe hoogkerkelijk of laagkerkelijk ook, de eerste opdracht.

De vraag is wel, hoe je manco’s in onze kerk aan de orde wil stellen. Dat doe ik maar mondjesmaat en dat wordt steeds moeilijker nu ik me zo openlijk uitgesproken heb. Want ik wil gemeenteleden ook niet in de gordijnen jagen, of het verwijt krijgen dat ik bezig zou zijn de gemeente richting Rome te bewegen.

Newman maakte in de loop van zijn leven de overstap naar de Rooms-katholieke kerk. ‘Het heeft ook met mijn eeuwig behoud te maken dat ik terugkeer’, zei hij. Daarmee zet hij de zaak wel op scherp. Het is geen spel of strategie, maar ernst.

‘Daarbij moet je wel bedenken wat Newman zegt in zijn ‘Grammar’: Egothism is true modesty. Beginnen bij jezelf is ware bescheidenheid. Hij zal zijn visie niet opleggen aan een ander. In zijn latere brieven, als hij inmiddels bejaard is, erkent hij dat er buiten de Rooms- katholieke kerk ook velen zijn die zalig worden. Al zijn vrienden uit de Oxford Movement die niet meegingen naar Rome, bijvoorbeeld. Maar zelf heeft hij sterk het gevoel gehad dat het zijn opdracht was: als ik zalig wil worden, dan zal ik naar Rome moeten gaan. Zoals hij ook al jong het besef had, dat het zijn opdracht was om ongetrouwd te blijven. In onze tijd wordt daar meteen een homoseksuele voorkeur achter vermoed, maar er is in zijn hele oeuvre – ook in de 33 boeken vol brieven van Newman – geen enkele aanleiding om dat zelfs maar te suggereren.

Zijn besliste keuzes, eerst om ongetrouwd te blijven en vervolgens om terug te keren naar Rome, geven aan zijn theologie een ernst. Als je dan kijkt wat dat heeft uitgewerkt in Rome, dan is dat voor mij weer een aanwijzing dat er met Rome echt iets aan de hand is. Newman schrijft in zijn kennisleer dat onze zekerheid vaak niet is gebaseerd op duidelijke bewijzen, maar veelal op aanwijzingen en waarschijnlijkheden. Dat geldt ook voor mijn kijk op Rome. Al die aanwijzingen en die waarschijnlijkheden: de Rooms-katholieke kerk met haar eeuwenoude traditie, ze maakt een spectaculaire ontwikkeling door in de twintigste eeuw, ze heeft een reeks indrukwekkende pausen gekend, ze heeft kans gezien een wereldwijde eenheid te bewaren. Plaats daartegenover de verbrokkeling en de zwakte van het protestantisme. Dit is veel meer dan Rome in de ban van de tijdgeest, die tendeert naar individuele expressie. Zijn dat allemaal niet aanwijzingen, waarschijnlijkheden, die met elkaar tot een ferme zekerheid leiden:, willen we het evangelie bewaren voor deze wereld, dan moeten we ons vastklampen aan Rome?’

Tegelijkertijd denken we aan die krasse zin uit uw proefschrift: ‘de Reformatie is een dode tak geworden’?

Dat zeg ik nergens in mijn proefschrift.’

Vindt u dat oordeel te hoogmoedig?

‘Als ik bij mezelf mag beginnen: ik heb het geloof mogen ontvangen in die tak, dus dan kan die niet dood zijn. Maar als ik de tendensen in het protestantisme zie, dan kan ik de tak moeilijk zeer vitaal noemen. Kijk naar de versnelling van het destructieve beginsel wat er vanaf het begin van de Reformatie ingezeten heeft: ieder kiest uiteindelijk gewoon zijn eigen club kiest.

De bijbel daarentegen is gericht op eenheid. Door de zonde is de verdeeldheid in de wereld gekomen. Kijk ook naar de beeldspraak in het Nieuwe Testament: lichaam, volk. ‘Ik bid U Vader, dat zij één zijn zoals wij één zijn.’ Dat is een heel sterke eenheid.’

Daarmee kwalificeert u de verdeeldheid in theologische termen als schuld. Als u het destructieve van de Reformatie contrasteert met de eenheid die er in de centrale bijbelse metaforen zit, maakt u het alleen maar ernstiger.

‘Ja. Dat kan ik natuurlijk wel makkelijk zeggen, omdat ik zie hoe aantrekkelijk Rome is; al besef ik dat ‘aantrekkelijk’ een subjectieve categorie is. Hoewel: in de 21ste eeuw zoekt Rome de Bijbel, verkondigt het evangelie in de wereld, en bewaart de eenheid. Dat is objectief vast te stellen. Rome imponeert en verheugt mij om die redenen.

Daarbij vel ik geen hard oordeel over de reformatoren. In de zestiende eeuw was Rome voor een flink deel een chaos. Maar toen ze die kerk verlieten, verlieten ze een levende kerk. Dat zegt zelfs Noordmans uiteindelijk ook. Hij schrijft: ‘Wij hebben het besef dat onze voorvaders geen dode kerk verlieten toen ze in de zestiende eeuw wegtrokken.’ Veel protestanten blijven in de 16e eeuw hangen, maar nu, vijf eeuwen later, zien we een ander Rome en ook een heel ander protestantisme. Een ander Europa ook, hevig geseculariseerd, waar de boze geesten wachten tot ze hun intrek kunnen nemen in het lege huis. Wie zou in staat zijn om dat proces te keren? Wat valt nu op in deze tijd? Mij valt dan de kracht van Rome op.’

Het proefschrift ‘Geloven op gezag’ van dr. E. Bouter bestellen

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken