Menu

Basis

Stilgezet door een ongeluk

Wim Reedijk: ‘Er moest iets gebeuren’

Het leven van Wim Reedijk (predikant en oud-redacteur van Herademing) veranderde van de ene op de andere dag, toen hij een fietsongeluk kreeg. Er zijn veel dingen die hij niet meer kan. Toch ervaart hij dat uiteindelijk de winst groter is dan het verlies.

Acht jaar geleden werd Wim Reedijk ‘stilgezet’, zoals hij het noemt. Hij knalde met de fiets op een onhandig geplaatst paaltje en viel. Het gevolg was een hersenkneuzing, iets waar je blijvend letsel aan overhoudt. In Reedijks geval betekent dit: minder goed tegen geluid en licht kunnen, een beperkt aantal prikkels kunnen verwerken, daardoor minder energie hebben. Zingen in koor en kwartet lukt niet meer, autorijden niet, fietsen wel – maar veel minder ver dan voorheen. Ergens op bezoek gaan kan alleen als het er rustig is. Meestal is hij thuis. Zijn werk als predikant heeft hij moeten opgeven, het slurpte al zijn kracht op. Hij stopte ook met zijn redacteurschap voor Herademing.

‘Als je ermee bent geboren weet je niet beter, maar bij niet-aangeboren hersenletsel ervaar je een breuk in je leven. Er is een leven voor en na het ongeluk. Natuurlijk zit er wel continuïteit in. Mijn karakter en persoonlijkheid zijn niet veranderd en ook mijn cognitieve vaardigheden zijn niet aangetast. Daar ben ik heel blij om. Maar mijn leven is wel een stuk rustiger geworden.’

‘Mijn leven is een stuk rustiger geworden’

In het begin probeerde Reedijk door te gaan met werken. Hij merkte dat de pastorale praktijk anders werd dan voorheen. Mensen werden opener tegen hem, omdat ze zagen dat hij ervaring had met ziekte en ongemak. Daardoor werd ook hij opener. Verder kwamen de verhalen van zijn pastoranten heftiger binnen dan vroeger:

“Er was een barrière weggevallen, ik reageerde emotioneler. Ik moest soms een traantje wegpinken. Aan de ene kant lastig, aan de andere kant ook mooi. Ik was best een introverte man, nu zag men dat ik me meer liet raken. Die gesprekken waren bijzonder. Ik besefte: híérom ben ik predikant geworden.”

Ik ga verder

Maar Reedijk moest stoppen met het predikantschap. Hij besloot ook geen kerkdiensten meer te leiden en markeerde dit door zijn toga aan zijn vrouw – ook predikant – te geven.

‘Haar toga was versleten en die van mij was net nieuw. We hebben hem op haar maat laten maken, het is daardoor duidelijk dat voor mij die weg is afgesloten. Toen ik die toga weg deed, luchtte het me ook op: het hoeft niet meer. Het afstand doen van zoiets uiterlijks, maar wel tastbaars, was voor mij een manier om een nieuwe invulling te zoeken. En daar ben ik nog steeds mee bezig.’

De innerlijke drang moet geen ‘nee’ zijn maar ‘ja’

Een andere stap in dat proces was het schonen van de kast met theologieboeken. Veel ging weg. ‘Met het idee: dat is voorbij. Ik ga verder, ik ga andere dingen doen, ook al weet ik niet wát. Een soort ritueel.’ Ook beperkte Reedijk de kerkgang. ‘Ik kom er graag, maar minder vaak. Voorheen zat er toch een soort plichtsgevoel achter. Daar wilde ik van af.’

Er veranderde meer. Televisie kijkt hij nauwelijks, omdat de beelden te veel prikkels geven. Hij stopte met het lezen van de krant. De berichten kwamen te heftig binnen en maakten hem droevig. ‘Mijn wereld is kleiner geworden, ik focus op wat dichtbij is. De achtergrond is vager geworden, maar direct om me heen zie ik meer.’

Meebewegen

Als je net weer extra ontdekt hebt waarom je predikant bent geworden en voldoening haalt uit intensievere pastorale gesprekken, is het wel een hard gelag om daarmee te moeten stoppen. ‘Die periode heb ik echt als een transitie in mijn leven ervaren.

Je kunt niet meer op de oude voet verder. Er was iets in beweging gezet en ik moest meebewegen. Dat ging niet vanzelf. Ook de manier waarop je meebeweegt doet er toe. Voor mij was de graadmeter: ik moet niet zuur of gefrustreerd worden. Dat zou namelijk betekenen dat ik nog steeds een ander idee heb van wat ik wil met mijn leven. Wat hielp was: erover praten en de tijd nemen. Geduld hebben. Niet méér willen binnenhalen dan wat er langskomt en zich aandient.’ Dat ‘langskomen’ gebeurde letterlijk.

Na verhuisd te zijn naar een andere woonplaats leert Reedijk langzaam nieuwe mensen kennen. Tijdens de koffie na de kerkdienst. En tijdens zijn dagelijkse wandeling door het park. Er ontstaan contacten, gesprekken. Sommige mensen vertellen persoonlijke verhalen, waarna Reedijk op zijn beurt over zichzelf vertelt. ‘Je neemt natuurlijk je vaardigheden vanuit je werk mee en als mensen weten dat je predikant was, geeft dat vertrouwen. Ik ben zomaar een soort buurtpastor geworden. Dat vind ik bijzonder. Dit had ik niet kunnen verzinnen, het gebeurt gewoon. Ik vind daar betekenis in. Door het ongeluk ben ik gaan zien hoe wezenlijk dit soort ogenschijnlijk kleine ontmoetingen zijn.’

Uitnodiging

Afgelopen jaar werd Reedijk tot drie keer toe gevraagd of hij eens een vesper zou willen leiden. Twee keer zei hij ‘nee’. Bij de derde keer dacht hij: dit gebeurt niet voor niets. Reedijk vertelt hoe de filosoof Wil Derkse zich in de vastentijd voornam om op alles wat hem gevraagd werd innerlijk ‘ja’ te zeggen en dat dan ook te doen. ‘Niet tot in het overdrevene, maar de innerlijke drang moest zijn: ja. Hij schreef dat hij ontdekte hoe vaak hij innerlijk “nee” zei. Zijn houding was: “Nee.” Toen ik dat las, herkende ik het. In het dagelijks leven en ook als predikant straalde ik iets uit van geslotenheid, van niet-welkom-zijn, van “daar ga ik niet op in”. Wat Derksen schreef, heb ik als een appèl ervaren. Na het ongeluk heb ik besloten dat ik op die weg verder wil. In principe zeg ik dus “ja”. Na drie keer voor die vesper gevraagd te zijn, moet ik dat misschien zien als een stem, een uitnodiging. Laat ik het maar doen. Ik zie wel wat er op me af komt.’

Niet-meer-weten

‘Ik ben m’n geloof geen moment kwijt geraakt’, zegt Reedijk. ‘Maar het is op een bepaalde manier kleiner geworden. Als predikant had ik het gevoel dat er iets van me verwacht werd, dat ik iets moest verkondigen. Wat je zegt, wordt dan net iets te groot. Te hoogdravend. Als ik nu over mijn geloof praat, zit ik veel dichter bij wat ik zelf vind. Voor mijn beroep en in mijn werkzame leven heb ik veel dingen kunnen overdenken en ben ik tot een soort weten gekomen. Maar sinds mijn ongeluk en nu mijn tempo veranderd is, ben ik ook weer dingen aan het verliezen. Dingen waarvan ik dacht dat ik er grip op had.

‘Transitie betekent dat dat dingen mogelijk zijn’

Ook in dat opzicht ben ik opener geworden. Steeds meer zaken dienen zich aan als een vraag en uiten zich in een vorm van niet-meer-weten. Teksten die me aanspreken zijn: word als een kind en aanvaard het Koninkrijk Gods als een kind. Als kind begreep en geloofde ik veel meer dan als volwassene. Ik voelde me opgenomen in een groot geheel, verwonderde me meer. Daar heb ik nu iets van terug.’

Bakens verzetten

Reedijk kan nu, na zijn ongeluk, meer op de winst- dan op de verliesrekening zetten, vertelt hij. ‘Ik ben een opener mens geworden, daardoor had ik meer tijd om mijn oude moeder te helpen.

Wat ik verloren heb is vrij gemakkelijk op te sommen, maar ik heb zeker ook veel gewonnen. Ik ben dankbaar daarvoor, en voor alles wat ik nog wél kan.’ Ziet hij het ongeluk als een leiding van God? ‘Ik zie het als een samenloop van omstandigheden. Gewoon stomme pech. God heeft mij niet naar dat paaltje gestuurd. Tegelijkertijd zie ik er wel een soort leiding in: er moest iets gebeuren. Ik ging al zo lang door in een bepaald stramien. Dit was kennelijk het moment om een wissel te nemen. Ik denk wel in termen van “voorzienigheid”. Er is iets gebeurd en dat moet een betekenis hebben. Wel moet ik opletten dat ik niet kwijtraak wat ik verworven heb. Ik herken het evangelieverhaal over het uitdrijven van de duivel en het schoonvegen van je huis. Jezus waarschuwt: kijk uit dat niet diezelfde duivel terugkomt met meer makkers, om bezit te nemen van het huis. Je kunt zó weer in je oude stramien terugvallen. Ik zeg niet: ik ben er en ik weet het nu wel.

Bovendien is het nog steeds spannend hoe mijn leven verder verandert. Door mijn ongeluk heb ik gezien hoe ik werd stilgezet, hoe mijn leven veranderde, en tegelijk hoe het hele leven voortdurend in transitie is. Transitie betekent ook dat dingen mogelijk zijn. Zolang we ademhalen, kunnen we de bakens verzetten. We kunnen veranderen en vanuit dat besef kunnen we hoop koesteren. Ook als je oud bent, bedlegerig, dan kan het bijvoorbeeld in een gesprek met anderen. Als je iets wil: doe het! En als het niet kan, zet dan toch stappen in die richting. Het pakt immers sowieso anders uit dan je zelf zou bedenken. Dat maakt het leven nou net zo leuk.’

Margot Berends is theoloog en freelance journalist en fotograaf. Ze is eind- en beeldredacteur van Herademing.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken