Menu

Premium

Rood, zwart, paars

Gestalten van de duivel

De goede wil ligt binnen mijn bereik, maar niet de goede daad. Ik doe niet het goede dat ik wil, maar het kwade dat ik niet wil. Als ik doe wat ik eigenlijk niet wil, ben ik niet meer de handelende persoon, maar de zonde die in mij huist (Paulus, Rom. 7:18).

Een jeugdherinnering, een flits: ik ben een jaar of vier en heb thuis een mooi, rood plaatjesboek gezien, met kinderen en engeltjes en vlammen… Maar als ik ernaar op zoek ga, ik het niet vinden. Einde flits.

Veel later werd het raadsel opgehelderd, toen ik er bij mijn moeder op terugkwam. Ze wist wat ik bedoelde. Het boek heette Het prentenboek van de kinderbiecht. Mijn moeder had het weggedaan toen ze ontdekte dat ik er belangstelling voor had. ‘Ik ben ermee opgegroeid,’ zei ze, ‘en ik vond het zo’n akelig boek met al die duivels, ik wilde niet dat jij daardoor van streek zou raken.’ Het vintage prentenboek van de kinderbiecht staat nu toch in mijn kast, en ik heb het naar hartenlust kunnen bestuderen. De kleine scorebordjes van de ziel waarop je zonden staan: kleine vlekjes en grote vlekken. De tweeluiken met links het brave kind (dat de kerk in loopt bijvoorbeeld) en rechts het stoute kind (dat bokkiespringt buiten de kerk), met een glimlachende O.L. Heer boven de linker- en een stuurs kijkende boven de rechterkolom. Een kijkplaat met biechtende kinderen erop en daaronder inkijkjes in de hemel waar de zielen in het licht zweven, en de hel aan de andere kant, waar zielen gepijnigd worden.

Op de cover van het boek staat in een mandorla een bekommerd kindje tussen een vrouwelijke engel in wit gewaad en een bebaarde rode duivel in rood gewaad. Beiden proberen haar te beïnvloeden. Daarboven kijkt O.L. Heer met witte baard onbewogen toe. Verder is het boek overwegend rood, wat de indruk wekt dat de duivel alomtegenwoordig is en dat het vrijwel onmogelijk is in het rijk van O.L. Heer en zijn engel te blijven. Gelukkig is er de biecht.

Biechtboekhouding

Terwijl op de cover de duivel een grote rol speelt, komt hij in de tekst van het boek slechts mondjesmaat voor. Hij wordt wel geïntroduceerd in de eerste alinea. Er komt een kindje ter wereld dat nog ‘een lelijk zieltje’ heeft, omdat de erfzonde van Adam er nog op zit. ‘Daarom ziet O.L. Heer het nog niet zo graag en ook de Engelbewaarder houdt er nog zoveel niet van.’ Maar: ’Het Duiveltje ziet zo’n lelijk zieltje wél graag.’ Verderop in het boek: ‘Het duiveltje wil graag dat je steelt. Maar luister niet naar het duiveltje!’ Tot de jaren zestig van de vorige eeuw werd de duivel opgevoerd om kinderen het verschil tussen braaf en slecht in te prenten. De schrijver M.C. Versteeg schetste geen dualistisch wereldbeeld, hij wilde vooral de (boekhoudkundige) logica uitleggen van Gods genade die je verkreeg door goed te biechten. En passant werd het kind angst aangejaagd door het beeld van vlekken op je ziel, een boze God, een afgekeerde engelbewaarder en de straf van het vagevuur, waar de kleine zonden moesten worden afgebrand – als je ze niet biechtte. Er was maar weinig voor nodig om die angst te koppelen aan het beeld van een rode duivel, wiens macht minstens zo groot was als die van O.L. Heer, de duivel zoals die in het bewustzijn van de middeleeuwer leefde en misschien archetypisch in iedere mens: de kwade macht die je meesleept naar de ondergang. Ik mag mijn moeder dankbaar zijn dat ze me voor die zwarte pedagogie heeft bewaard.

Sindsdien heb ik talloze beelden van duivels gezien, op alle middeleeuwse Laatste Oordeel-panelen, in sculpturen en kerkgebouwen, in miniaturen en manuscripten, in bijbels en op spotprenten, in cartoons, films en reclame. Altijd weer die gehoornde figuur op bokkenpoten, met vlerken en een staart, mens-reptiel-bok, in alle kleurenvarianten, maar vooral in vurig rood. Vreemd genoeg is er bij die duivel vanouds ook ruimte voor humor. Denk aan de komische spuwers in kathedralen en miniaturen en de koddige duveltjes in reclames. Een recent voorbeeld is ‘Satan’ in de satirische cartoonserie , verwikkeld in een homo-erotische relatie met Saddam Hoessein.

Duivel

Wie via Google naar ‘duivel’ zoekt, ziet overwegend de kleur rood en veel spektakel. Je krijgt de indruk dat de duivel een figuur is in wiens outfit je zou willen kruipen, omdat hij mensen domineert,

verleidt en opwindt. Met de duivel is goed een feestje te bouwen, te zondigen, een extreem ijsje te eten. Hij (het is bijna altijd een hij!) is gewetenloos, glad en genotzuchtig. Intimiderend is hij eigenlijk niet. Hij heeft geen groter plan dan hier en nu tot zonde te inspireren. De duivel is niet iemand met een groot plan, om de wereldheerschappij te verkrijgen bijvoorbeeld, want hij zijn plezier niet uitstellen; hij wil onbeheerst zijn instincten volgen en daar anderen voor gebruiken. Denk aan middeleeuwse legenden waarin de duivel een rol speelt: hij komt langs, viert zijn lusten bot, bijvoorbeeld op een naïef meisje, en dankt haar af, haar onteerd en maatschappelijk ontworteld achterlatend.

Demon

Wie googelt op ‘demon’, ziet iets anders: overwegend de kleur zwart en de meest vreselijke, duistere tronies. De demon is het kwaad in eigen persoon. Hij jaagt angst aan en probeert zich vast te bijten in de onschuldige persoon, om die te beschadigen en te ‘ontzielen’. Hij is een ander type dan de duivel, letterlijk zwarter en nog meer van God los. De demon ook incognito zijn, alleen herkenbaar aan een obscuur teken, bijvoorbeeld zwarte ogen, of een geheime eigenschap. Waar de duivel iemand verleidt, in de war brengt en uit zijn normale doen trekt om hem iets te laten doen wat buiten de orde is, vestigt de demon zich in het binnenste van een mens; hij neemt bezit van de ziel. Een bezeten iemand is niet zozeer ‘zondig en aanspreekbaar’, maar gedeformeerd en niet meer bereikbaar. Demonen kunnen door Jezus worden uitgedreven. De duivel laat zich zien, is een showfiguur, de demon is eerder geniepig. De duivel vind je in een actiefilm of een sprookje (met Jack Nicholson of Johnny Depp), de demon in een thriller of horrorfilm (met Anthony Hopkins of John Malkovich).

Rood, zwart, paars

Duivel en demon verpersoonlijken de zonde. Wie vertrouwd is met het enneagram, het oude spirituele model dat negen persoonlijkheidstypen onderscheidt naar hun kenmerkende zonde, de duiveltypes hierin plaatsen. Het enneagram onderscheidt drie buiktypen, drie hoofdtypen en drie harttypen. De rode, ‘traditionele’ duivel past bij het buiktype, bij wie instinct en seksuele drift de onwillekeurige drijfveer zijn. Bij deze types horen de hoofdzonden wellust (luxuria), luiheid (acedia) en gramschap (ira). De duivel wil zijn lusten botvieren, makkelijk en verwoed.

Het demontype, de zwarte, ongrijpbare boze macht, past eerder in het domein van de hoofdtypen. Zij worden onbewust gedreven door angst, zelfbehoud en controle. Hun hoofdzonden zijn hebzucht (avaritia), angst en onmatigheid (gula). De demon zetelt in het hoofd en zorgt dat iemand alleen nog maar zichzelf zoekt, hebzuchtig, cynisch en onbegrensd.

‘Hart’-typen

Je kunt je afvragen of er ook een duivelse gestalte hoort bij de laatste drie typen, de ‘hart’-typen. Zij worden onbewust gemotiveerd door sociale status, roem en ‘bijzonderheid’, schoonheid. De wortelzonden van deze typen zijn hoogmoed/trots (superbia), bedrog/leugen en nijd/afgunst (invidia). Het beeld dat ‘hoogmoed, bedrog en jaloezie’ samen oproepen, is dat van een vrouwelijk duivelbeeld, de heks, of nog liever de boze stiefmoeder, de gekrenkte koningin uit de sprookjes. Zij is het archetype van de tanende schoonheid die bang is haar status en haar macht (over mannen) te verliezen en daarom jaloers is op jongere dochters. In haar slechtste uur is ze hoogmoedig, vals en jaloers, de duivel in damesgestalte, verbeeld door Disney in sprookjes als Sneeuwwitje en Assepoester.

Googel je op ‘boze stiefmoeder’, dan komen de kleuren zwart en paars (met zilver/goud) naar voren; we zien vorstelijke, hooghartige vrouwen met te veel make-up en juwelen, die hun schoonheid en macht onderstrepen. De boze koningin heeft net als Sneeuwwitje ebbenzwart haar, een blanke huid en rode lippen, maar het is ‘uit een potje’, bedrog, bijna vergane glorie. Haar specialisme is uit nijd haar slachtoffer het leven zuur maken en dat uiteindelijk doden. De she-devil is met verve neergezet door actrices als Glenn Close, Julia Roberts, Charlize Theron, Meryl Streep en Angelina Jolie.

Weg bewegen van God

De duivel, de demon en de stiefmoeder zijn fantasiefiguren. Maar ze verpersoonlijken de menselijke gewaarwording dat er een breuk zit in ons denken en handelen: we weten wat het goede is, we willen het goede, maar we doen dat niet altijd, zoals Paulus in zijn brief aan de Romeinen beschrijft. Het slechte kan ons verleiden, neemt bezit van ons. De klassieke theologie legt dit slechte uiteen in zeven hoofdzonden (hoogmoed, afgunst, hebzucht, onmatigheid, wellust, luiheid en gramschap), het enneagram doet er twee bij (angst en bedrog). Elk afzonderlijk en alle samen staan ze voor weg bewegen van God, richting dood en verderf.

Degene die de duivel het beste heeft afgebeeld, blijft voor mij illustrator Bert Bouman. In de kinderbijbel Woord voor woord tekende hij bij het verhaal van Jezus’ verzoeking in de woestijn de duivel als een kleurige figuur, een tovenaar die met een stafje zwaait en Jezus probeert van de wijs te brengen. Misschien is die gestalte wel de meest voorkomende in ons dagelijkse leven: de betovering door figuren die geld, macht, roem en schoonheid beloven. Als de duivel een lelijk mannetje op bokkenpoten was, zou hij niet zo veel invloed hebben…

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken