Menu

Basis

Tempel én dorpshuis

Wat betekent het kerkgebouw voor de mensen die er komen, geregeld of incidenteel? Welke waarde heeft het, welke emotie roept het op? Voor de geloofsgemeenschap, maar ook voor het dorp, de wijk of de buurt? Hoe zien en ervaren we een kerkgebouw, in onze eigen omgeving of waar dan ook?

Wat overkomt u als u een kerkgebouw binnentreedt? In Frankrijk bijvoorbeeld, in de kerk van Rouen, Chartres of Beauvais? De laatste is de allergrootste kerk van het land. Grootte, omvang en licht spelen een rol, maar ook kan het gaan om een ranke kerk, waarvan een prachtig voorbeeld te vinden is in Laon. Natuurlijk zijn er ook indrukwekkende kerken dichterbij: de Lebuïnus in Deventer of de Hooglandse Kerk in Leiden en vele andere.

Wie de drempel overgaat van een monumentale kerk, vindt haar of zijn ervaring prachtig verwoord in de door Muus Jacobse op rijm gezette psalm 27, vers 2: ‘Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog…’ Het hoeft geen grote, hoge kerk te zijn. Het kan je immers ook gebeuren in een klein Romaans kerkje, zoals er honderden van zijn in NoordNederland. Het helpt als het een hoog-opgaand gebouw is met pilaren, een schitterend bewerkt gewelf, maar het kan ook de intimiteit zijn die treft.

De ziel kan er ‘weiden’, schrijft Jacobse, dat wil zeggen: veilig ronddwalen, maar ook ruimte vinden, vrijheid om te kunnen grazen, om voedsel toe te eigenen.

Het zijn indrukken, die de ziel opdoet en haar goed doen. De Britse sociologe Grace Davie onderzocht dat uit alle lagen van de volwassen Britse bevolking 27 procent weleens een kathedraal bezocht gedurende de laatste 12 maanden. Dit staat gelijk aan 11 miljoen volwassenen in een jaar! En 59 procent van de Britten die niet ter kerke gaan, is het eens met de stelling ‘de kathedraal doet mij meer van het heilige voelen dan andere plekken’. Het is als een tempel.

Zonder kerk heeft ons dorp een leegte

In een nascholingscursus van de PThU afgelopen juni met bijna dertig dorpspredikanten trof mij het beeld dat een aantal van hen schetste van hun kerk. Wij beschouwen, zeiden deze predikanten, ons kerkgebouw als tempel, dat wil zeggen als godshuis én we zien het als dorpshuis: ‘Het kerkgebouw is de basis voor de geloofsbeleving van veel gemeenteleden. De eeuwenoude stenen muren, het licht dat door de hoge ramen valt, de ruimte in het koor, de hoge gewelven (…) en we willen het kerkgebouw als sacrale ruimte beschikbaar stellen aan het dorp.’

Een ander vertelde hoe acties om het kerkgebouw voor het dorp te behouden het hele dorp in beweging brachten en de betrokkenheid van dorpsbewoners versterkten.

‘Onze kerk is toch een vingerwijzing naar boven’, zei een niet-kerkelijke dorpeling. ‘Zonder kerk heeft ons dorp een leegte.’ Sacrale ruimte én dorpshuis: het lijkt wel op tempel én voorhof…

Wat is de vorm van kerk-zijn die past bij de hedendaagse knip-en-plak-religiositeit en spiritualiteit? Over de laatste, nieuwe spiritualiteit en de zogeheten ‘zwevende gelovigen’ (Joep de Hart) is veel geschreven, maar past daar ook een gebouw bij? Welke vorm van kerk-zijn en welk gebouw passen bij de vragen, de behoeften, de ‘benauwdheid van de ziel’ van de postmoderne mens?

In Trouw stond een poosje geleden een aantal artikelen waarbij de verslaggever mee ging met … tempelgangers van velerlei soort. Ik vond die aanduiding apart, maar toch raak gekozen.

Meer dan honderd jaar geleden, in 1913, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, schreef Max Weber, één van de grondleggers van de sociologie, zijn niet voltooide hoofdwerk over religieuze gemeenschappen. Het tempelmodel van een religieuze gemeenschap hoort, schrijft Weber, bij een ‘priesterlijke religie’, zoals de Oosterse religies, maar de tempel was er ook in Griekenland, het Romeinse rijk, en in Israël. Het model hoort volgens Weber niet direct bij het christendom, omdat de boodschap van het christendom ook een profetische dimensie kent. En het christelijk geloof vraagt om een duurzame gemeenschap.

Een kerk als tempel past bij een samenleving met veel individuele ‘zinzoekers’

Toch is het interessant om het model van de tempel als godshuis opnieuw te verkennen, zoals eerdergenoemde predikanten deden. De tempel vinden we ook beschreven in de toekomstvisioenen van Zacharia en Ezechiël. Er gaat levend water vanuit dat zelfs de Dode Zee kan vernieuwen… Het is een plek waar hemel en aarde elkaar raken. Je kunt er een zegen ontvangen, een offer brengen (kaarsje aansteken!), en ja, je kunt er je ziel laten verzorgen en verfrissen.

Een kerk als een tempel past bij een samenleving waarin veel individuele ‘zinzoekers’ zijn. Ze hebben een losse, enigszins afstandelijke, maar wel een nieuwsgierige houding ten opzichte van de kerk.

Mensen hebben een BAT-relatie met de kerk. Het is ‘believing apart’ en soms ‘together’.

In dit model wordt het kerkgebouw regelmatig, wekelijks, opengesteld. Op vrijdagavond (een ‘nachtkerk’ zoals in de Domkerk in Utrecht, of De Inham in Hoogland), op zaterdagmiddag, zondag de gehele dag. Men maakt pelgrimages mogelijk, naar Taizé, Capadocië of Israël. Er worden kloosterweekends georganiseerd, er is altijd een stiltekapel of een stilte-nis, een devotieboom of brandend braambos, een gedachtenismuur of gedachtenishoek. De ‘rites de passage’ als huwelijk, levenswendingen en uitvaart, worden met grote zorgvuldigheid vormgegeven, met taal van de christelijke traditie én sterk gepersonaliseerd.

De predikant, kerkelijk werker en kerkenraadsleden zijn pastoraal aanklampbaar en zoeken naar mogelijkheden om mensen in rouw of benauwdheid van de ziel te begeleiden. De leiding is mensen die naar een zegen of een zalving verlangen ter wille. De vraag luidt telkens: hoe vinden we nieuwe rituelen om tegemoet te komen aan datgene waaraan mensen in ons dorp of in onze stad behoefte hebben? In het alledaagse leven, maar ook bij een crisis of bij een ramp. Kunnen we mensen een spirituele tempel bieden, een ‘tempel van de Geest’? Een ruimte waarin zij de stem van God kunnen vernemen?

Biechten?

In de Bijbel overkomt het de dichter van Psalm 27 in de tempel, dat er verzorging aan de ziel kan worden gegeven. Hier komt een benauwde ziel ‘tot zichzelf’, en in die beweging omhoogkijkend in verwondering is er ook een zielsbeweging tot God, een moment van inkeer, meditatie of gebed, van begin van rust of herstel, van geborgenheid of ook van … genade, opgeraapt en gevonden worden of juist van geroepen worden: ik ga dat doen, ik ga dat aanpakken.

Gaat het bij een benauwde ziel alleen om angst? Nee, elke kerkelijk werker en iedere predikant of pastoor kent biechtgesprekken, en waarom zouden die niet in de kerk kunnen plaatsvinden?

Hier komt een benauwde ziel tot zichzelf, en is er ook een zielsbeweging tot God

Wat drukt op de ziel wordt vooral ervaren in de nacht, in wakker liggen over gedane zaken, over iets wat niet meer is om te keren, of wat moeilijk lijkt om te herstellen. In een regel uit een song van Tracy Chapman vind ik het treffend uitgedrukt: ‘All the bridges that you burn, come back one day to haunt you.’ Vrij vertaald: ‘Alle bruggen die je verbrandt, komen op zekere dag terug om je te kwellen of in je te gaan spoken.’

De ziel doet schuld op. Zo vertaalt Martin Buber Micha 6, vers 7. Je bent met je schuld opgesloten met jezelf. Kan een Godshuis met een bekwame en ervaren pastor, een niet-veroordelende pastor, ruimte bieden aan de ziel? Zou een kerk als een tempel hierin een belofte kunnen zijn? Een veilige ruimte, waarin Gods stem kan klinken? Vrijspraak, vertroosting en gebod (Gezang 316)? Een paar jaar geleden begon de predikant van de Martinikerk, Pieter Versloot, in een huisje aan de zijkant van die kerk een biechtspreekuur, onder de noemer ‘Lucht je hart’.

Hij schrijft: ‘Het belang van de biecht wordt in onze protestantse kerken regelmatig met woorden onderstreept. In de praktijk is ze echter een geschenk dat wij nauwelijks uitpakken en uitdelen.’ Door een verblijf in Kazachstan, door erover te lezen bij Dietrich Bonhoeffer, en door regelmatige bezoeken aan de Russisch-orthodoxe kerk leerde hij de praktijk van de biecht kennen en het belang ervan. Hij beschrijft de biechtpraktijk in de Martinikerk als volgt:

‘De biecht vindt zichtbaar plaats in een bescheiden, maar sfeervolle ruimte met kleine ramen. Mensen kunnen van tevoren een afspraak maken of gewoon binnenvallen. (…) De biecht vindt aan een tafel plaats, waarop altijd een Bijbel en een liedboek liggen. Ik zit altijd in een hoek van 90 graden ten opzichte van de biechteling. Ik vertel dat ik daar niet als psycholoog zit, maar als dominee met ambtsgeheim. Dat ik een veilige ruimte bied, waar ze hun hart kunnen luchten.

Aan het einde van het gesprek bied ik in de regel aan kort voor de persoon te bidden. Ik leg uit waarom ik dat aanbied: ‘omdat ik als dominee – of jij dat nu wel of niet gelooft – geloof dat hier een Derde aanwezig is: Christus, die ik alleen maar vertegenwoordig.’ Ik zeg daarbij dat het gebed ter plekke kan met de persoon erbij of de volgende ochtend, zonder de persoon erbij, in mijn eigen gebedstijd thuis. Ik verwijs regelmatig naar een passende bijbeltekst of een lied.’

Biechten geeft aan de ziel ruimte. Een kerk als tempel richt hiertoe een ruimte in, een veilige ruimte.

In de praktijk is de biecht een geschenk dat wij nauwelijks uitpakken en delen

Dorpshuis

Is er dan geen geloofsgemeenschap meer nodig? Nee, het is beide. De kerk is tempel, dat wil zeggen godshuis, én gemeenschapshuis, maar dat laatste dan ook voor het hele dorp, de buurt en/of de wijk. Op zondag komt een kerngemeenschap samen, rond Gods roepende stem uit de Bijbel, het Woord, en iedere week ook rond de Maaltijd van de Heer.

En elke vrijdag is de kerk een goedkoop restaurant, met een – vanwege de grote hedendaagse interesse in kookboeken – uitstekende keuken. Er wordt actief gezocht naar huurders en gebruikers, waardoor de kerk kan groeien in verbondenheid als kerkgemeenschap met de dorpsgemeenschap.

In Mijdrecht worden gesprekken gevoerd met daarin mooie ideeën van mensen met een verstandelijke beperking die er een café-restaurant kunnen uitoefenen, naast een inloopmoment in de week, waarbij ook producten voor de voedselbank worden gebracht, mooie muziek klinkt, mensen een kaarsje kunnen komen opsteken en de predikanten kunnen spreken.

Het maatschappelijk werk houdt er zitting, er begint een atelierroute, er wordt gedacht aan een eetcafé voor ouderen en alleengaanden, er worden concertjes uitgevoerd én er worden op zondag vieringen gehouden. Zo wordt het kerkgebouw een tempel voor mensen die hun ziel willen ‘weiden’ in een hoogst tijdelijke, momentane vorm van gemeenschappelijkheid.

Er zijn ruimten voor het dorp of de buurt. Én er is een min of meer ‘vaste’ gemeenschap van mensen die gedoopt zijn, elkaar ontmoeten op zondag of in een gespreksgroep of koor, die voor elkaar zorg willen dragen, regelmatig luisteren naar de Thora en het Evangelie, die samen zingen en vieren én elke week samen eten.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken