Menu

Basis

Psalmen zingen, een wereld openen?

Aantekeningen bij de nieuwe psalmberijming

Ik volg De Nieuwe Psalmberijming (DNP)[1] al lang, sinds deze op internet psalm voor psalm tevoorschijn kwam. In een bewonderenswaardige samenwerking, met een consistente werkwijze, heeft een team zich ingezet om de Geneefse psalmen in een ‘hedendaags taalkleed’ aan te bieden voor de gemeentezang. Daarbij hebben ze vooral de gemeentezang in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Christelijke Gereformeerde Kerken en delen van de Protestantse Kerk Nederland en de Nederlands Gereformeerde Kerken voor ogen gehad.

Ik denk dat het de ‘eerste keer’ in de ontwikkeling van het kerklied was dat een redactie deze digitale vorm van publicatie ook heeft gebruikt om door inspraak van gebruikers het resultaat te verbeteren. Reacties op zwakke of aanvechtbare plekken werden opgepakt.

Jongeren zingen Psalmen tijdens de EO-jongerendag 1985, Utrecht (foto: Rob C. Croes)
Jongeren zingen Psalmen tijdens de EO-jongerendag 1985, Utrecht (foto: Rob C. Croes).

Psalm 4

Ik geef als voorbeeld Psalm 4, ook als breder beeld van de kenmerken van DNP. In een eerdere versie op internet (2015) begon de psalm zo:

‘Wanneer ik roep, wilt U dan horen, o God van mijn gerechtigheid?’

In een blog, november 2015 schreef ik daarover: Dit is een keurige en beleefde zin. God ter verantwoording roepen, dat dóe je niet! Maar de bijbel is steviger, eisender. Die doet dat wel, en valt daarom direct met de deur in huis’.[2]

‘Antwoord mij als ik roep, God die mij recht doet,’ zo leest de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Dit vers werd in DNP daarna aangepast en luidt nu, in de gedrukte bundel:

‘Wil antwoord geven op mijn vragen, God, U die opkomt voor mijn recht.’

Je hoort in de twee versies de strijd rond een van de uitgangspunten: ‘4e. Soms zijn de psalmdichters niet erg vroom in hun uitingen; ze uiten scherpe klachten en verwijten naar God toe’.[3] DNP wil dat dan niet te veel afvlakken, maar het mag ook niet te platvloers worden, en niet afschrikken. De vraag is: hoe definiëren we ‘vroom’? Als trouw, vasthoudend? Of als eerbiedig, zorgelijk of onderdanig?

Het is wel duidelijk: voor een kerkelijke cultuur waarin het ongekend is om God ter verantwoording te roepen, leveren zulke psalmverzen problemen op. Je wilt als berijmer aansluiten bij de beoogde gebruikers – je wilt ze niet afstoten. Wat ook zichtbaar is: de vorm van het strofelied maakt het je onmogelijk om een ander register open te trekken. Het rijm, het metrum, de versopbouw beteugelen de boosheid. Zo is ook de definitieve versie, hoewel steviger dan de eerste, nog steeds beleefd. ‘Wil antwoord geven…’ Of dwingt hier het metrum tot deze omschrijving? Vertaling, vorm, context – ze spelen mee, en beperken de speelruimte van de tekstbewerker.

Boeiend is om naast deze versie van Psalm 4 de twee ‘extra’ versies van Psalm 4 uit Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk (LB)[4] op te slaan. In 4a, een strofische vorm op een stevige jazzy melodie, valt de tekst met de deur in huis:

‘Verhoor mij als ik roep tot U, gebieder van gerechtigheid!’

Dichter Alexis de Roode houdt deze toon vast tot het eind, met de bijbeltekst mee. Jazzpianist Christopher Norton schreef de melodie tegen de tekst van de psalm aan, voor de originele uitgave in Church Hymnary 4, het Schotse Liedboek. Klacht, roep en belijdenis klinken daarin alle stevig door.

In versie 4b in LB is het allemaal nog eenvoudiger: hier is niets berijmd en gerijmd, eenvoudigweg wordt de psalmtekst uit de NBV op noten gezet, zingbaar voor een kleine groep.

Vertaling en vorm

Twee brandpunten worden in dit ene voorbeeld duidelijk: vertaling en vorm.

Elke vertaling is een nieuwe schepping. Je zet niet zomaar woorden om van taal naar taal, met een menselijk of digitaal Google Translate, maar richt je ook steeds op de beoogde lezer, in de nieuwe taal. En als er dan ook nog eens meer dan tweeduizend jaar tussen zit, en de cultuur ver van ons afstaat?

Elke tekst ontstaat in een context en landt in een context. Zo hebben psalmen de eeuwen door ook in het geloofsleven geklonken: ‘Wat David zong, zing ik mee’. De beste vertaling is net als het beste lied: geen neutrale weergave, maar een trillende tekst. De tijden vallen samen, de personen vallen samen. Psalmist toen en psalmlezer of -zanger nu lijken elkaar te kennen. En, o wonder, dan kan zich ook nog de gedaante van de Messias met de tekst verbinden, of die van je lieve moeder. ‘En wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren!’ De dichter heeft de gave om die tekst persoonlijk en universeel tegelijk te laten zijn.

Jacobus Buys (1724-1801): Openbare voorlezing van psalmen in de vergaderzaal van de Gemachtigden in het Mauritshuis, 1 oktober 1777 (Rijksmuseum)
Jacobus Buys (1724-1801): Openbare voorlezing van psalmen in de vergaderzaal van de Gemachtigden in het Mauritshuis, 1 oktober 1777 (Rijksmuseum).

De uitdagende roep tot God kan in de context van een christelijk godsbeeld nu schokkend overkomen. Maar er zijn meer voorbeelden te vinden. Bij vrijwel elke lezing die ik houd over de psalmen komt de wraaktaal in psalmen als probleem ter sprake. Hoe vertaal je ‘De rechtvaardige zal zich verblijden als hij de wraak aanschouwt: hij zal zijn voeten wassen in het bloed van de goddelozen’? (Psalm 58:11, naar de Statenvertaling)

‘De goddeloze’ wordt gauw verstaan als atheïst, daarom vertaalt de NBV liever ‘wetteloze’. Maar groter is de vraag naar die vreugde, en dat wassen van de voeten in het bloed. Drukt een letterlijke vertaling nú uit wat de psalmist tóen bezielde?

Elke kunstvorm is een bewuste vorm. De vorm bepaalt mede de inhoud. Ooit koos Calvijn ervoor om de psalmen in de vorm van het ‘chanson’, het strofelied, te gieten, zoals vóór hem Luther en de dichters van de Souterliedekens hadden gedaan. De pedagogische waarde daarvan was groot. Het strofelied is sterk in structuur. Metrum, aantal regels, rijmschema, ze helpen om een tekst zingbaar te maken. Memoriseren wordt ook gemakkelijker. Maar als de structuur van de bijbelse psalm nu tegendraads is? Als stemmen tegen elkaar in roepen? Als de stemmen van ik, jullie, God in flarden door de tekst heen schieten? Dan wordt de strofische structuur tot een korset, een keurslijf.

Deze twee velden spelen mee als ik De Nieuwe Psalmberijming doorneem. Als ik het goed zie, voldoet DNP in een deel van de gemeenten die ervoor kiezen heel redelijk. Mensen zijn blij dat er geen moeilijke taal gebruikt wordt en dat het aantal strofen aanzienlijk is ingekort. Voor extra gedachten, zoals die ook in de Berijming 1967 voorkomen (zie bijvoorbeeld Psalm 29, Psalm 100:4, Psalm 150:2) is geen ruimte, en daarmee wordt DNP ook als bijbelser beschouwd.

Elementair voor deze acceptatie is dat het Geneefse psalter als zodanig onomstreden is. De kerkgang is trouw, en ook de onbekende en onbeminde melodieën staan regelmatig op de rol van de eredienst. Als het om de taal gaat: gemeenteleden hebben oefening en ervaring in het duiden van de toch wel lastige uitdrukkingen:

‘Wie Gods geboden houdt, zal juichen.
Verheugd ziet hij het schurkenbloed en in die plas wast hij zijn voet.’ (DNP 58:4)

Er zijn geen vragen over inclusief taalgebruik, de godsnaam Heer is onomstreden. Waar het ‘taalkleed’ spreektaal heet te zijn, volgens de uitgangspunten, is het toch echt het kleed uit een degelijke modezaak.

Aan de randen van het doelgebied herken ik twijfel. In de bundel Weerklank, veel gebruikt in gemeenten van de Gereformeerde Bond binnen de PKN, zijn liederen uit DNP opgenomen, naast versies uit het Gereformeerd Kerkboek en de oude Hasper. Maar soms kiezen de redacteuren hier toch voor de Berijming 1967. Hier luidt Psalm 58:4:

‘Uw knechten zullen zich verblijden:
het is uw wraak die leven doet.
Verloren gaat het schuldig bloed.’[5]

Het plastische ‘waden door het bloed’ als aanlokkelijk vooruitzicht is verdwenen.

Het zingen van de slotpsalm tijdens de laatste vergadering van de ARP vóór het opgaan in het CDA, Amsterdam.
Het zingen van de slotpsalm tijdens de laatste vergadering van de ARP vóór het opgaan in het CDA, Amsterdam.

Geneefs Psalter: passé?

Met dit alles is de eerste hoofdvraag nog niet gesteld: is het revitaliseren van de tekst van de Geneefse psalmen niet als trekken aan een dood paard? In 450 jaar zanggeschiedenis kennen sommige psalmen een onophoudelijk succes: 25, 84, 98. Andere zijn in het Nederlands taalgebied nooit van de grond gekomen, omdat het Franse metrum het Nederlands taaleigen voor de voeten loopt: 23! Sommige waren eeuwen niet geliefd omdat de toon niet begrepen werd, en zijn pas recent ontdekt: 80. De lijst achterin de Evangelische Gezangen van 1806, met rubrieken van ‘goede melodieën’ tot ‘verwerpelijke’, laat zich nog steeds herkennen. De renaissancistische kunstvorm is alleen voor kenners en fijnproevers nog van A tot Z te volgen.

Naast deze moeite die de zestiende-eeuwse strofeliederen oproepen, kunnen we de vraag uitbreiden naar strofeliederen in het algemeen. Als Willem Barnard terugkijkt op zijn berijming van Psalm 29 realiseert hij zich dat hij over het hoofd zag dat in het Hebreeuws zeven keer klinkt: de Stem van Adonai! Hij schaamt zich niet voor zijn werk, maar hij zou het nooit meer zo doen: ‘die zevenvoudige stem zou de zangvorm moeten bepalen, met een krachtige inzet en een majestueuze ontplooiing.’[6]

Daarnaast zijn er de vragen rond psalmen met een refrein. In 136 heeft DNP daar in kunnen voorzien. De 26 bijbelse verzen zijn samengevat in twaalf strofen, elk met twee regels tekst, en dan twee regels als een repeterend refrein. Psalm 42 en 43, in de tekst één psalm met een refrein dat drie keer voorkomt, blijven twee psalmen, op twee wijzen; in Psalm 42 wordt wel, in Psalm 43 niet het refrein herkenbaar ingebracht.

De vraag mag zijn of je in de huidige tijd van oecumene niet dankbaar gebruik moet maken van de vele vormen van psalmzang die de bijbelse inhoud beter een muzikale vorm kunnen geven.

Rijmen of dichten?

De tweede hoofdvraag: de bijbelse psalmen zijn een toonbeeld van woordkunst, dichtkunst, poezie. Welk belang hechten de uitgangspunten van DNP aan de kwaliteit van de poëzie?[7] De titel van paragraaf 2 luidt: Rijm en andere dichterlijke zaken. Verderop de zin: Als middel tot dichterlijke verfraaiing zijn speciaal te noemen assonantie en alliteratie. Het lijkt erop alsof een berijmer een tekst bedenkt en die dan verfraait door naar rijm of klankrijm te zoeken. Dat een nieuwe berijming een schepping op zich moet zijn, op eigen benen moet kunnen staan, is hier niet aan de orde. Het streven is de inhoud van de tekst in het taalkleed van alledag over de melodie heen te leggen, passend naar metrum en rijm. Dat is naar mijn mening te weinig. Het maakt het zingen van veel van deze teksten voor iemand met beperkt commitment – lees: een buitenstaander of kritische kerkganger – tot een moeizame opgave.

Daarbij gelden dan ook beperkingen: halfrijm is verboden, enjambement en elisie ook, het is een flinke lijst. Op zich is het goed zuinig met veel van die verschijnselen om te gaan, maar soms zijn ze nu juist de mogelijkheid om een gedachtegang door te laten lopen, en hebben ze een natuurlijke functie. Helaas komen veel teksten nu ‘gemaakt’ over, netjes, maar levenloos. Woorden uit verschillende werelden komen samen, zonder verband in klank en toon:

‘geef aandacht, reageer’

naast

‘U kent mijn hele leven,
mijn zondige gedrag.
Toch wilt U steeds vergeven.
Uw naam verdient ontzag!’ (130:1)

Kerkelijk jargon naast de taal uit het WhatsAppje: graag even reageren!

Christus in de psalmen?

Luther en Calvijn liepen uiteen in de manier waarop ze de psalmen berijmden. Het kostte Luther geen moeite om in Psalm 46-als-lied Christus als de sterke held ten tonele te voeren.[8] Voor Calvijn is het Jezus Christus die de psalmen zingt, en wij met hem – laten we hem niet voor de voeten lopen door hem in de tekst op te gaan nemen. Dat lijkt simpeler dan het is: wanneer Nijhoff in Psalm 23 het ‘nachtmaal der genade’ invoert[9] , loopt hij op het randje – maar het zou nog het Pesachmaal kunnen zijn. En viel Muus Jacobse over dat randje heen toen hij Psalm 22 afsloot met: ‘dat Hij ’t volbracht’?[10] Het Hebreeuwse, ‘hij heeft het gedaan’, wordt hier samengetrokken met het laatste kruiswoord, ‘het is volbracht’.

Hierin gaat DNP nog net wat verder: hier ís het einde van de psalm het laatste kruiswoord. Berijmer Arie Maasland verantwoordt zijn keuze in een blog[11] waarnaar verwezen wordt op de site van DNP. ‘Het is volbracht’ – nee, dat staat er niet in Psalm 22. Maar het leek mij alleszins gepast om, als parafrase van ‘Hij is een God van daden’, hier het laatste kruiswoord te citeren. Want DNP is bedoeld voor nieuwtestamentische gelovigen, en Psalm 22 is een profetie over Jezus.’ Voor mij is dat een stap te ver. Dat we Jezus herkennen in de psalm is onontkoombaar. De kracht van de bijbelse profetie is evenwel dat ze geen voorspelling is, maar een wereld opent. Zo zou ik graag psalmen zingen.

In Der Psalter, de uitgave van het Duitse protestantisme anno 1997, is het streven verwoord om de psalmen zo te berijmen dat ze door joden en christenen samen gezongen kunnen worden. Logisch dat christenen zich de psalmen eigen maken, maar wanneer ze daartoe eerst van joden onteigend moeten worden gaat er iets fout, schrijven rabbijn en theoloog prof. dr. Jonathan Magonet en christelijk theoloog prof. dr. Rolf Rendtorff.

Om de Psalmen open te leggen voor de kerk, in al die veelkleurigheid van gemeenten en groepen nu, in huiskamer en grote zalen, kerken en kapellen, is mijns inziens toch wat anders nodig dan deze poging de prachtige bundel uit Genève nieuw leven in te blazen.

DNP staat in een lange rij. Hasper, Meeuse, Mul en anderen gingen voor. De erfgenamen van Calvijn werken hard om zijn erfenis te conserveren. Ze vergeten echter de belangrijkste wens van hun erflater: de wil om prachtige bijbelse poëzie in goede eigentalige poëzie om te zetten. De poging van de laatste drie om betekenis in rijm te vatten, in een metrum uit een Romaanse taal, zonder de kunstzinnige gaven van Marot en Beza, strandt. DNP is een gedurfde poging dat wel te doen. De samenstellers hebben in deze bundel minstens zozeer hun eigen context geportretteerd als de psalmen een zangwijze geboden. De uitgestoken hand naar een cultuur die zoveel zou kunnen herkennen in dat prachtige liedboek dat we in de Bijbel vinden, die mis ik.

Roel Bosch, predikant van de NoorderLichtgemeente in Zeist, publiceerde over de berijming 1773, 1967 en over de psalmen in het Liedboek 2013. Hij is voorzitter van de redactie van Psalmen anders, aanvulling bij Liedboek – Zingen en bidden in huis en kerk (voorjaar 2022).

Noten

[1] De afkorting DNP wordt door de redactie zelf gebruikt. Elders, bijvoorbeeld in Weerklank, lezen we DNPB. De Nieuwe Psalmberijming, 2021, is uitgegeven door Boekencentrum BV, Stichting Dichter bij de Bijbel en Smallstone Media.

[2] https://roelbosch.noorderlichtgemeente.nl/2015/11/07/

[3] https://www.denieuwepsalmberijming.nl/uitgangspunten, punt 4: getrouwheid.

[4] Liedboek – Zingen en bidden in huis en kerk, 2013.

[5] Overigens volgt hierop versie 58a, met een melodie van Ebeling, met de regels: Men zal de voeten dopen in ‘t goddeloze bloed. God zal de goeden lonen, … , afkomstig uit Liederen voor de Gemeentezang, de Baptistenbundel.

[6] ‘Is het een psalm om te zingen? Jazeker, bij uitstek. Maar niet in berijmde vorm, met strofen die de cadans van de bijbeltekst geen recht doen. Het is best een mooi gedicht geworden, die rijmpsalm 29, en ik schaam me niet voor mijn aandeel erin (samen met Willem van der Molen). Maar die zevenvoudige stem zou de zangvorm moeten bepalen, met een krachtige inzet en een majestueuze ontplooiing aan het eind, echt een apotheose. Het laatste woord van de psalm is sjaloom. Daar moet het heen.’ Willem Barnard: Tegen David aan praten – Gepeins bij psalmen, p. 118.

[7] https://www.denieuwepsalmberijming.nl/uitgangspunten#Rijmenanderedichterlijkezaken.

[8] In LB dan ook niet als een versie van Psalm 46 opgenomen, maar als lied: 898:2.

[9] LB 23:2.

[10] LB 22:13.

[11] https://www.theologie.nl/blogs/bijbel-en-exegese/psalm-22-in-het-licht-van-het-nieuwe-testament/.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken