Menu

None

Terstond naar de woestijn

Bij Genesis 9,8-15, 1 Petrus 3,18-22 en Marcus 1,12-15

‘Een soort samengebalde herhaling van wat Israël in de woestijn heeft meegemaakt’, noemt Bas van Iersel de regels die Marcus wijdt aan Jezus’ tocht naar de woestijn.

B. van Iersel, Marcus (serie Belichting van het bijbelboek), Boxtel 1986.

Geen met schriftcitaten doorspekte meditatie zoals bij Matteüs (4,1-11), maar een korte herinnering aan de solidariteit van Jezus, de nieuw geïnstalleerde koning en knecht, met zijn volk.

‘De Geest dreef hem terstond weg, naar de woestijn!’ (Marcus 1,12). Waarom? Door die te noemen roept de verteller bij ons wakker wat het oude Israël en de profeten hebben meegemaakt, zodat wij Jezus kunnen verbinden met de geschiedenis van God met de mensen van oudsher.
‘Terstond’ (waarom laat de vertaling van het missaal dat woord weg?) ‘dreef de Geest Hem naar de woestijn. Veertig da- gen bracht Hij in de woestijn door terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten’ (Marc. 1,12-13 – Willibrordvertaling). Langere beschouwingen zoals bij Matteüs en Lucas zouden ons maar afleiden van Marcus’ hoofdthema: ‘De tijd is vervuld, het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap’ (Marcus 1,15).
Dat de geschiedenis van de getuigen van dat Koninkrijk met bloed geschreven zal worden, wordt ons ingeprent door het noemen van de wilde dieren en de ‘overlevering’ van Johannes (1,14). Dat woordrijm met Jezus’ lijdensverhaal is in de nieuwe vertalingen verdwenen. Het woord ‘overleveren’ (Gr.: paradidoo- mi) is bijna altijd gereserveerd voor de Mensenzoon die zal worden overgeleverd (vgl. bijv. Marcus 9,31). Het lijdensverhaal gaat van overlevering naar overlevering, van Judas tot en met Pilatus die Jezus overlevert om Hem te laten kruisigen.

Galilea en Jeruzalem

Jezus was naar Johannes de Doper gekomen, als Galileeër (vgl. Marcus 1,5.9). Met wantrouwen werden de Galileeërs door de mensen van Jeruzalem bezien. In het ‘donkere’ Galilea, waar joden en niet-joden woonden, verricht Jezus zijn zending, als Galileeër onder de Galileeërs. Jeruzalem staat hier kritisch tegenover. Als Jezus in Galilea actief is, komen de Jeruzalemmers er als critici op af (Marcus 3,22; 7,1). Jezus en zijn volgelingen zullen samen de smaad van het Galileeër zijn dragen. ‘Jij bent er ook een van,’ krijgt Petrus te horen, ‘je bent toch ook een Galileeër’ (Marcus 14,70).
De laatste regels (Marcus 1,14-15) vormen een afsluiting van het voor- gaande én een opening naar wat volgt. Johannes de Doper wordt overgeleverd en verdwijnt van het toneel. Bij Lucas (zie Lucas 3,20) verdwijnt hij zelfs al vóór Jezus’ doop! Alleen als gespreksonderwerp zal hij in flashback terugkomen. Zo wordt een periode afgesloten, de tijd is volgemaakt. Op het nieuwe begin wijst Marcus 1,14b: ‘(…) ging Jezus naar Galilea’. Marcus vermeldt niet dat volgelingen van Johannes (Judeeërs) meetrekken in Jezus’ kielzog. In Galilea is Jezus actief, in Jeruzalem is Hij passief, lijdend. In Jeruzalem kondigt Hij het einde der tijden en de ondergang van de tempel aan, verliest Hij zijn medestanders, krijgt Hij geen gehoor, geneest Hij niemand, drijft geen demonen uit en verliest het van zijn tegenstanders. In Galilea worden de leerlingen geroepen en zullen ze Hem weer terugzien (Marcus 16,7). Als al het lijden in Jeruzalem is volbracht, zal het nieuwe begin weer in Galilea plaatsvinden. Zijn hele levensprogramma klinkt in deze twee verzen mee.

Beproefd in de woestijn

Mozes, bij uitstek de leraar in de woestijn, had daar de Tien Geboden gehoord die zijn mensen zouden moeten gaan ver- vullen. Het viel niet mee om hen eraan te houden. Als Mozes oud is en de tocht door de woestijn voltooid is, kijkt hij terug en zegt: ‘[De Heer uw God] heeft u (…) vernederd en op de proef gesteld om uw gezindheid te leren kennen (…). Hij heeft u vernederd en u honger laten lijden, maar u ook het manna te eten gegeven (…)’ (Deuteronomium 8,2-3). Zo kijkt Mozes terug op alle zorgen en angsten van de lange woestijntocht. In alle beproevingen is de mens die met God mocht wandelen rijker geworden, meer mens, meer kind van God ook, volwassener partner in het ver bond.
Nog even terug naar de wilde dieren. Ja, onvermijdelijk komt de Goede Vrijdag; er is pijn, onzekerheid en angst, maar de wil- de dieren worden afgelost door de engelen die Hem komen dienen. Dat geschiedt op Paasmorgen als ze de leerlingen melden: ‘Hij is niet hier, Hij gaat voor jullie uit!’ (Marcus 16,7). Het is een troost om te weten dat het, hoewel wij anders zouden verwachten, Jezus zelf ook niet altijd zo gemakkelijk afging. Zijn leven was een leven van geloof, maar ook van twijfel – al klinkt dat Godslasterlijk – van zekerheid én onzekerheid, van een warme, goede relatie met de Vader, maar ook van beproevingen en van ‘mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’. Troostrijk is het te weten dat ook Hij beproefd is en gekweld werd door de satan die Hem voorstelde de gemakkelijke weg te kiezen.

De regenboog, waarover wij in de eerste lezing hoorden spreken, staat als een teken van hoop aan de hemel: God zal ervoor waken, als het aan Hem ligt, om de aarde nooit, nooit ten onder te laten gaan. Petrus noemt de mensen in Noachs dagen die zich nergens iets van aantrokken als ons afschrikwekkende voorbeeld. Vooral omdat er ook de kans is te kiezen voor Gods nieuwe toekomst. En dat hebben dan volgens hem Noach en de zijnen gedaan en degenen die in zijn dagen door het doop- water gingen (1 Petrus 3,20-21).
En voor ieder van ons die ooit weleens op de proef is gesteld geldt: altijd was er wel een engel die ons in dat moeilijke uur gediend heeft. We zullen dus samen kunnen volharden, Hem achterna.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Passage van de Heer

De instelling van het Pascha volgens Exodus 12 vormt de introductie op het grote verhaal van de uittocht. Deze instelling wordt gesitueerd tussen de aankondiging (11,1) en het ten uitvoer brengen van de tiende plaag (12:29). Nog voordat God de bevrijding van zijn volk uit Egypte van start laat gaan, vindt er een ‘religieuze anticipatie’ op dit heilsgebeuren plaats. Men kan er ten minste twee tijdsdimensies in onderkennen: een van onvoltooid verleden tijd én een van toekomende tijd. Zo wordt de viering van het Pascha een ‘heilshistorisch knooppunt’ in de tijd.

Nieuwe boeken