Menu

Premium

Redding en verlossing voor alle volken

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 52,7-10, Hebreeën 1,1-12 en Johannes 1,1-14

Dat de wachters op de muren van Jeruzalem de redding over de bergen heen naderbij zien komen doet denken aan het beginvers van Psalm 121: ‘Kom jij hoog van de bergen mij helpen – wat zien mijn ogen?’, zoals Huub Oosterhuis vrij vertaalt. De ogen worden getrokken naar de voeten, hoe hun gang is over de bergen. Geen voeten met laarzen die stampend naderen en de angst vooruit doen snellen voor de vijand die – wederom – in aantocht is, maar een lieflijke tred, die past bij iemand die al van verre laat merken dat zijn boodschap goed en zijn komst in vrede is.

Jeruzalem ligt in puin. De wachters bieden uitkomst. Hun aanwezigheid duidt erop, dat de stad uitzicht heeft gehouden op wie kan komen. Nog is de hoop niet vervlogen en de kans op redding niet verloren. Van hun uitzicht hangt het lot af van de inwoners van de stad. Hun roepstem kan het verschil maken tussen redding en vernietiging.

Twee stemmen: vanaf de bergen en vanaf de muren

We horen twee stemmen: één vanaf de bergen die de terugkeer van de Heer aankondigt en een periode van vrede inluidt, en één vanaf de muren van de stad waarmee de wachters betekenis geven aan wat hun ogen hebben gezien: redding en verlossing van Jeruzalem door de Heer die terugkeert naar zijn volk. Door het dubbele gebruik van het woord ‘gezamenlijk’ (Hebr.: jachdav, Jes. 52,8-9) krijgt de eenstemmigheid waarmee de wachters hun gejubel vanuit de hoogten van de stad laten horen zijn weerklank in het gezamenlijke gejubel waartoe de puinhopen van de stad worden opgeroepen. Nadat de wachters de vreugdebode met zijn boodschap van redding en verlossing over de bergen hebben zien gaan, is het de beurt aan alle volken om deze redding door de Heer te zien. Hoe kan de verlossing van één plaats zulke verstrekkende gevolgen hebben dat de einden der aarde deze zien (52,10)?

‘Oog in oog’

Woorden als ‘oog in oog’ (Hebr.: ‘ajin be‘ajin, 52,8) helpen om te ontdekken wat voor alle volken zo opzienbarend is aan de verlossing van Jeruzalem. Uitdrukkingen als ‘van aangezicht tot aangezicht’ of ‘oog in oog’ vallen op door de een-op-eenrelatie. De terugkeer van de Heer verenigt de puinhopen van de stad in één jubelzang, die allen gezamenlijk aanheffen. Getroost door de Heer kunnen de inwoners zich als één volk van de aarde oprichten. In hun verlossing door de Heer tonen de puinhopen zich één. Duidelijker kan die eenheid niet worden verwoord, dan wanneer Jesaja zegt dat het ónze God is wiens redding te zien is voor de ogen van alle volken. In het herwinnen van deze gezamenlijkheid herrijst de stad vanuit de puinhopen waarin ze uiteen lag en toont ze haar kracht, die ze ontleent aan de terugkeer van de Heer. De heilige arm die de Heer ontbloot (Hebr.: chasav = ‘afschillen’ of ‘ontbloten’, 52,10) voor de ogen van alle volken, zou weleens kunnen wijzen op de stad zelf, die uit de schil van verwoesting tevoorschijn treedt. Haar verslagenheid en puin heeft zij van zich afgeschud. Door haar verlossing toont de Heer zijn kracht om redding te doen op aarde voor de ogen van alle volken. Het lijkt alsof de redding van Jeruzalem niet op zichzelf staat, niet bedoeld is om alleen door alle wachters gezien te worden, maar door alle volken op aarde. De vreugde om de boodschap van de bode is zo groot, omdat die niet alleen Jeruzalem, maar heel de aarde aangaat.

In het verhaal van de uittocht was de Heer ook al ‘oog in oog’ te zien, overdag in een wolkkolom, ’s nachts in een vuurkolom. Of het nu dag was of nacht, altijd torende Hij boven alles en iedereen uit. Waarom? Dat laat zich niet moeilijk raden. Of lees het in het boek Numeri, waar staat waarom de Heer ‘oog in oog’ verschijnt. Want doordat Hij zo – in het midden van zijn volk – boven hen uittorent, zullen ze in Egypte van de Heer horen. Ze zullen weten dat het door zijn kracht is, dat Hij dit volk uit hun midden heeft doen opklimmen. Doordat Hij zo boven hen uittorent, zien zij Hem voor hun aanschijn (Num. 14,14).

Zowel de richting van waaruit de boodschap van redding en verlossing over de bergen kwam aansnellen, alsook het ontbloten van zijn arm maken duidelijk dat de Heer hoog inzet als het om redding gaat. Hij koopt één stad, Jeruzalem, vrij. Haar verlossing is niet minder dan de inzet van zijn plan om alle volken te laten zien dat de redding de hele wereld aangaat.

Het Woord van God als licht voor de volken

In de Hebreeënbrief wordt aan de hand van vele citaten, merendeels uit de psalmen, helder uiteengezet dat God met de verwekking van een Zoon hoger inzet dan toen Hij vele malen en op vele wijzen eerder had gesproken. Want hoger, beter, voortreffelijker dan engelen is een zoon. Hij die vele malen en op vele wijzen eerder een woord voortbracht, heeft nu een Zoon verwekt. Een Zoon nog wel die sprekend op Hem lijkt. Maar let wel, de sprekende gelijkenis zit ’m niet in zijn uiterlijk, maar dieper: in zijn hypostasis (Hebr. 1,3; NB vertaalt: ‘bestaan’, WV en OKV: ‘wezen’).

Ook in het Evangelie van Johannes lijkt de Zoon op de Vader. Gods spreken is ten principale het licht der mensen. Welnu, diegene is sprekend God, die het waarachtige licht is. Die is met zijn komst in de wereld zózeer de afdruk van Gods wezen, dat Hij ieder mens in de wereld wil verlichten. In Hem is de glorie te zien als de glorie van de Vader, die al vele malen en op vele wijzen eerder is getoond in de wereld. Dat alle volken Hem zo zien, is niet zonder bedoeling. Want wie Hem ontvangen en in zijn Naam geloven, geeft Hij het voorrecht om kinderen van God te worden (Joh. 1,12).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken