Menu

Basis

Succes gegarandeerd

Het is alweer heel wat jaartjes geleden dat mijn vrouw en ik samen kinderen wilden krijgen, naast de dochters die zij al had. Na verwoede pogingen om dat op een natuurlijke wijze tot stand te brengen, zochten wij ons heil bij kunstmatige inseminatie, beter bekend als IVF.

Walther Burgering is studentenpastor in Leiden, pastor-diaken in de parochiefederatie ‘Sint Franciscus tussen duin en tuin’ en redactielid van Open Deur.

Na een intake en medische voorlichting gingen mijn vrouw en ik vol goede moed het ziekenhuistraject in. De kansen op succes werden hoog ingeschat. We stelden ons in op de verwelkoming van één of meerdere kinderen in ons gezin.

Het traject was zorgvuldig opgebouwd en tot in de puntjes geregeld. Aan alles was gedacht. Niets werd aan het toeval overgelaten. De in detail uitgewerkte planning gaf bewust of onbewust het signaal af dat klinkend succes gegarandeerd was. Alles was toch ‘uitgedokterd’?

GENOEG

Heel wat maandjes later stopten we. We stonden met lege handen. Geen zwangerschap, geen kind. Mijn vrouw gaf aan voor mij nog wel een keer een nieuw traject te willen ingaan. Maar ik heb toen ‘nee’ gezegd. Het was genoeg. De onnatuurlijke hoeveelheid hormonen, die haar lijf opbliezen, de spanningen in onze relatie, haar kritieke leeftijd (40+) en het onvervulde ‘ethische gesprek’ met de gynaecoloog waren voor mij een optelsom, die aangaf: té veel. Wat was er gebeurd met het lichaam van mijn vrouw? Wat riep het allemaal op tussen ons? Wat gebeurde er nu écht met de bevruchte, ingevroren eicellen die ‘overbleven’?

‘AFGESTOTEN’

We waren er erg verdrietig over en onze toekomstverwachting behoefde drastische bijstelling.

Het plan van ons maakbare gezin viel in duigen. Het heeft niet zo mogen zijn. De natuur (het lichaam waarin onze bevruchte samensmelting mocht gedijen) gaf aan: dit gaat niet werken. ‘De fabriek’ had te lang stilgestaan, kon geen voedingsbodem zijn voor innesteling, rijping en volgroeiing. Iedere ‘terugplaatsing’ werd na verloop van tijd ‘afgestoten’. Ik zet dit tussen aanhalingstekens, want het is zo technisch, terwijl de emoties die eraan vastzitten geen plaats krijgen. Het maakbaarheidsjargon is kil en instrumenteel. De ‘afhandeling’ in het ziekenhuis bleek dat uiteindelijk ook. Als je stopt ben je opeens niet meer interessant. Met een grote kater pakten we ruim een jaar later ons leven weer op. Ik ging naast mijn werk basketbaltraining geven aan jeugdteams. En ieder voorjaar had ik moeite met jonge ouders (vooral vaders) die met hun kinderwagens buiten lachend en tevreden de eerste voorjaarszon groetten. Ik gunde ze het van harte, maar zelf voelde ik het gemis.

AANLEUN-OPA

Langzamerhand kreeg ik weer grip op mijn (ons) leven: een leven zonder kinderen met elkaar. De dochters van mijn vrouw werden ouder en een van hen ging trouwen. Niet veel later kondigde het eerste kleinkind zich aan. Als aangetrouwde opvoeder werd ik ineens heel onzeker over welke rol ik mocht vervullen. Werd ik een echte opa of was de titel ‘aanleun-opa’ meer op z’n plaats? Vlak na de geboorte van onze kleinzoon vroeg ik het aan zijn moeder. Die moest vreselijk lachen om ‘aanleunopa’, maar verzekerde mij dat ik naast de andere twee opa’s een volwaardige grootvader zou zijn. En zo is het ook gegaan.

Onze kleinzoon, nu tien jaar oud, is trots op alle opa’s en op zijn zesjarige zusje. En ik heb de twee grootste cadeaus van mijn leven gekregen. Ze voelen als een reuzegeschenk. Een geschenk dat pas veel later kwam. Een geschenk dat het wonder van het leven laat zien. Een geschenk dat mij erg rijk maakt, zonder dat ik er zelf een bijdrage aan heb geleverd. Wat maakbaar leek, kwam niet. Wat mij zomaar geschonken werd, maakt me intens gelukkig.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken