Menu

Basis

Te volbrengen deze laatste dagen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

6e zondag van de Veertigdagentijd (Matteüs 21:1-11, Psalmen 118:1-2.19-29, Jesaja 50:4-7, Filippenzen 2:5-11 en Matteüs 26:1-27,66)

Dit is de zondag van het ‘Heden hosanna, morgen kruisig Hem!’ (Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk 2013, 556:5). Deze laatste zondag van de Veertig dagen heeft twee gezichten, want bijna letterlijk gaandeweg slaat de stemming rigoureus om. Eigenlijk is er op deze zondag sprake van twee vieringen die in de liturgische praktijk gecombineerd worden als opmaat voor het vieren van de Stille Week. Begonnen wordt er met de feestelijke gebeurtenis van Jezus’ intocht in Jeruzalem, gevolgd door een integrale lezing van het lijdensverhaal (Palm- en Passiezondag).

De profetenlezing uit Jesaja 50 staat bekend als de derde profetie over de Knecht des Heren. Het valt niet te ontkennen dat het passieverhaal in het evangelie sterke gemodelleerd werd naar de profetieën over de lijdende dienstknecht, zoals dat ook duidelijk aantoonbaar is voor Psalmen 22 in het stervensgebed van Jezus bij de evangelisten Matteüs en Marcus.

Lijdende dienstknecht

De liederen in Jesaja over de dienstknecht behoren tot de meest becommentarieerde teksten uit het Eerste Testament. De veelheid aan interpretaties komt voor een belangrijk deel voort uit de vraag naar de identiteit van deze ‘èbhèd ’adonai: over wie spreekt de profeet hier (vergelijk Handelingen 8:34)? Doelt Deutero-Jesaja hier op een historische of een toekomstige figuur? En bovenal: wat is de rol van de knecht in het goddelijk heilsplan? Wat betreft de mogelijkheid dat het hier om een historische figuur zou gaan, heeft men wel gedacht aan profeten en koningen wier leven door lijden getekend was: de eerste Jesaja, Deutero-Jesaja zelf, Jeremia en Baruch, maar ook de vorsten Uzzia, Hizkia, Josia, Jojakim en Zerubbabel. Bij een toekomstige figuur werd reeds vroeg aan een messiaanse gestalte gedacht, ook in de joodse traditie. Daarbij speelde het thema van Israëls ballingschap, de Sitz im Leben van Deutero-Jesaja, een niet onbelangrijke rol. De taak van de Knecht des Heren is het terugvoeren van de ballingen naar Sion. Ook is wel verondersteld dat het volk Israël als collectivum schuilgaat achter deze Knecht des Heren (zie 41:8; 44:21; 49:3).

Van intocht naar uittocht

Literair-historisch bezien staat het passieverhaal, beginnend met dat feestelijke intochtsverhaal, aan de basis van het genre evangelie. We weten dat het gedramatiseerde relaas van Jezus’ laatste levensdagen in de vroegchristelijke gemeente oude papieren bezat. Reeds in die prille fase speelden teksten uit het Oude Testament daarbij een cruciale rol. Het ging toen al primair om de gedachtenis van het lijden en sterven van onze Heer Jezus Christus als proloog voor de viering van het Paasfeest. Van daaruit kon in tweede instantie het totale verhaal van Jezus’ openbare leven verteld worden. De gedachtenisviering op deze dag, waarbij reeds vroeg in de kerkgeschiedenis gebruikgemaakt werd van dramatische elementen, zoals een processie met palmtakken, heeft de toon gezet voor de wijze waarop de gebeurtenissen van de hele Stille Week in de liturgie gevierd werden. Het verhaal over de intocht in Jeruzalem zou je een vorm van bibliodrama kunnen noemen.

Inderdaad een dag met twee gezichten: eerst Jezus’ feestelijke íntocht in Jeruzalem, maar weldra komt zijn uíttocht (vgl. tèn exodon, Lucas 9:31) centraal te staan. Intocht en uittocht, leven en sterven: Palm- en Passiezondag!

Gezeten op een ezel

Het intochtsverhaal is natuurlijk geen neutraal relaas voor wie enigszins thuis is in de Schriften. Onmiskenbaar wordt hier de messiaanse profetie van Zacharia 9:9 in herinnering geroepen. De Gezalfde des Heren nadert Jeruzalem vanaf de Olijfberg (Zacharia 14:4; Matteüs 21:1). In tegenstelling tot bijvoorbeeld Lucas (19:30.35) sluit Matteüs preciezer aan bij de Zachariatekst door te spreken over een ‘ezelin met haar veulen’. Het is daarom ook niet duidelijk of Jezus nu plaatsneemt op het moederdier of op haar veulen (Matteüs 21,7). Hoe dan ook, de ezel als lastdier is een veelzeggend beeld en wijst op een uiting van nederigheid. Niet gezeten hoog te paard komt deze ‘Gezegende in de naam van de Heer’ (Psalmen 118:26), niet om zich te laten gelden of om macht uit te oefenen. Heel het leven en de bestemming van deze Davidszoon gevangen in een enkel ‘shot’ zoals in een film. Een ezel is geen symbool van pracht en praal, maar een expressie van dienstbaarheid. Het is een dier dat boven alles uit nuttig gevonden wordt vanwege het vermogen om lasten te dragen. Is het vreemd om in het verlengde hiervan op een associatieve wijze te denken aan de last die Jezus zélf weldra op zich neemt, de zondenlast van deze wereld?

Eenzaam en welbewust

Maar wat dan te denken van die instemmende reacties van de menigte langs de kant van de weg bij het beeld van een koning die op juist déze wijze de Stad van David binnenkomt? Beseffen zij wel wat voor een koning zij hier zo hartelijk begroeten en welkom heten? De menigte denkt mogelijk ook aan David, maar dan zeker ook in termen van succes en een glorieuze overwinning. Daar staren zij zich blind op. Jezus ging echter duidelijk een andere weg dan de weg van zelfbeschikkingsrecht en autonomie. Hij ging welbewust de weg van de deemoed, de weg van de zichzelf wegcijferende liefde die één op één samenvalt met de weg van Gods barmhartigheid. ‘Hij ging de weg zo eenzaam’ (Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk 2013, 560), maar ook welbewust. Het valt reeds op te maken uit de instructies die Jezus twee van zijn leerlingen geeft. Hij voorziet de komende gebeurtenissen in deze laatste dagen. Maar had Hij het lijden dan niet kunnen voorkómen? Ja, dat had Hij: als Hij halverwege omgekeerd was en níet de hele weg was gegaan, zoals het vertolkt wordt in ‘Het lied van de mensenzoon’ (‘Beeld en gelijkenis van Hem die leeft’), Oosterhuis’ bewerking van de Christushymne uit Filippenzen 2. Want dat heeft Hij niet gedaan..

Deze exegese is opgesteld door Harry Tacken.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken