Menu

Premium

Stapsgewijs tot inzicht komen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Marcus 8,22-26

Marcus 8,22-26 is een ‘wonderverhaal’, dat ons er tegelijkertijd goed van bewust maakt dat het er vrijwel nooit om gaat dát Jezus wonderen doet, maar meestal om hóé Hij ze doet en om welke betekenis ze hebben.

Het verslag van de stapsgewijze genezing van een blinde komt na de tweede wonderbaarlijke maaltijd van Jezus in de wildernis (Marcus 8,1-9). Deze werd op zijn beurt gevolgd door een gesprek tussen Jezus en zijn leerlingen over het feit dat ze geen brood bij zich hebben in het bootje waarin ze ingestapt zijn. In dit gesprek zegt Jezus dat de leerlingen er toch vooral aan moeten denken dat ze zo veel brokken brood en vis verzameld hebben na de maaltijd in de wildernis en vraagt Hij hun vervolgens of ze het nu nóg niet begrijpen (Marcus 8,19-21).

Het wonder van de inzameling

De samenhang van het gesprek zit hem in de verschillende betekenissen die brood kan hebben: die van fysiek voedsel, die van symbool voor dat wat de mens nodig heeft om te leven en die van datgene waarvan weer een enorme hoeveelheid werd ingezameld nadat iedereen van een paar broden en vissen te eten had gekregen. Jezus verwijst daarbij uitdrukkelijk terug naar béíde wonderbaarlijke maaltijden. Verrassend genoeg gaat het Marcus niet om het ‘wonder’ van de ‘vermenigvuldiging’, maar om het inzamelen van wat overbleef. Had de eerste wonderbaarlijke maaltijd (Marcus 6,30-44) zelf betekenis in zijn onmiddellijke narratieve context, als contrastverhaal van geslaagde gemeenschap te midden van de bedreigende chaos van de wildernis en tegenover de steeds chaotischer en destructiever wordende verjaardagspartij van Herodus (Marcus 6,14-29), hier wordt er één element uit opgepakt en gecombineerd met het analoge element uit het tweede verhaal over een wonderbaarlijke maaltijd, namelijk het inzamelen.
De logica hiervan lijkt te liggen in het beeld van het samenbrengen van dat wat verstrooid is (vgl. ook Didache 9,8) in relatie tot wie Jezus is en wat Hij doet: Gods heerschappij aankondigen en de daarmee samenhangende ‘inzameling’ van de verstrooide kinderen van het huis van Israël, dan wel de pelgrimage van alle volkeren naar de heilige berg Sion. De roeping, dan wel het aanstellen van de twaalf (Marcus 3,14) is de kern van het herstelde Godsvolk. De twee wonderbaarlijke maaltijden zijn dus ook op het vlak van het herstel van verloren gemeenschap wonderbaarlijk. Zij wijzen op de inhoud en vorm van het goede nieuws, het ‘heil’, dat Jezus brengt en dat Hij met de mensen om zich heen belichaamt in de vorm van vernieuwde gemeenschap, en werpen daarmee een bijzonder licht op Jezus. Déze betekenislaag van de verhalen hadden de leerlingen – en met hen waarschijnlijk ook de lezers van het Evangelie – nog niet opgemerkt.

‘En hij zag voortaan alles duidelijk’

Het is in deze context dat het verhaal van de stapsgewijs genezen man staat. Wie het hoort zonder de voorafgaande gedachtewisseling tussen Jezus en zijn leerlingen zal wellicht geneigd zijn het verhaal ‘letterlijk’ te lezen, dat wil zeggen als ‘gewoon’ een wonderverhaal, over Jezus die natuurwetten breekt en laat zien dat Hij toch echt God is. Wie echter de meer ‘theologische’ discussie ervoor nog in de oren heeft, weet dat het ‘zien’ hier bijna wel meer móét betekenen dan ‘letterlijk’ het krijgen van het ogenlicht. Zeker omdat het genezen op een bijna komische manier stap voor stap gaat: eerst ziet de man alleen een soort van bomen rondwandelen, daarna ziet hij alles duidelijk. Vervolgens krijgt hij ook nog eens de opdracht om niet naar huis terug te gaan, en in sommige manuscripten: niets te zeggen.

Mystagogische tekst

Net zoals dat wat voorafgaat aan deze episode van groot belang is om deze in zijn narratieve en daarmee theologische context te verstaan, is dat wat erop volgt wezenlijk. Eigenlijk is de perikoop van deze zondag zelf meer een schakel in een keten dan een op zichzelf staande en begrijpelijke tekst. Wat erop volgt is namelijk: de vraag van Jezus aan zijn leerlingen wie de mensen zeggen dat Hij is, Petrus’ uiteindelijke belijdenis van Jezus als de Messias, Jezus’ daaropvolgende verbod er iets over te zeggen in combinatie met een lijdensaankondiging, Petrus’ protest en Jezus’ terechtwijzing van Petrus (Marcus 8,27-33).
Een rode draad in dit alles is een combinatie van niet of bijna begrijpen, groeiend inzicht door interactie met Jezus, en het verbod om er iets over te zeggen. In de genezing van de blinde man, bijna meer een gelijkenis dan een wonderverhaal, komt dit terug in het ‘letterlijke’ stapsgewijs tot nieuw inzicht in de wereld komen van de man en het niet naar huis mogen gaan. In de theologie van Marcus heeft dit met twee dingen te maken die ook voor verkondiging in de eenentwintigste eeuw relevant zijn.
Ten eerste: door het verhaal te vertellen van Jezus’ uitleg aan en omgang met de leerlingen die het allemaal nog niet zo begrijpen, neemt het Marcusevangelie ook de lezer bij de hand die het wellicht ook allemaal nog niet zo begrijpt. Het is zo’n verhaal dat enerzijds begrip heeft voor onbegrip, en tegelijkertijd aanmoedigt een weg met Jezus te gaan om tot dieper inzicht in Hem en daarmee in Gods bedoelingen te komen. Het is in dat opzicht een mystagogische tekst.
Ten tweede benadrukt Marcus steeds weer het zwijgen over wie Jezus is en wat Hij doet. De reden daarachter is waarschijnlijk dat pas wie het hele verhaal – dus inclusief Jezus’ lijden, dood en verrijzenis – tot zich heeft genomen, werkelijk inzicht heeft in de reikwijdte van Gods heerschappij: tot in het rijk van de dood. Dat Marcus daarover een tekst schreef die steeds weer herlezen moet worden, zegt ook wat: blijkbaar is in dit mysterie alleen door te dringen door een steeds weer herlezen van het getuigenis ervan.

Bij Marcus 8:22-26

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken