Menu

Premium

Siwa Lima, de eenheid van polen bij de Molukkers

Abraham als voorouder

Waar in de wereld ze ook wonen, Joden voelen zich verbonden met elkaar en het land Israël. Hoe verschillend de individuele beleving en de ideeën daarover ook kunnen zijn, het is hetzelfde bloed dat door hun aderen stroomt. Het heilige land doet hun harten sneller kloppen.

Een dergelijke verwantschap met volk en land is voor de Molukkers herkenbaar, alhoewel ook bij hen de manier waarop dit beleefd wordt verschilt. Ook voor de Molukkers in geldt: het land waar de familie en grootouders geboren zijn is heilig. Daar heeft bij hun geboorte hun bloed gevloeid en via de navelstreng ben je daarmee verbonden. Dat is de oorsprong en de bron van je leven. Je navel is daaraan een zichtbare herinnering. Je leven lang blijf je met die grond verbonden. Ook je familienaam duidt deze lijn van verwantschap aan en in deze grote familie heeft iedereen een eigen plaats. Daarom houden alle Molukkers die van hetzelfde dorp komen onderling contact, ook al wonen ze niet op de Molukken. Zo zijn er ook in ongeveer zestig van deze groepen (kumpulans).

Voorouders als dragende kracht

bij te kunnen houden wie met wie verwant is en via welke lijnen, zijn de geslachtsregisters van groot belang. Voor Nederlanders is dat in zekere zin herkenbaar. Het maken van een stamboom en het op zoek gaan naar je voorgeslacht is vaak meer dan een hobby. Het is belangrijk voor je identiteit en mensen raken ontroerd als ze ineens stuiten op een voorouder die een beroemdheid was, of juist op iemand die aan de zelfkant van de samenleving leefde.

Op dezelfde manier geeft de verbondenheid met hun voorouders aan de Molukkers een gevoel van rust en veiligheid. Ze vormen de dragende kracht onder hun bestaan. Soms wordt hun aanwezigheid tastbaar gevoeld, met name bij een bezoek aan het dorp waar de voorouders vandaan komen. Daarom verdienen deze voorouders ook respect, wat vroeger door westerse theologen ook wel ‘voorouderverering’ genoemd werd.

Offerschaal

Een concreet teken van verbondenheid met het voorgeslacht en het dorp waar iemand vandaan komt is de piring natzar, de offerschaal. Behalve als verbinding met het land en de familie staat deze offerschaal bij veel Molukse christenen symbool voor de centrale plaats die God inneemt in het gezinsleven. Zowel de gang naar de kerk als de gang naar de wereld begint bij de offerschaal.

In een boek over de piring natzar staat het volgende verhaal:

Het is oudejaarsavond. Vader komt de trap af. In zijn hand heeft hij een schaal met een wit doekje eroverheen. Statig treedt hij de woonkamer binnen. Hij kijkt naar de klok. Het is tien voor twaalf. Hij zet het bord op de tafel. Alle kinderen – het zijn er zeven – zijn in de kamer. Vader maakt een gebaar dat de kinderen dichterbij moeten komen. Als ze in een kring om de tafel staan, neemt vader het witte doekje weg. Op de schaal liggen negen munten, in wit papier gewikkeld: vader, moeder en de zeven kinderen. Vader gaat bidden en de anderen sluiten hun ogen en bidden met hem mee.

Achter het symbool van de offerschaal ligt een traditie die verschillende malen is aangepast aan de nieuwe situatie. De schaal is vooral een herinnering aan de heilige steen uit het geboortedorp. Elk dorp heeft een dergelijke heilige steen en het verhaal gaat dat die afkomstig is van de berg Nunu Saku op het eiland , die bij de Molukkers eenzelfde rol speelt als de berg Moria in de Bijbel. Bij deze heilige stenen worden de belangrijke zaken van het dorp besproken in aanwezigheid van de voorouders. De afspraken die bij deze stenen gemaakt worden, moeten daarom ook beslist nagekomen worden.

Abraham als voorouder

Bij het nadenken over de band tussen voorouders en het land komt de vraag op wat het voor Abraham betekende toen God aan hem vroeg: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen’ (Gen 12:1). Betekende dat geen breuk met zijn land en volk?

In zijn commentaar op Genesis 1-11 vraagt Gerrit Singgih zich af: ‘We horen heel vaak dat het Oude Testament tegen de voorouders is. Maar als dit zo is, waarom komen er dan zo vaak geslachtsregisters in voor?’ Opvallend is dat het evangelie van Matteüs ook begint met een geslachtsregister, waarbij Jezus Christus zoon van David en zoon van Abraham wordt genoemd.

Ulrich Luz wijst er in zijn commentaar op Matteüs op dat de vrouwen die in het geslachtsregister genoemd worden van niet-Joodse afkomst zijn. Met het noemen van vrouwen als Tamar, Ruth en Rachab is het duidelijk dat er openheid is naar de omringende volkeren. Israël en de volkeren vormen een centraal thema in de Bijbel. Zo is er ook in de Molukse cultuur openheid naar het andere. De manier waarop Abraham als vader van Isaak met Jakob en Israël als nageslacht door de Joden gerespecteerd wordt lijkt als twee druppels water op de rol van de voorouders bij de Molukken. De voor de westerse mensen vaak weinig interessante geslachtsregisters in de Bijbel zijn voor Molukkers herkenbaar in de manier waarop zij voortdurend bezig zijn met hun afkomst en verwantschap.

Twee polen

Het basisprincipe van de Molukse cultuur is dat er twee polen zijn die elkaar nodig hebben en aanvullen, waarbij het de levensopdracht van de mens is om die beide polen met elkaar tot een eenheid te brengen. Die tegenpolen waren er vanaf het begin. De oorspronkelijke Molukkers woonden in de bergen en ze leefden van de jacht. Maar in de kuststreken kwamen groepen mensen van andere omringende eilanden wonen. In de 15e eeuw werd die bonte verscheidenheid tot een eenheid gebracht, waarbij een deel van de dorpen zich organiseerde in groepen van vijf (lima) en het andere deel in groepen van negen (siwa) dorpen. Ook in de dorpen zelf woonden de verschillende clans in groepen van vijf of negen bij elkaar in één wijk van het dorp.

Met dorpen in de buurt kon een bondgenootschap gesloten worden (pela), waarbij precies werd afgesproken welke verantwoordelijkheid en verplichtingen de beide dorpen ten opzichte van elkaar hadden. De meest vergaande vorm was dat de mensen uit het pela-dorp beschouwd werden als broers en zussen, die je net als je eigen familieleden te eten gaf als ze in je dorp op bezoek kwamen. Ook pela-verbanden tussen christelijke en islamitische dorpen waren heel gewoon. Al die verschillende dorpen werden op hun beurt met elkaar verbonden door de gezamenlijke voorouders en de gezamenlijke scheppingsverhalen. Er zijn verschillende versies in omloop, maar allemaal gaan ze uit van Moeder Aarde (Inake Umi) en Vader Hemel (Upu Lanite). De aarde heeft als Moeder iets heiligs, maar ook de natuur, de dieren en de planten hebben een ziel. Moeder Aarde en Vader Hemel hebben de eerste mens voortgebracht. Deze eerste mens is een man, aan wie de zorg voor de Molukse aarde en de natuur wordt toevertrouwd. De eerste mens ontmoet een vrouw, die zijn levensgezellin wordt. Samen zorgen ze voor nageslacht.

Voorouderverering?

In is er veel wantrouwen als het gaat om religie, afgoden en voorouderverering. Op dezelfde manier als waarop Bonifatius de heilige boom in Dokkum omhakte, hebben zendelingen uit Nederland op Ambon veel heilige stenen vernietigd. Evangelie en cultuur – en zeker als het om de oosterse cultuur gaat – lijken elkaar uit te sluiten. Maar ook op dit punt weten Molukse antropologen en theologen de tegenpolen met elkaar te verbinden. Zij zien het evangelie als een verzoenende en bevrijdende kracht, die de cultuur van binnenuit vernieuwt, zoals Jezus Christus door zijn dood en opstanding de hele schepping vernieuwt. Dat betekent dat dankbaar gebruikgemaakt wordt van de liefdevolle en richtinggevende krachten van de voorouders, maar dat afscheid genomen wordt van de donkere magische en dreigende kant ervan.

Voor de Molukse christenen betekent dit een breuk met de goden, die het bestaan verstikken, en een afscheid nemen van de angstaanjagende geesten en van de magie. Ze zijn trouw gehoorzaam aan de God van Israël, de vader van Jezus, de Schepper en de bewaarder van de hemel en de aarde. Die God neemt de plaats in van Vader Hemel (Upu Lanite), die de aarde (Inake Umi) geschapen heeft.

Abraham, Isaak en Jakob zijn geen heiligen van Israël, maar zij spelen een essentiële rol in Israëls heilsgeschiedenis: door hen wordt Israël geheiligd. Dit voorgeslacht is de dragende kracht voor de identiteit en de toekomst van Israël. Alleen God wordt vereerd, maar voorouders verdienen respect. Voor zover de Molukse voorouders deze rol spelen, verdienen ook zij respect. De Hebreëenbrief heeft het erover dat wij omringd zijn door geloofsgetuigen, zoals Abel, Abraham, Mozes en vele anderen (12:1). Het is alsof het levende personen zijn, die zich bemoeien met ons leven. Op dezelfde manier voelen de Molukkers zich omringd door hun voorouders. De Ghanese theoloog Kwame Bediako noemt dit een adoptief verleden in Abraham: Abraham is de vader van alle gelovigen en als onze vader is hij de persoon die ons de toegang verleent tot een nieuwe identiteit in Christus.

Literatuur

Karel Steenbrink en Jan Aritonang, A History of Christianity in Indonesia, Leiden en Boston: Brill 2008, 32.

Moluks Theologisch Beraad, Piring Natzar, De waarde en betekenis van een oud Moluks religieus symbool in een geseculariseerde westerse wereld, 1995, 9.

Moluks Theologisch Beraad, Tete Manis te midden van de tete nenek moyang. De functie van de voorouders in de Molukse cultuur- en geloofsbeleving, 1998.

Vereniging van Kumpulans in Nederland, Hutumuri: Negeri & Lumatahu.

Ulrich Luz, Matthew 1- Commentary, Edinburgh: T&T Clark 1990, 110.

Emanuel Gerrit Singgih, Ph.D., Dari Eden ke Babel. Sebuah Tafsir Kejadian 1-11, Yogyakarta: Kanisius 2011, 156.

Kwame Bediako, Jezus in de cultuur en geschiedenis van Afrika, Kampen: Kok 1999, 33-46.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken