Menu

Basis

Schriftmens

Luther vertaalde de Bijbel uit de grondtalen in het Duits. Waarom was dit zo belangrijk voor Luther dat hij er een groot deel van zijn leven aan wijdde? En wat ging er mis met de bijbelteksten over Joden?

Het is niet zo dat vóór de reformatie Europa in duisternis gehuld was en dat er een Luther nodig was om licht te laten schijnen. De kerk was er en deed wat een kerk hoort te doen: zingen, bidden en preken, kinderen dopen, zieken zalven, gestorvenen begraven en de leer van de kerk uitdragen. Er was geloof, zowel door de kerk goedgekeurd en gepropageerd geloof als ‘volksgeloof’: vertrouwen in de kracht van rituelen en magische gebruiken, de voorspraak van heiligen (schietgebedjes als ‘Heilige Antonius, beste vrind, maak dat ik mijn jas weer vind!’), bedevaarten naar heilige plaatsen en resten (relieken) van heilige mensen. En de Bijbel was er, in het Latijn, de taal van de kerk, maar ook in de volkstaal. Alleen waren het geen vertalingen uit de grondtalen (Hebreeuws en Grieks), maar uit de Latijnse vertaling van 400 na Christus. Vertalingen van een vertaling dus.

GOD OP AFSTAND

Wat Luther opbrak, was dat liturgie en leer van de kerk steeds meer het bedrijf van beroepsgelovigen werden. De Bijbel was zo heilig en verheven, dat hij de kerk en de gewone mensen niet meer raakte. De kerk redde zich wel: de gewone gelovige had z’n volksvroomheid en de Bijbel mocht er ook wel zijn. Die deed niemand kwaad en maakte niemand aan het schrikken. Het was weliswaar niet stikdonker geworden in Europa maar wel erg schemerig. Het werd tijd voor meer licht. In zijn onderduikperiode op de Wartburg begon Luther het Nieuwe Testament uit het Grieks te vertalen. In de jaren daarna vertaalde hij het Oude Testament uit het Hebreeuws. Hij was ervan overtuigd dat teruggrijpen op de oudste talen van de Bijbel kon helpen om een Bijbel aan te leveren in ‘levend Duits’. Zowel de elite als de gewone man kregen een Bijbel van waaruit God zo rechtstreeks mogelijk tot hen sprak. Het klinkende Woord werd weer het hart van de prediking en leerschool voor ieders geloof.

SAPPIG DUITS

Luther begon in 1521 aan zijn vertaalwerk en bleef eraan sleutelen tot aan zijn dood in 1546. Elke nieuwe druk van zijn Bijbel is een verbeterde druk. Zijn taal is nog altijd springlevend. Ik kom graag en veel in Thüringen en Saksen, ‘Lutherland’, en het sappige Duits dat ze daar spreken hoor je ook in Luthers bijbelvertaling. Tegelijk is Luthers werk een belangrijke bijdrage geweest aan de ontwikkeling van het Hoogduits als gemeenschappelijke taal voor een menigte Duitse landen, landjes en vrijsteden. Alleen al om zijn bijbelvertaling vind ik Luther een fascinerende figuur. Ik bewonder zijn gave om niet al te letterlijk te vertalen. En dan al z’n andere werk nog. Wat een werkkracht, wat een visie!

ANTI-JOODS?

Maar Luther is ook berucht geworden om de anti-Joodse geschriften van zijn latere dagen. Die bleken voer voor antisemieten. Terecht nemen we daar nu afstand van. Wat echter te vaak over het hoofd gezien wordt, ook in de onlangs in Duitsland opnieuw uitgegeven Lutherbijbel, is zijn anti-Joodse vertaling van het Griekse woordje ‘Joudaioi’ in het Nieuwe Testament. De immer nadenkende Luther heeft even niet doorgedacht bij ‘Joudaioi’. Op de klank af koos hij voor Jüden (Joden), alsof bijvoorbeeld de Galilese Jood Jezus en zijn Joodse leerlingen iets tegen Joden hadden! ‘Joudaioi’ betekent Judeeërs, mensen uit Juda, samen met Galileeërs en Samaritanen allemaal van het joodse geloof. Alleen die uit Juda dan ‘Joden’ noemen, heeft veel in de kerk levend antisemitisme mogelijk gemaakt en versterkt, sinds bijna alle vertalers na Luther zijn keuze hebben overgenomen. Als we Luther willen eren, veranderen we in al onze Bijbels ‘Joden’ in Judeeërs.

Pieter Oussoren is predikant en vertaler, met name van de Bijbel. Zijn bijbelvertaling is bekend geworden onder de naam Naardense Bijbel (Skandalon, 2005).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken