Menu

Basis

Psalmen lezen in een kleine groep met behulp van lectio divina

Een contextuele leesmethode voor existentieel-spirituele betekenisverlening[1]

Inleiding

De Psalmen vormen al eeuwenlang het ‘liedboek’ van Joodse en christelijke gelovigen. Ze worden zowel individueel als gemeenschappelijk gezongen, gelezen en gebeden. Tot op de dag van vandaag zijn psalmen prominent aanwezig in de liturgie van protestantse kerken. Calvijn schrijft dat het boek van de Psalmen alle delen van de ziel ontleedt, ‘omdat er geen aandoening in de mens is, die hier niet als een spiegel voorgesteld wordt.’[2]

Nieuwtestamenticus Tom Wright wijst voorbij deze spiegelende functie ook op de poëtische taal, het brede zicht op de menselijke ervaringswerkelijkheid dat in de psalmen wordt ontvouwd en op de esthetische aantrekkingskracht van psalmen.

Anyone at all whose heart is open to new dimensions of human experience, anyone who loves good writing, anyone who wants a window into the bright lights and dark corners of the human soul – anyone open to the beautiful expression of a larger vision of reality should react to these poems like someone who hasn’t had a good meal for a week or two.[3]

Om meer inzicht te krijgen in het proces van betekenisverlening aan een psalm, hebben wij onderzoek gedaan naar de effecten van de leesmethode van de lectio divina in leesgroepen in twee verschillende kerkelijke gemeenten en een pioniersplek.[4] Onze vooronderstelling was dat juist deze methode mogelijk zou kunnen leiden tot wat wij aanduiden als existentieel-spirituele betekenisverlening. Hierbij gaat het om de betekenis die gelovigen in een bepaalde context aan een Bijbelse tekst verlenen met het oog op hun leven voor het aangezicht van God (coram Deo).

Wij volgen hierbij Paul Ricoeur die in zijn essay Naming God aangeeft dat religieuze ervaringen in taal worden uitgedrukt en dat deze ervaringen ‘te denken geven’, tot handelen kunnen aanzetten en gevoelens teweegbrengen. Toegepast op het lezen en beluisteren van Bijbelse teksten, kan existentieel-spirituele betekenisverlening van cognitieve, praktische en/of emotionele aard zijn.[5] Ricoeur heeft daarbij oog voor het ‘betekenissurplus’ van metaforische taal, zoals we deze in de psalmen veelvuldig aantreffen. Hij stelt zich bovendien in zijn Bijbelse hermeneutiek op als een luisteraar, die open staat voor de presentie van God waarnaar de poëtische wereld van de Schrift verwijst.

Ricoeur heeft oog voor het ‘betekenissurplus’ van metaforische taal, zoals we deze in de psalmen veelvuldig aantreffen

Ricoeur benadert openbaring dus in de modus van het luisteren.[6] Vervolgens begint het reflecteren op openbaring met het ‘discours van het geloof’[7] door de geloofsgemeenschap. In Philosophy and Religious Language stelt Ricoeur dat het doel is om zo dicht mogelijk te naderen tot ‘de meest oorspronkelijke taaluitingen van een geloofsgemeenschap, en wel de taaluitingen waarin de leden van deze gemeenschap hun ervaringen hebben geïnterpreteerd, zowel voor henzelf als in het belang van anderen.’[8]

Het proces van betekenisverlening aan een psalm begrijpen wij in ons onderzoek dan ook als een spirituele dialoog van een, zij het kleine, geloofsgemeenschap: als deelnemers gezamenlijk een psalm lezen, gaan zij zowel een dialoog aan met de tekst en via de tekst met God, alsook met hun eigen levenservaringen en met de levenservaringen en de betekenisverlening van de andere deelnemers.[9] Psalmen zijn door de eeuwen heen gebruikt om te bidden. Een ‘gebeden lezing’, zoals de lectio divina deze biedt, waarmee juist een dialoog tussen de gelovige en God beoogd wordt, leek ons daarom passend voor het lezen van psalmen.

Anders dan bij contextueel Bijbellezen hebben wij primair ingestoken op de tekst van de psalm en niet op de context. Het was de psalm die werd beluisterd, zowel in muziek als in de langzaam gesproken lezing. Toch zullen we zien dat de context van essentieel belang is voor de betekenisverlening aan de tekst, in dit geval de levens- en geloofservaringen van de deelnemers in relatie tot hun eigen bestaanscontexten. Inspiratie voor ons onderzoek vonden wij in het onderzoek van Piet Zuidgeest, die in 2001 in Nijmegen promoveerde op een empirisch onderzoek naar het lezen van psalmen met deelnemers van een rouwgroep.[10] Zuidgeest koos voor onder andere klaagpsalmen, maar ook Psalm 23, en ontdekte dat in de context van rouw met name het thema van de afwezigheid van God resoneerde bij de deelnemers.[11]

We zien dat de context van essentieel belang is voor de betekenisverlening aan de tekst, in dit geval de levens- en geloofservaringen van de deelnemers in relatie tot hun eigen bestaanscontexten

Waar Zuidgeest zich concentreerde op de verhouding tussen de individuele gelovige en de psalm en via de psalm met God, kozen wij ervoor om ook in te zoomen op de groepsdimensie in de betekenisverlening. Dat aspect bleef naar ons inzicht in het onderzoek van Zuidgeest onderbelicht. Bij de leesmethode van de lectio divina is het lezen van de tekst met een kleine groep echter een mogelijkheid. Er wordt soms zelfs een afzonderlijke fase mee aangeduid: de collatio. Hierin worden individueel opgedane inzichten uit de eerdere fasen met een kleine groep getoetst.[12] In ons onderzoek hebben wij echter alle fasen laten plaatsvinden in de groepen.

De vier tredes of trappen van de lectio divina

Wereldwijd wordt er veel over lectio divina geschreven.[13] In Nederland is de lectio divina-methode van Bijbellezen de laatste jaren onder de aandacht gebracht door de benedictijnse oblaat Wil Derkse,[14] en ook door Jos Douma,[15] Wim Reedijk[16] en Jos de Heer.[17] De leesmethode heeft haar oorsprong bij de kerkvaders in de vierde eeuw, waarbij voor de verbreiding in het Westen vaak de naam van Cassianus (360-435) wordt genoemd, die de methode bij woestijnvaders had leren kennen.[18]

Het is belangrijk om de tekst zo te ontvangen alsof deze vandaag voor het eerst klinkt

Uit de veelheid aan bronnen over de fasen van de lectio divina kiezen we hier voor de publicaties van Enzo Bianchi.[19] De keuze voor Bianchi is mede ingegeven door het gegeven dat hij reeds tientallen jaren als monnik leeft en de methode talloze malen heeft beoefend. Bianchi maakt voor wat hij aanduidt als ‘spirituele exegese’,[20] gebruik van een beroemde twaalfde-eeuwse brief van de karthuizer monnik Guigo II (1114-1188), die, op basis van de Jacobsladder, vier fasen of zogenaamde ‘tredes’ of ‘trappen’ in de lectio divina onderscheidde.

De eerste trede van de gebeden lezing is de lectio of lezing. Dit is een eerste aandachtige lezing, op een vastgestelde tijd, op een rustige plek, van een vastgestelde perikoop. Hierbij is het belangrijk om de tekst – Bianchi verwijst steeds naar ‘het Woord’ – zo te ontvangen alsof deze vandaag voor het eerst klinkt.[21]

De eerste trede gaat bijna naadloos over in de tweede trede van meditatio of mediterende overdenking. De overdenking kan volgens Bianchi op verschillende manieren gedaan worden: door de tekst herhalend te lezen, door het centrale thema in de tekst nauwgezet te bestuderen of door te zoeken naar de oorspronkelijke en heilzame betekenis van een tekst. Een belangrijke theologische kanttekening die Bianchi bij de overdenking plaatst, is dat mensen niet uit zichzelf in staat zijn de Bijbel te doorgronden. Daartoe moet de overdenking een dialoog worden tussen ‘ons, de Geest en Christus, die uit de Bijbeltekst tevoorschijn treedt als het beeld van de Vader’.[22]

Mensen zijn niet uit zichzelf in staat om de Bijbel te doorgronden

Volgens Bianchi vormt de oratio oftewel het gebed, de derde trede. Hierbij is het de bedoeling dat men in de geest van de tekst bidt. Wanneer er een klacht klinkt in de tekst, klaagt men; is er sprake van lofprijzing, dan looft men. De ervaring van de tekst is namelijk een spiegel van de mens, zo spreekt Bianchi Augustinus na.[23] Tussen de meditatio en de oratio kan ook een groep worden geraadpleegd om inzichten te toetsen, de eerdergenoemde collatio.

Na het gebed komt bij Guigo II de vierde trede: de contemplatio of aanschouwing. Hierbij gaat het erom (woordloos) van Gods aanwezigheid door het Woord te genieten.[24] In de woorden van Bianchi: ‘De blik van God waarvan wij ons in de lectio divina bewust geworden zijn, wordt nu in ons onze diepere blik, waarmee wij de realiteit gadeslaan en de mensen om ons heen, door er Gods aanwezigheid in te ontwaren die overal is.'[25]

Opzet van het onderzoek

In ons onderzoek kozen wij ervoor om Psalm 16 centraal te stellen. Het is een niet erg bekende psalm waarin een aantal thema’s aan de orde komen. Het lijkt hierin te gaan over vertrouwen op God en over schuilen bij God, maar ook over de machtigen of goden op wie je zou kunnen vertrouwen. De psalm gaat in op het leven van alledag en spreekt over leven met uitzicht op of voorbij de dood.

Bij alle groepen is een andere Bijbelvertaling gebruikt en zijn ook verschillende liederen gezongen

Het onderzoek werd uitgevoerd in twee kerkelijke gemeentes en een pioniersplek. De Bron in Groningen is een gemeente met een liberale theologische ligging, waar men naar eigen zeggen ‘minder van het bidden, en meer van het doen’ is. De hervormde gemeente in Dorkwerd kent een orthodoxe theologische ligging en is gesitueerd op het Groninger platteland, ofschoon de afstand tot de stad klein is. Het Pand in de Korrewegwijk in Groningen is een pioniersproject verbonden met de Martinikerk, waarbij de jongvolwassen deelnemers aan de groep waarmee het onderzoek is uitgevoerd betrokken waren bij een sportproject. In overleg werd er telkens voor gekozen om in reeds bestaande gespreksgroepen onderzoek te doen. Al bij de eerste gemeente werd duidelijk hoe belangrijk het is om bij het aanbieden van een nieuwe leesmethode aan te sluiten bij wat in een gemeente gebruikelijk is. Daarom hebben we in alle groepen een andere Bijbelvertaling gebruikt en ook verschillende liederen laten zingen.[26]

De bijeenkomsten waarin een groepsgewijze lectio divina van Psalm 16 plaatsvond, zagen er als volgt uit. Na enkele formaliteiten, uitleg over de avond en een kennismakingsrondje door de onderzoeker, nam de gespreksleider – steeds iemand vanuit de onderzochte groep – het stokje over. De onderzoeker was vanaf dit moment participerend observant. Het eigenlijke groepsgesprek begon met een bijpassend lied. Vervolgens volgde een openingsgebed, de lectio divina van Psalm 16 in vier tredes, en een kort dankgebed. Na de lectio konden alle deelnemers één woord of zin delen die hun aansprak in de psalm; na de meditatio gingen de deelnemers met elkaar in gesprek over wat hen aansprak; bij de oratio werden deelnemers uitgenodigd een kort gebed naar aanleiding van de meditatie en het gesprek uit te spreken; en in de contemplatio konden de deelnemers in stilte nogmaals de tekst ervaren.

Hoe verlenen deelnemers aan leesgroepen via een lectio divina-methode betekenis aan een psalm?

Bij elke trede werd de psalm opnieuw gelezen en volgde een aantal minuten stilte. Na afsluiting van de gehele lectio divina met een dankgebed volgde een korte pauze. Na de pauze nam de onderzoeker de leiding over van de gespreksleider, om een focusgroepgesprek over de groepsgewijze lectio divina te leiden. Bij een focusgroepgesprek gaan deelnemers onder leiding van een onderzoeker met elkaar in gesprek over een specifiek thema.[27] Tijdens de focusgroep vond een terugblik op en evaluatie van de lectio divina plaats. We kozen voor deze onderzoeksmethode omdat hierbij, evenals bij de groepsgewijze lectio divina, juist de onderlinge interactie van belang is. Tijdens het focusgroepgesprek kon de onderzoeker de eigen observaties tijdens de lectio divina toetsen en werden de deelnemers aangemoedigd om samen te reflecteren op hun betekenisverlening aan de psalm tijdens de verschillende tredes.

Analyse

De centrale vraag voor ons onderzoek was hoe deelnemers aan leesgroepen via een lectio divina-methode betekenis verlenen aan een psalm. In deze paragraaf geven we, binnen de beperkte ruimte van dit artikel, een aantal thematisch geordende kernpunten weer die inzichtelijk maken op welke manier betekenisverlening plaatsvond tijdens de groepsgesprekken.

Lectio divina: het belang en de impact van de leesmethode

Het geheel van de lectio divina-methode bleek een manier om de psalm ‘in te stappen in de dialoog met God’ die in de tekst klinkt. De deelnemers in elk van de drie leesgroepen benadrukten vooral de herhaling, de rust en de aandacht die de leesmethode met zich meebracht. Bianchi gebruikt voor de herhaling het beeld van ‘kauwen en herkauwen van het Woord’, een proces waarin de gelovige Gods Woord tot zich neemt, zodat het weer een levend Woord voor vandaag wordt.[28] Ada, uit de groep van De Bron, sprak haar verbazing erover uit dat ‘hoe vaker je het leest, hoe meer eruit komt.’

In Dorkwerd gaven deelnemers aan dat hun aandacht juist door de herhaling op nieuwe zinsneden of woorden werd gericht. Zo stelde Leona dat haar steeds weer nieuwe verzen opvielen, ‘als je vaker de psalm leest, dan zie je… inderdaad… meer.’ Ook bij Het Pand ervoeren de deelnemers dat ze de tekst zowel breder als dieper konden onderzoeken. ‘Dat het niet is: je leest het, en je gaat naar het volgende, of… Je hebt even heel rustig de tijd om erover na te denken.’

“Hoe vaker je het leest, hoe meer eruit komt.”

De stilte bleek van groot belang te zijn. Het blijkt een stilte te zijn die ruimte geeft voor een persoonlijk denkproces dat het innerlijk geloofsleven stimuleert.[29] Bij Het Pand werd de stilte wel verschillend gewaardeerd. Leonie ervoer een groot contrast tussen deze vorm van Bijbellezen en de activiteit van het sporten na de leesgroep. Ze vond de overgang wat abrupt. In dezelfde groep vond Rachel de stilte fijn, met de ‘traagheid’ die daardoor ontstaat. Ewout, de gespreksleider, was het daarmee eens, ‘Want het maakt dat je echt kan stilstaan bij wat je eigenlijk denkt.’

Voor een eerste duiding blijkt de hermeneutiek van Ricoeur en zijn vraag naar de overbrugging van de afstand tussen tekst en lezer, behulpzaam. Volgens Ricoeur maakt een religieuze tekst deel uit van een communicatieketen in de verhouding tussen de gelovige en God. Deze communicatieketen begint met een oorspronkelijke ervaring, die vervolgens in zowel gesproken als geschreven taal is uitgedrukt. Het geschrevene kan echter weer ‘tot spraak’ worden gebracht door taalhandelingen die de tekst actueel maken.

Het blijkt een stilte te zijn die ruimte geeft voor een persoonlijk denkproces dat het innerlijk geloofsleven stimuleert

Ricoeur gebruikt hiervoor het beeld van de bladmuziek: de tekst moet worden uitgevoerd om tot leven te komen. Als dat gebeurt, kan de Bijbeltekst de weg openen naar een nieuwe realiteit in het alledaagse.[30] Uit ons onderzoek blijkt dat de taalhandelingen van de herhaling, het creëren van rust en de stilte die kenmerkend zijn voor de lectio divina, helpen om de oude geschreven tekst inderdaad als het ware ‘uit te voeren’, zodat deze tot leven kan komen. De methode werkt als een script, dat de performance mogelijk maakt.

‘Nadenken over God’

Nu we hebben laten zien hoe herhaling, rust en stilte in de lectio divinaleesmethode van belang waren voor de betekenisverlening aan Psalm 16, zullen we in de komende paragrafen stilstaan bij de inhoud van de betekenisverlening.

“Ik krijg geen antwoord, maar God is wel groot genoeg om dat dan een beetje te absorberen ofzo.”

Zoals in de inleiding werd benoemd, ontdekten de deelnemers aan de rouwgroepen in het onderzoek van Zuidgeest de afwezigheid van God als een belangrijk thema. Ons onderzoek was niet gebonden aan de context van een bepaalde levensfase of -gebeurtenis, maar toch kwam het thema van verlies en rouw in alle groepen aan de orde. Voor de meeste deelnemers was deze ervaring echter aanleiding om op de nabijheid van God en medemensen te vertrouwen. Bij De Bron vertelde Magda hoe zij de ouders van een overleden kind bij het overlijden van hun kind had horen getuigen dat ze Gods tranen hadden gezien in de ogen van de mensen om zich heen. ‘Dan denk ik van: […] God is niet […] per definitie ‘daar’, maar juist in de mensen om je heen.’

In Het Pand vertelde Leonie dat ze tijdens haar coschappen in het ziekenhuis geraakt werd door het zien van de gevolgen van hersenbloedingen of -tumoren. Het leverde haar vragen en frustratie op, en toch merkte ze ‘dat je álles bij hem kan droppen. […] Ik krijg geen antwoord, maar God is wel groot genoeg om dat dan een beetje te absorberen ofzo.’

“Ik ben niet je boeman ofzo! Maar ik wijs je de weg naar het leven, met vreugde, en met nabijheid.”

Een aantal deelnemers sprak uit wat het lezen en bespreken van Psalm 16 betekende voor hun beeld van God. De – herhaalde – woorden van de psalm waren voor Kathy, bij De Bron, een bevestiging van haar beeld van God, en toch verraste het haar dat er zoveel in stond: je hoeft niet bang te zijn voor God, want hij wijst de weg naar het leven. Naar aanleiding van vers 10, ‘u levert mij niet over aan het dodenrijk’, zei ze: ‘Dan is dat zoals van… Ik ben niet je boeman ofzo! Maar ik wijs je de weg naar het leven, met vreugde, en met nabijheid. Dat vond ik heel troostgevend. Ik ben niet de boeman!’

Voor Christiaan, uit de groep in Dorkwerd, kreeg de psalm betekenis doordat deze volgens hem naar Jezus verwijst. Jezus was immers de enige die zich God daadwerkelijk voortdurend voor ogen kon stellen (vers 8). Tegelijk voelde Christiaan zich geroepen om zelf ook God steeds voor ogen te stellen, in het vertrouwen dat God hem staande zou houden. ‘Natuurlijk faal je wel eens in het geduurlijk voor ogen stellen van de Here Jezus, maar dat is wel mijn verlangen, en ik zie hier dan ook een belofte in, dat God zelf zegt: als je mij voortdurend voor ogen stelt, dan zul je ook niet wankelen.’

De tekst als spiegel: consonantie

Volgens Ricoeur hebben hedendaagse gelovigen geen directe toegang tot de zaak of de religieuze ervaring waar in de Bijbel over wordt geschreven, en daarom vraagt een Bijbeltekst per definitie om interpretatie. Toch is het mogelijk om te begrijpen waar de tekst naar verwijst, door op zoek te gaan naar de manier van ‘in-de-wereld-zijn’ die in een tekst wordt ontvouwd.[31] Door een tekst op deze manier te interpreteren, interpreteert de lezer ook zichzelf – het proces grijpt daarmee in op de alledaagse ervaring van de lezers.[32]

Verschillende andere auteurs benadrukken hoe belangrijk de eigen hedendaagse ervaringen zijn bij het verlenen van betekenis aan teksten uit de christelijke traditie. Zo stelt Edward Schillebeeckx ‘dat de christelijke betekenis van verlossing en verzoening voor ons a priori onverstaanbaar wordt […] als de algemeen-verstaanbare inhoud van deze begrippen geen menselijke ervaring bevat.[33] Evert Jonker betoogt dat geloof slechts vruchtbaar kan zijn wanneer het wordt verstaan binnen ‘een cognitieve en affectieve dimensie, welke direct verband houden met de ervaringswereld van mensen, met de leefwereld, de context waarin ze zich bevinden, en met de belevingswereld, de manier waarop ze de werkelijkheid zelf beleven en interpreteren.’[34]

Het is mogelijk om te begrijpen waar de tekst naar verwijst, door op zoek te gaan naar de manier van ‘in-de-wereld-zijn’ die in een tekst wordt ontvouwd

In ons onderzoek bleek dat deelnemers inderdaad existentieel-spirituele betekenis verleenden aan de psalm, doordat zij een verbinding maakten tussen wat hen aansprak in de tekst in relatie tot hun eigen leven. Hierbij fungeerde de tekst als een spiegel van de eigen ervaring: de ervaring van de tekst was consonant met de ervaring – uit heden of verleden – van de deelnemers. Een voorbeeld daarvan was de gedachte, die door een aantal deelnemers bij De Bron werd verwoord, dat Gods handen zichtbaar worden in de handen van mensen:

“[…] u houdt mijn lot in handen – toen dacht ik, ja dat is het natuurlijk. Als je nou diep in de ellende zit, in die narigheid… […] Op dit moment denk ik: hé, u houdt mijn lot in handen. En dan wil ik dan niet eens zeggen van u (wijst naar boven), maar jullie, zoals je hier zit, houden ons lot in onze handen, in mijn handen. […] Zoals we hier zitten zijn we wel een stel mensen die elkaar vasthouden. En ik roep altijd: ik heb niet de mogelijkheid om te vallen.”

In Dorkwerd verbond Rudolf de tekst met zijn ervaring rondom een operatie, waarbij hij had ervaren dat het hem tot steun was om zich God steeds voor ogen te stellen:

“Maar voor mij is het gewoon zo, als ik de Here God niet ieder moment, zeg maar elke seconde van de dag voor ogen gesteld had, weet ik niet of ik het gered had. […] zodat ik ook wist dat hij mij hielp, om door alle nare dingen heen te komen. […] Dus als ik dit lees, dan herinner ik me gewoon aan vorig jaar, hoe hij toch daar was voor mij.”

Bij Het Pand raakten de deelnemers met elkaar in gesprek naar aanleiding van de zinsneden over God als gever (vers 5-6). ‘God geeft, ja, en wij mogen ontvangen’, stelde Rachel. Ewout, de gespreksleider, vroeg haar waarom die twee volgens haar bij elkaar horen. Rachel spiegelde in haar antwoord haar eigen ervaringen van geven en ontvangen in menselijke relaties aan het geven en ontvangen in de relatie met God. ‘Is dat niet in elke relatie zo? Geven en ontvangen? En dan zeker juist in deze relatie.’

Regelmatig sloten deelnemers in algemenere zin aan bij de ervaringen uit de psalm. Aan het einde van de lectio divina bij De Bron kozen de deelnemers ervoor om niet te bidden, maar kort te verwoorden wat de psalm met hen deed. In deze uitwisseling werd duidelijk welke ervaringen uit de psalm het meest resoneerden bij de deelnemers: vooral de dankbaarheid en het vertrouwen die uit de psalm spreken waren herkenbaar. ‘Ik ben gewoon heel dankbaar voor wat mij is toebedeeld, en ook het vertrouwen wat ik, laat ik eerlijk zijn, probeer te hebben, dat hij mij niet overlevert aan het dodenrijk,’ vertelde Magda.

Dissonantie

Naast consonatie of overeenstemming tussen de ervaring van de tekst en die van de deelnemers, ontstond er soms weerstand en dissonantie. Ook deze bleken behulpzaam te zijn voor de betekenisverlening. Het vormt een opmerkelijke bevestiging van het denken van de Britse pedagoog John Hull. Cognitieve dissonantie kan volgens Hull een aanmoediging vormen om nieuwe ontdekkingen te doen en zo meer coherentie in het systeem van geloofsovertuigingen aan te brengen. Hull signaleert dat veel volwassenen het moeilijk vinden om kritisch te reflecteren op hun geloofssysteem.[35] Zij vinden het vaak lastig open te staan voor het idee dat er veel dingen zijn die ze niet weten of die anders zijn dan gedacht.[36] Wanneer gelovigen hun vragen en weerstanden bij een Bijbeltekst gebruiken om na te denken over hun eigen levenservaringen, kan het proces van existentieel-spirituele betekenisverlening juist gestimuleerd worden.

“Ik ben gewoon heel dankbaar voor wat mij is toebedeeld, en ook het vertrouwen wat ik, laat ik eerlijk zijn, probeer te hebben, dat hij mij niet overlevert aan het dodenrijk […]”

In ons onderzoek zagen we dat het gesprek in Dorkwerd zich in eerste instantie kenmerkte door een rationele en studieuze insteek. Er werden veel vragen gesteld bij de tekst, deelnemers begrepen bepaalde zinsneden niet goed of waren het er niet mee eens. Deze vragen kwamen niet alleen voort uit rationele overwegingen, maar bleken ook te maken te hebben met een botsing tussen de tekst en persoonlijke ervaringen. In Dorkwerd gaf een deelnemer aan dat hij de verhalen over Gods nabijheid niet kon rijmen met zijn ervaring rondom het overlijden van zijn vrouw. ‘Wij hebben er ook voor gebeden […]. En dan is het heel wrang dat je dan het verhaal van iemand hoort. En dat het dan toch bij ons dan heel anders is gelopen…’

Toch werd in Dorkwerd door de vragen heen zichtbaar dat er in de betekenisverlening iets op het spel stond voor de deelnemers. Voor Vera gaven de verschillende vertalingen van de psalm bijvoorbeeld uitdrukking aan verschillende verhoudingen tot God. Zij vond dat, anders dan in de hsv, in de NBG’51 een persoonlijker verhouding tot God werd uitgedrukt. ‘[…] in de NBG staat in vers 2: “Ik heb tot de Here gezegd: gij zijt mijn Here” – dat is wat anders dan “U bent de Heere”. […] Ik vind juist heel mooi “ik heb geen goed buiten u”. Dat de Here mijn alles is, dat ik “mijn Here” mag zeggen, mág zeggen hè.’

Bij Het Pand waren de vragen die de tekst bij de deelnemers opriepen aanleiding voor verdere reflectie. In de psalm klinken grote uitspraken over God, bijvoorbeeld dat je je geluk alleen bij hem zou kunnen vinden (vers 2). Bram vond die gedachte weliswaar een mooie, maar ook exclusieve gedachte. Er zijn immers zoveel manieren waarop we gelukkig proberen te worden. Het zette hem aan het denken over hoe hij die manieren en God bij elkaar probeert te houden.

Refiguratieve tekst: aanzet tot handelen

Met Ricoeur hebben wij betoogd dat de sleutel voor het tot leven brengen van een Bijbelse tekst in de huidige context, gevonden kan worden in de manier van het ‘in-de-wereld-zijn’ die in de tekst ontvouwd wordt. De actualisering van het geloof door het ‘in-de-wereld-zijn’ van de tekst te ontdekken geeft aan de lezers/luisteraars stimulans om hun leven steeds meer in overeenstemming te brengen met de tekst. Ricoeur noemt dit proces refiguratie.[37] Dat de tekst om een antwoord vraagt, past bij de lectio divina. Volgens Bianchi rest na de gebeden lezing nog het verwezenlijken van het Woord, het dragen van vrucht.[38] Ook Derkse stelt dat de bedoeling van de lectio divina is om de tekst zo te beluisteren, dat men er een adequate handelingsrespons op kan geven.[39]

Waar zien we nu in ons onderzoek de relatie tot de levenshouding en het concrete handelen? Vooral de zinsneden ‘Steeds houd ik de Heer voor ogen’ (vers 8) en ‘U wijst mij de weg naar het leven’ (vers 11) gaven aanleiding voor onderlinge uitwisseling. In Dorkwerd dachten de deelnemers bij het ‘voor ogen stellen’ van God aan het actief zoeken van de ontmoeting met God in het dagelijks leven. Dat kreeg volgens Christiaan vorm door ‘het lezen van het Woord, door te bidden’, ook door de dag heen. Inge vulde daarop aan dat het ‘ook gewoon wel in daden’ kon en dat zij God in de natuur ontmoette: ‘dan verheugt me dat gewoon, dat ik enorm… dan zie ik daar Gods hand helemaal in.’ In deze gedachtewisseling zien we dat het besef van het dóórbreken van de werkelijkheid van de tekst in de huidige werkelijkheid hand in hand gaat met het afstemmen op en respons geven aan de stem die de gelovige beluistert in de tekst.

Vooral de zinsneden ‘Steeds houd ik de Heer voor ogen’ (vers 8) en ‘U wijst mij de weg naar het leven’ (vers 11) gaven aanleiding voor onderlinge uitwisseling

Ook bij De Bron ging het gesprek over de manier waarop je je leven vormgeeft. Volgens deze deelnemers komt het goede leven niet zozeer tot stand door steeds na te gaan wat God ‘van iets zou vinden’, maar is er een ‘weg naar het leven’ die je zelf en intuïtief moet ontdekken. Harm, een van de deelnemers, verbond de weg naar het goede leven expliciet met God. Volgens hem laat Psalm 16 zien dat een keuze voor een bepaalde god bepaalde waarden en normen met zich meebrengt, die anders zijn dan die van de God van de Bijbel:

Dan heb ik daarvoor in de opening gelezen over de Heer en de goden in dit land. […] Moet je je voorstellen, die goden staan voor waarden als macht en dapperheid, en dan de Heer, de Heer is van mededogen en compassie met de zwakkere. […] En die God, met deze normen en waarden, die leidt tot leven. […] Je bent voortdurend op je qui-vive, op je hoede, welke machten gaan met mij aan de haal, en hoe verhoud ik mij daartoe? En dán, als je daar zorgvuldig en gewetensvol in handelt…

Groep

Aan de lectio divina voegden wij het element van de groepsdialoog toe. Wij ontdekten dat juist de dialoog met de andere deelnemers een belangrijke toegevoegde rol speelde bij de existentieel-spirituele betekenisverlening.

Ook Zuidgeest besteedde in zijn onderzoek aandacht aan de dialoog tussen gelovigen. Het zogenoemde pastorale practicum definieerde hij als een ‘religieuze zelfhulpgroep, begeleid door een deskundige leider’.[40] In zijn beschrijving van dit practicum stelde Zuidgeest dat de groepsdimensie belangrijk is omdat deelnemers, in gesprek over dat wat betekenisvol is voor zichzelf en voor de anderen, op een gezamenlijke zoektocht gaan naar de gedeelde waarheid in hun verhalen.[41] Toch concentreerde Zuidgeest zich in zijn conclusie op de verhouding van de individuele gelovige tot thema’s in de christelijke traditie.[42] Naar ons idee is het belangrijk om, met de Amerikaanse spiritualiteitsexpert Elizabeth Liebert, in de dialoog tussen de individuele gelovige en de tekst juist oog te hebben voor de verhouding tot de groep.

“Maar als we allemaal onze mond houden, om de mooie en de goede dingen die God gegeven heeft, als we die niet aan elkaar doorgeven, stimuleren we elkaar niet om op God te blijven hopen.”

Liebert concludeert dat volwassenen groeien in hun geloof wanneer zij in verbinding met anderen – en met God – vorm kunnen geven aan hun leven.[43] Volgens haar zijn in geloofsgemeenschappen kenmerken aanwezig die stimulerend zijn voor persoonlijke en geestelijke ontwikkeling. Door het kunnen vertellen en uitwisselen van persoonlijke verhalen in relatie tot Bijbelverhalen worden gelovigen uitgenodigd om in hun leven vooruit te grijpen op het visioen van Gods nieuwe wereld, leren zij om vanuit verschillende gelovige perspectieven naar de wereld te kijken en krijgen zij de ruimte om te participeren in een geloofsgemeenschap, om vervolgens vanuit die gemeenschap in de wereld te handelen.[44]

In ons onderzoek vond de groepsdialoog niet overal even soepel en spontaan plaats. Hoe de dialoog verliep, bleek mede afhankelijk te zijn van hoe vertrouwd de groep was met elkaar en met de lectio divina-methode zelf. Veiligheid en vertrouwen vormen een belangrijke voorwaarde. In Dorkwerd uitte een van de deelnemers zich kritisch over een groepsgewijze lectio divina, omdat hij dat niet bij het karakter van de leesmethode vond passen. Toch uitte hij zich positief over het idee van een groepsgesprek: ‘Maar als we allemaal onze mond houden, om de mooie en de goede dingen die God gegeven heeft, als we die niet aan elkaar doorgeven, stimuleren we elkaar niet om op God te blijven hopen.’

Het gehoopte effect waar deze deelnemer over spreekt, zien we terug in de resultaten. Deelnemers sloten regelmatig bij elkaar aan tijdens de lectio divina, vonden herkenning bij elkaar en bemoedigden elkaar expliciet. Tijdens de reflectie in het focusgroepgesprek gaven deelnemers aan dat de inbreng van anderen waardevol was voor hun eigen betekenisverlening. Eén van de deelnemers bij De Bron benoemde dat als ‘de bijvangst, als het ware, van wat iedereen zegt’, en bij Het Pand stelde een deelnemer dat ‘juist [door]dat je hoort hoe het binnen kan komen, dat het op een manier ook weer bij jou binnen kan komen.’ We kunnen dit met Theo Pleizier interpreteren als het ‘third person’ perspectief bij het luisteren naar een Bijbeltekst of preek. Pleizier spreekt ook over ‘corporate listening’.[45]

Conclusies

In ons onderzoek is helder gebleken dat het gebruikmaken van lectio divina als leesmethode in een kleine groep leidt tot existentieel-spirituele betekenisverlening aan de tekst van een psalm. Het herhalend lezen van de psalm leidde ertoe dat de deelnemers meerdere persoonlijke betekenissen ontdekten, zowel voor henzelf als voor de andere deelnemers. Daar droegen de stilte en de aandachtigheid van de leesmethode aan bij. De betekenisverlening kreeg een existentieel-spirituele lading in de manier waarop de deelnemers naar aanleiding van de psalm over God spraken in relatie tot hun eigen leven. Verder maakten deelnemers vaak een rechtstreekse verbinding tussen hun eigen alledaagse leven en wat hen aansprak in de tekst, waarbij de tekst ‘werkte’ als een spiegel van de ervaring. Hierbij bleek het van groot belang dat emoties konden worden uitgesproken.

Wij achten het gebruik van de lectio divina-leesmethode juist in het verband van een reeds bestaande kleine groep, waarin men elkaar al langer kent, uiterst vruchtbaar

Soms was er sprake van dissonantie en weerstand, welke echter een positieve rol bleken te spelen bij een wat meer reflecterende betekenisverlening in relatie tot de eigen geloofsovertuigingen. Er was ook sprake van refiguratie: deelnemers gingen in verhouding tot de tekst in gesprek over hun levenshouding en wat zij zich voornamen te gaan doen. De groepsdialoog zelf bleek voor de betekenisverlening van belang doordat verschillende perspectieven werden ingebracht, mensen door elkaars betekenisverlening werden aangesproken en elkaar op nieuwe gedachten brachten.

De groepsdialoog – en het focusgroepgesprek – versterkten de ervaring van onderlinge gemeenschap. Kortom, wij achten het gebruik van de lectio divina-leesmethode juist in het verband van een reeds bestaande kleine groep, waarin men elkaar al langer kent, uiterst vruchtbaar. Psalmen, zeker ook als ze wat minder bekend zijn, zijn als ‘gebeden lezing’ bij uitstek geschikt omdat deze in rijke poëtische, metaforische taal naar God verwijzen. Tenslotte, de leesmethode kan in verschillende kerkelijke contexten, in bestaande gemeenten, maar ook in pioniersplekken, worden gebruikt.

Anne-Maaike (A.M., MA) Pathuis is kandidaat-predikant in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).
Henk (dr. H.P.) de Roest is hoogleraar Praktische Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit.

Noten

[1] Dit artikel is geschreven op basis van de masterthesis van Anne-Maaike Pathuis, “Je hoort hoe het binnen kan komen”: Een praktisch-theologisch onderzoek naar existentieel-spirituele betekenisverlening aan Psalm 16 in een groepsgewijze ‘lectio divina’, Groningen: Masterthesis Protestantse Theologische Universiteit, 29 juli 2020.

[2] Johannes Calvijn, Het boek der Psalmen (eerste deel), Kampen: De Groot-Goudriaan 1979, II.

[3] Tom Wright, Finding God in the Psalms, Londen: SPCK 2014, 2

[4] Wij bedanken de deelnemers en gespreksleiders van de leesgroepen hartelijk voor hun medewerking aan dit onderzoek: de groep van Protestantse Gemeente De Bron in Groningen, de groep van de Hervormde Gemeente in Dorkwerd en de groep sportleiders bij pioniersplek Het Pand in Groningen. Alle deelnemers en gespreksleiders hebben formulieren van informed consent getekend voorafgaand aan de empirische onderzoeken. De namen van de deelnemers en gespreksleiders zijn omwille van de privacy gefingeerd.

[5] Paul Ricoeur, ‘Naming God’, in: id., Figuring the Sacred: Religion, Narrative, and Imagination (217-235), Minneapolis: Augsburg Fortress 1995, 218.

[6] Ricoeur, ‘Naming God’, 217. Zie ook: Paul Ricoeur, ‘Toward a Hermeneutic of the Idea of Revelation’, in: id., Essays on Biblical Interpretation, Philadelphia: Fortress Press 1980.

[7] Ricoeur, ‘Toward a Hermeneutic of the Idea of Revelation’, 74.

[8] Paul Ricoeur, ‘Philosophy and Religious Language’, in: id., Figuring the Sacred, 37.

[9] Ricoeur, ‘Philosophy and Religious Language’, 35; Ricoeur, ‘Naming God’, 227.

[10] Piet Zuidgeest, The Absence of God: Exploring the Christian Tradition in a Situation of Mourning, Leiden: Brill 2001.

[11] Idem, 122-124. Zuidgeest onderzocht vier thema’s: leven in God, gevoelens uiten naar God, de aanwezigheid van God en de afwezigheid van God. Het laatste thema bleek in de loop van de sessies meer te resoneren in de rouwgroepen dan de eerste drie thema’s.

[12] Mario Masini onderscheidt zeven sporten op de ladder van de lectio divina, waarbij de vierde fase -na lectio, meditatio en ruminatio -de collatio is. Wim Reedijk, Zuiver Lezen: De lectio divina van Johannes Cassianus en de bijbelse hermeneutiek, Delft: Eburon 2003, 200.

[13] Mario Masini, Lectio Divina: An Ancient Prayer That Is Ever New, New York: Alba House 1998; Eugene Peterson, Eat This Book: A Conversation in the Art of Spiritual Reading, Grand Rapids: William B. Eerdmans 2006; Evan Howard, ‘Lectio Divina in the Evangelical Tradition’, Journal of Spiritual Formation & Soul Care, 5/1 (2012) 56-77; en Jun Ren, Enhancing Spiritual Formation of Believers in Living Stone Christian Church with Lectio Divina (diss.), New York 2015.

[14] Wil Derkse, Een levensregel voor beginners: Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven, Tielt: Lannoo 2003.

[15] Jos Douma, Veni Creator Spiritus. De meditatie en het preekproces. Kampen: Kok 2000, m.n. hoofdstuk 11; en Jos Douma, Als uw woorden opengaan mediterend Bijbellezen, Kampen: Kok 2010.

[16] Reedijk, Zuiver Lezen.

[17] Jos de Heer, De ladder van de kloosterlingen: Spiritualiteit van de lectio divina, Bilthoven: Skandalon 2019.

[18] Aan het begin van zijn hoofdstuk over ‘De moderne lectio divina’ schrijft Reedijk over Cassianus en lectio divina: “De term lectio divina heeft zijn eigen geschiedenis, en is als term niet bij Cassianus te vinden. Toch is ons geen auteur bekend die Cassianus’ Bijbelomgang niet tot deze traditie wil rekenen.”, Reedijk, Zuiver lezen, 175.

[19] Enzo Bianchi, God ontmoeten in zijn Woord: Inleiding tot de “lectio divina”, Bonheiden: Abdij Bethlehem 1991; Enzo Bianchi, Lectio Divina. From God’s Word to Our Lives, Orleans, MA: Paraclete Press 2015.

[20] Bianchi, Lectio Divina, 11.

[21] Bianchi, God ontmoeten in zijn Woord, 57-60 en 67-71.

[22] Idem, 72-74.

[23] Idem, 76.

[24] Idem, 77-78.

[25] Idem, 81.

[26] Bij De Bron werd gebruik gemaakt van de NBV en zongen de deelnamers samen de Taizé-versie van Psalm 16, ‘Behoed mij, o God’, zoals die in Liedboek: Zingen en bidden in huis en kerk (2013), 16b te vinden is. In Dorkwerd werd gebruik gemaakt van de HSV – enkele deelnemers lazen mee in de NBG’51 of de SV’77 – en zong men alle verzen van Psalm 16 uit het Liedboek voor de Kerken (1973). Bij Het Pand werd gebruik gemaakt van de BGT-vertaling van Psalm 16 en luisterden de deelnemers naar de muzikale bewerking in de versie van Psalmen voor Nu.

[27] Henk de Roest, ‘The Focus Group Method in Practical Ecclesiology: Performative Effects and Ecclesiological Rationale’, Ecclesial Practices. Journal of Ecclesiology and Ethnography 2/2 (2015) 235-254.

[28] Bianchi, God ontmoeten in zijn Woord, 69 en 74.

[29] Elizabeth Liebert, Changing Life Patterns: Adult Development in Spiritual Direction, New York: Paulist Press 1992, 167.

[30] Ricoeur, ‘Naming God’, 219-220.

[31] Ricoeur, ‘Philosophy and Religious Language’, 41-43.

[32] Zuidgeest, The Absence of God, 71. Hier werkt Zuidgeest uit hoe de verhouding tussen tekst en tijd bij Ricoeur eruitziet en wat het begrip ‘figuratieve tekst’ daarin betekent.

[33] Edward Schillebeeckx, Mensen als verhaal van God, Baarn: Nelissen 1989, 59-60.

[34] Evert Jonker, Aan het woord komen, Zoetermeer: Boekencentrum 1992, 82.

[35] John Hull, What Prevents Christian Adults from Learning?, Londen: SCM Press 1985, 78-79, 96-99.

[36] Idem, 91.

[37] Zuidgeest, The absence of God, 71.

[38] Bianchi, God ontmoeten in zijn Woord, 83-84.

[39] Derkse, Een levensregel voor beginners, 62.

[40] Zuidgeest, The Absence of God, 79.

[41] Idem, 82.

[42] Idem, 122-124.

[43] Liebert, Changing Life Patterns, 120-121.

[44] Idem, 141-143.

[45] Theo Pleizier ontdekte in zijn empirisch-homiletische onderzoek naar de luisterervaringen van hoorders, dat er een besef is hoe een preek, of bijbeltekst, bij andere hoorders, binnen kan komen. Hij toonde ook aan hoe dat besef vervolgens bij de ‘eerste hoorder’ binnen kan komen: Theo Pleizier, Religious Involvement in Sermons, Delft: Eburon 2010, 157, 162.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken