Menu

Basis

Samen oefenen bij het leven

Kansen voor karaktervorming in de kerk

In dit laatste artikel bij het thema ‘Karaktervorming in de kerk’ een terugblik en conclusie uit de voorgaande beschouwingen. Hoe vullen ze elkaar aan en belichten ook verschillende aspecten? En meer dan dat, wat doen we eraan op, voor onze eigen geloofspraktijk én voor die in onze gemeenten?

Godsdienst oefenen

Het woord ‘oefenen’ komt in de een of andere vorm in alle voorgaande artikelen voor. Voor Richard Saly is het een sleutelwoord als het gaat om karaktervorming. Zonder oefening gebeurt er doorgaans niets.

Oefening baart karakter, zou je kunnen zeggen.

Opeens komt daarmee een heel klassiek kerkelijk woord weer om de hoek kijken: ‘godsdienstoefening’. We betrekken het meestal op de eredienst, maar het is een veel breder begrip. Misschien wordt dat wel duidelijk door met het woord te spelen: ‘godsdienst oefenen’. We oefenen ons in de dienst aan God en zijn Rijk. De gemeente is zo een oefenplek en biedt als het goed is oefenruimte voor de gemeenteleden (en hopelijk ook voor anderen!) om de navolging van Jezus Christus te oefenen.

Ik wil in dit slotartikel bij een paar zaken stilstaan die in de eerdere artikelen aan de orde waren. Ook wil ik aandacht vragen voor aspecten rond karaktervorming die nog niet langskwamen.

We oefenen ons in de dienst aan God en zijn Rijk

Gemeenschap en karaktervorming

Bij karaktervorming is gemeenschap belangrijk, dat hebben de voorgaande artikelen wel duidelijk gemaakt. Zonder gemeenschap geen karaktervorming, zo zou je de teneur in de artikelen kunnen samenvatten. Vooral Tim Vreugdenhil en Frank Mulder staan stil bij gemeenschap. Vreugdenhil doet dat vanuit een wereld die soms heel beducht is voor verbinding en gemeenschap, Mulder doet het juist vanuit een concrete leefgemeenschap die zeker ook confronterende kanten heeft.

Gemeenschap is een spannend thema in onze dagen. We verlangen er naar én zijn er tegelijk bang voor. Vroeger dachten we meestal van het ‘wij’ naar het ‘ik’, tegenwoordig is dat in onze samenleving meestal andersom, ook als het gaat om geloof en spiritualiteit. Het ‘ik’ gaat voorop en zoekt naar een passend ‘wij’. Dat gekozen ‘wij’ hoeft niet duurzaam te zijn en evenmin fysiek. Denk bijvoorbeeld aan digitale gemeenschapsvorming. Online gemeenschap is een relatief recent fenomeen, nog eens enorm versterkt door de coronacrisis. Het is – zeker in de levens van jonge mensen – niet meer weg te denken als het gaat over het zoeken en vormen van gemeenschap.

We blijven het zoeken, maar doen dat anders dan vroeger. Een duurzame binding aan groepen en instituties zit niet meer in onze genen, zo lijkt het. Maakt dat de kans op karaktervorming minder groot? Op zich hoeft dat niet, maar wel is het zo dat vrijblijvendheid en karaktervorming niet goed samen gaan. Een zoomviering op de zondagochtend werkt niet, schrijft Frank Mulder aan het eind van zijn artikel.

Karaktervorming in de kerk vraagt echt om niet-vrijblijvende gemeenschap

Gaat gemeenschap pas echt vormend werken als het ook schuurt en moeite kost? Als dat zo is – en ik denk dat het zo is – willen we dat dan ook? Of kiezen we dan toch maar liever voor de veiligheid van de groep van gelijkgezinden?

Het mag duidelijk zijn: werkelijke gemeenschap is niet alleen maar aantrekkelijk, maar ook altijd confronterend. Waarachtige gemeenschap is altijd dubbel. Ze is vreugdevol, want we zijn ervoor geschapen, maar ze is ook lastig en pijnlijk, want we kunnen onszelf niet ontlopen en schone schijn heeft geen schijn van kans meer. Mulder schrijft daar heel eerlijk en ook herkenbaar over. De kerk zal daarom een oefenruimte moeten zijn voor werkelijke gemeenschap. Dat is niet alleen tegen het zere been van de individualistische moderne burger, voor wie persoonlijke vrijheid alles is, maar feitelijk tegen ieders zere been. We zitten door de enorme keuzevrijheid die we nu hebben meestal ook niet te wachten op vormen van gemeenschap die ons ook iets kosten. Maar helaas, karaktervorming in de kerk vraagt echt om niet-vrijblijvende gemeenschap. We kunnen er niet omheen.

Karaktervorming en veiligheid

Als ik zeg dat we niet om gemeenschap heen kunnen, betekent het niet dat we ons altijd maar weer moeten overgeven aan die gemeenschap. Want karaktervorming heeft altijd kwetsbare kanten en momenten. We zijn nooit af als mens. Er valt niets te vormen als alles perfect is. Maar perfect is ons leven niet, altijd zijn er delen die nauwelijks goed gevormd zijn.

We kennen allemaal ook vervormingen en scheefgroei. En dat hang je lang niet altijd aan de grote klok. Dat komt ook omdat in de gemeente kwetsbaarheid niet altijd even veilig is. Je komt elkaar immers voortdurend weer tegen en dat kan minder prettige kanten hebben.

Gemeenschap is goed en nodig voor karaktervorming, maar soms moet je je er juist even aan onttrekken. Daarom is het begrijpelijk dat we soms meer anonieme of eenmalige plekken opzoeken. Die zijn veiliger, zeker als we de mensen die we daar ontmoeten de volgende dag niet direct weer tegenkomen in bijvoorbeeld de supermarkt. Dat is ook een van de aantrekkelijke kanten van bijvoorbeeld het gebedspastoraat, waarover Henk en Irma Jansen schrijven.

Je deelt je leven met twee mensen die je daarna normaal gesproken niet meer gaat tegenkomen.

Het is goed als daarvoor ruimte is en dat kerken ook weet hebben van dit soort veilige plekken. Ze zouden ernaar kunnen verwijzen en gemeenteleden kunnen stimuleren hun heil – heel letterlijk! – ook elders te zoeken. Gezonde gemeenschap betekent ook dat je gemeenteleden de ruimte gunt – en ze misschien zelfs stimuleert – buiten de gemeente om te werken aan hun groei in mens-zijn en hun heel-wording. Het pastoraat in de gemeente en ‘anoniem pastoraat’ kunnen elkaar heel goed aanvullen. Wat zou het mooi zijn als goede ervaringen in bijvoorbeeld het pastoraat van ‘In Christus heel’ in de plaatselijke gemeente gedeeld kunnen worden!

Vaak krijgen gelovigen belangrijke impulsen voor geloof en leven juist buiten de plaatselijke gemeente

Dynamiek tussen meerdere oefenplekken

Het is goed hier nog iets meer over te zeggen. In het vorige nummer van Ouderlingenblad schreef Roelof de Wit over werkvakanties voor jongeren uit zijn gemeente. Dergelijke vakanties maken vaak diepe indruk. Ze zijn meestal ook heel vormend, zeker als je als tiener meegaat en voor het eerst in een wereld stapt die echt anders is dan de jouwe. Vaak doe je ervaringen op die je nooit meer vergeet en je leven ook behoorlijk kunnen gaan stempelen. Dat op zich is al prachtig, maar dergelijke ervaringen kunnen nog verdiept worden door de verbinding met de eigen plaatselijke gemeente.

In termen van Richard Saly: is er na afloop van de werkvakantie iets als een vervolg in de eigen gemeente? Of blijft zo’n vakantie ergens een zwerfsteen? Wat zou het mooi zijn als er een vloeiende verbinding is tussen zo’n intensieve reiservaring en het ‘gewone’ leven in en van de gemeente.

We raken hier aan een thema dat ik al eens eerder in Ouderlingenblad aan de orde stelde (januari 2018). Het is zinvol om dit in het kader van dit themanummer nog eens op te pakken. Het valt me vaak op in gesprekken met gelovigen dat ze belangrijke impulsen voor hun geloof en hun leven hebben ontvangen op plekken buiten de plaatselijke gemeente. Dat kunnen, zoals hierboven, diaconale werkvakanties zijn, maar ook bezoeken aan Taizé, kloosterweekenden, deelname aan bewegingen als Youth for Christ en de Navigators etc.

Soms is het zelfs beslissend geweest voor hun geloof en hun blijvende betrokkenheid bij een lokale gemeente. Het lukt lang niet altijd de beide werelden goed met elkaar te verbinden, maar het loont wel de moeite hier echt aan te werken. Karaktervorming vraagt om lange adem en verbinding, ook die tussen allerlei vormende plekken en momenten.

Voorgangers zijn primair geroepen tot toerusting…

De rol van de voorganger

Tot slot nog iets over de rol van de voorganger in een gemeente. Onze kerken kenmerken zich soms door een ‘verzorgingscultuur’, waarin de voorganger meer pastor dan toeruster is, meer trooster dan profeet, meer uitvaartleider dan vroedvrouw. Predikant en kerkelijk werker komen dan vooral in beeld als het niet goed met ons gaat en veel minder als wij midden in het gewone bestaan van alledag onze weg zoeken. Maar dat is een ernstige beperking van pastoraat.

De Amerikaanse theoloog Greg Ogden stelt in een boek over discipelschap dat de concentratie op individueel (crisis)pastoraat uiteindelijk een verwoestende invloed heeft op het vermogen van geloofsgemeenschappen mensen te trainen in de navolging van Christus. Hij schrijft – in het spoor van Paulus – dat voorgangers primair geroepen zijn ‘om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst’ (Efeziërs. 4:12). Daar ligt hun primaire roeping en dus niet bij het individuele (crisis)pastoraat.

Dat is een prikkelende stelling die kan botsen met de gangbare praktijk in de gemeente, maar juist daarom wel de moeite van het overdenken waard is. Ik denk dat hier wezenlijk huiswerk ligt voor kerken. Want op die toerusting en vorming komt het in onze tijd wel aan. Karaktervorming vindt immers bij voorkeur midden in het leven plaats en niet pas aan het einde.

Een voorganger vertelde eens dat hij een beroep kreeg van een gemeente. Hij wilde graag komen, maar vroeg wel om ruimte om zich te concentreren op de vorming en toerusting van een kleine groep binnen de gemeente. Hij kreeg die ruimte en zo ging hij aan de slag met deze groep. Daarbij ging het niet alleen maar om een diepgaande persoonlijke vorming van deze gemeenteleden in het spoor van Jezus Christus. Van meet af aan ging het ook om hun vorming als toerusters voor anderen. Zo ontstond er een keten van vorming en toerusting.

We moeten dit plaatje niet idealiseren, want zo gemakkelijk is het niet, maar we kunnen er wel van leren. Als Paulus gelijk heeft met zijn nadruk op de toerusting van de gemeente door de voorganger, wat betekent dat dan voor de rol van de predikant of de kerkelijk werker? Het zou goed zijn daarover in bijvoorbeeld de kerkenraad een serieus gesprek te voeren, zeker ook wanneer gezocht wordt naar een nieuwe voorganger. Karaktervorming in de gemeente is tenslotte te belangrijk om aan het toeval over te laten…

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken