Menu

Premium

Spirituele christologie

over Christusprediking

Welke Christus is het oriëntatiepunt voor alle prediking? Op die vraag wil ik in dit artikel ingaan. En daarmee proberen we eigenlijk een antwoord te zoeken op de vraag die Jezus zelf aan ons stelt: ‘Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben?’ (Matteüs 16:15).

Als ik voor mezelf naga hoe ik die vraag van jongs af heb leren beantwoorden, dan springt sterk in het oog dat Christus Degene was die aan het kruis is gestorven voor mijn zonden. God was een lange weg gegaan om te komen tot het centrum van de heilsgeschiedenis: het kruis op Golgotha. Deze Christus, die is opgestaan op de derde dag, is nu Degene die vol kracht en macht als Koning zit aan Gods rechterhand. Hij regeert zijn Kerk, door Geest en Woord. En Hij zal terugkomen op de dag der dagen, wanneer Hij verschijnen zal op de wolken met grote macht en heerlijkheid.

Al deze oneindig kostbare woorden heb ik me toegeëigend. Zo leerde ik Christus kennen. En toch bleef er een onvervuld verlangen. Was deze Christus niet teveel een Christus-op-afstand? Een Christus die toen-en-daar is gestorven en opgestaan, die nu ver boven ons is verheven in de hemel, die straks zal weerkomen op de wolken. En dan zie ik een soort boog over mijn leven: het beginpunt ligt vroeger, het hoogtepunt ligt boven in de hemel, het eindpunt ligt later. Samengevat: het accent in dit alles ligt sterk bij de Christus voor ons.

Persoonlijk

Het bovenstaande heb ik expres wat persoonlijk gehouden. Als ik zeg dat ik Christus in opvoeding en onderwijs vooral heb leren kennen als de Christus voor mij en de Christus buiten mij, wil ik daarmee dus niet beweren dat dat wel voor alle gereformeerd-vrijgemaakte christenen zal gelden. Ik kom gelukkig ook genoeg geloofsgenoten tegen die heel persoonlijk kunnen spreken over Jezus Christus die alles voor hen is.

En toch schrijf ik nu maar even verder vanuit de vooronderstelling dat het belangrijk is dat we meer aandacht krijgen voor de Christus in ons. En voor de Geest van Christus. Uiteraard is er ook veel over die Geest veel gesproken en gepreekt. Maar het beeld dat bij mij is blijven hangen is die van de Heilige Geest ‘die van Zichzelf afwijst naar Christus’. En dan maken we daar een groot armgebaar bij om te wijzen naar de Christus buiten ons. Het gaat hier dan om de verhouding tussen de Geest en Christus. En dan is een zeer belangrijke lijn in het Bijbelse spreken dat de Geest onze aandacht richt op Christus. Ik denk vooral aan Johannes 16. Daar gaat het over de andere Trooster die de Christus zal verheerlijken: ‘Want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen.’

De Geest richt onze aandacht op Christus. Dat is de Christus die buiten ons is: de Gekruisigde, de Opgestane, de Verheerlijkte die zal weerkomen. Maar er is meer. Is het niet beter om te zeggen: de Geest brengt Christus in ons hart? De Geest wijst niet zozeer van Zichzelf af om onze aandacht te richten op de Christus buiten ons, maar Hij richt onze aandacht op de Christus die woning wil maken in onze harten en onze levens. Sterker nog: de Geest is het die ons in gemeenschap met Christus laat leven, de Geest is het die de intieme verbondenheid met Jezus schept, de Geest is het die ons de Here toe-eigent, en alles wat in Hem is.

Christologie

Tegen de achtergrond van het bovenstaande zou ik een pleidooi willen voeren voor het opnieuw doordenken van de christologie. Professor B. Kamphuis merkte laatst in een interview op dat de leer in het kerkelijke leven nauwelijks een rol speelt. Wordt er wel theologisch nagedacht over de belangrijke thema’s van het christelijke geloof? Zijn we er wel op uit om ons geloof (op)nieuw te verwoorden, ook op het niveau van de theologie? Ik denk dat daaraan dringend behoefte is.

Aan die theologische bezinning wil ik hier een (uiteraard kleine) bijdrage leveren door de suggestie te doen dat we wel eens last konden hebben van een versmalde christologie, waarin vooral de Christus vóór ons in beeld wordt gebracht. Ik zou, en besef dat daarin een zekere eenzijdigheid valt waar te nemen die eigen is aan pleidooien die reageren op een gesignaleerd manco, willen pleiten voor het ontwikkelen c.q. verwoorden van een spirituele christologie. Daarmee bedoel ik, heel kort samengevat: een christologie die inzet bij wat de kern van christen-zijn is, namelijk de gemeenschap met Christus. Ik werk dat zo dadelijk nog wat verder uit.

Spiritueel

Eerst vraag ik ook even aandacht voor dat woord spiritueel. Dat is een eigentijds woord. Ik wil het gebruiken vanuit mijn verlangen eigentijds en relevant te theologiseren. Spiritualiteit is een erg belangrijk thema voor onze kerken en voorlopig zal dat ook nog wel even zo blijven. Nu kunnen we uitgebreide discussies gaan voeren over de vraag of dat nu wel een wenselijk woord is, maar dergelijke discussies lijken me minder vruchtbaar. Ik gebruik het woord vooral ook omdat het heel goed Bijbels te bronnen is. In het woord spiritueel zit het woord spiritus. En dat betekent: Geest. Als we de term spiritualiteit gebruiken in de context van het christelijke geloof, dan richt dat woord onze aandacht op de Geest (Spiritus) die de Geest van Christus is (Romeinen 8:9). Deze Geest leert ons zeggen: ‘Jezus is Heer’ (1 Korintiërs 12:3). Deze Geest is ons gegeven om ons door waar geloof aan Christus deel te geven, en zo aan al zijn weldaden (Zondag 20, antwoord 53). Deze Geest is het die ons verenigt met Christus (Zondag 28, antwoord 76).

Een spirituele christologie is dus een christologie die inzet bij de geloofswerkelijkheid van de Geestelijke verbondenheid van Christus met de christen, van de christen met Christus. Christus, en de gemeenschap met Hem – daar zet een spirituele christologie in. Belangrijke Bijbelwoorden die dan een rol spelen zijn onder andere de volgende. 1 Korinte 1 vers 9: ‘God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here.’ 2 Korintiërs 13 vers 5: ‘Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.’ Galaten 2 vers 20: ‘Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij.’ Kolossenzen 1 vers 27: ‘Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder (letterlijk: in) u, de hoop der heerlijkheid.’ Van groot belang is ook het beeld van de Wijnstok en de ranken: ‘Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in Hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen’ (Johannes 15:5).

Breder

Ik kan me voorstellen dat een lezer nu zegt: kom je zo niet opnieuw uit bij een wel heel smalle christologie? Een christologie die bijna opgaat in de Christus met wie je een persoonlijke relatie mag hebben?

Die vraag is denk ik zeer ter zake. Maar ze kan te vroeg worden gesteld. Te vroeg in die zin dat we ons toch weer te snel verwijderen van de Geestelijke werkelijkheid van Christus in ons om alle nadruk te leggen op Christus voor ons. Het gaat uiteindelijk om beide. In een echte Christus-theologie en in een werkelijke Christus-prediking wordt ons de Christus voor ons en de Christus in ons voor ogen geschilderd. Er is dus over Christus veel meer te zeggen dan ik hier doe. Want Christus is ook: de Koning van de kerk, de mens van vlees en bloed die in Israël zijn levensweg die een lijdensweg was ging. Christus is ook: het Woord van God, Gods eigen Zoon die in de wereld gezonden is om verzoening tot stand te brengen. Christus is ook: het Lam van God, het schaap dat stom is voor zijn scheerders, de Zon der gerechtigheid, de Zoon van David, Gods geheimenis. Ja, Christus is alles en ‘in Hem zijn alle schatten van wijsheid en kennis verborgen’ (Kolossenzen 2:3).

Dieper

En toch geloof ik dat dat alles pas werkelijk gekend wordt in de gemeenschap met Christus. Dat leer ik van een uitspraak van de christelijke gereformeerde professor J.J. van der Schuit die ik tegenkwam in een boekje van prof. dr. W. van ‘t Spijker. Die uitspraak luidt als volgt: ‘Het drievoudig ambt van Christus kan met name in de gemeenschap met Christus gekend worden.’ De gehele Christus (totus Christus) komt ons voor ogen te staan als we nadenken en preken vanuit de gemeenschap met Christus. Zijn allesomvattende werk dat in de belijdenis wordt uitgedrukt in zijn drievoudige ambt van Profeet, Priester en Koning wordt gekend en beleefd in de Geestelijke verbondenheid met Hem.

Samenvattend zou ik het dan zo willen zeggen: de diepte van de gemeenschap met Christus is de plaats waar de bezinning op christocentrische prediking moet inzetten, in de hoop en de verwachting dat zo Christus alleen (solus Christus) en Christus geheel en al (totus Christus) in de prediking naar ons toekomt.

Centrum

Daarmee probeer ik dus een centrum aan te wijzen voor een geheroriënteerde bezinning op de prediking. Juist op dit punt heb ik veel geleerd van het al genoemde boekje van W. van ‘t Spijker, dat als titel heeft: ‘Gemeenschap met Christus. Centraal gegeven van de gereformeerde theologie’ (Kok Kampen, 1995). De hoofdstelling van dat boekje is dat gemeenschap met Christus (de unio mystica cum Christo) een centraal gegeven is van de gereformeerde theologie. Van ‘t Spijker wijst dat onder andere aan bij Luther, Bucer en Calvijn. Als ik in dit verhaal dus pleit voor een homiletische heroriëntatie op ‘Christus en de gemeenschap met Hem’, dan is dat een poging om een voor de gereformeerde theologie centraal gegeven in het centrum van de homiletische aandacht te plaatsen.

Ik doe dat, uiteraard, in de context van onze eigen tijd. Een tijd waarin veel verlangen is naar ervaring, persoonlijke relaties, gemeenschap. Dat verlangen is ook voelbaar in de kerken. Dat is echter niet alleen maar postmodern, het is ook een heel duidelijke lijn in het evangelie en dus ook in de gereformeerde traditie. Want christelijk geloven heeft als kern: de door de Geest van God gewerkte gemeenschap met Christus. ‘Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige en waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt’ (Johannes 17:3).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken