Menu

Premium

Thuiskomen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 60,1-11.17-22, Psalmen 24, Openbaring 7,2-4.9-17 en Matteüs 5,1-12

De Perzen hebben het Babylonische rijk op de knieën gedwongen. Koning Cyrus laat de ballingen na vijftig jaar (587-537 v.Chr.) terugkeren naar hun land. En ondanks de problemen die er zijn na de terugkeer, schrijft een profeet die de Trito (derde) Jesaja genoemd wordt, deze jubelende verzen. Centraal daarin staat een herbouwd Jeruzalem met de tempel als de plaats (Hebr.: maqom) waar de Eeuwige weer inwoont. Jeruzalem als het universele centrum, waarop koningen uit de hele wereld zich zullen oriënteren en waarheen uit alle windrichtingen mensen toestromen met het beste van henzelf.

Zoals ‘dochters op de heup gedragen’ (Jesaja 60,4 – Nieuwe Bijbelvertaling)? Het Hebreeuwse woord dat wordt gebruikt, duidt eerder op geëmancipeerde personen dan op zwakke of kleine kinderen. ‘Deine Töchter werden sicher an deiner Seite sein,’ vertaalt de Bibel in gerechter Sprache. Ook de Vulgaat zet de dochters op eigen benen met ‘uw dochters zullen van alle kanten oprijzen’. We zien veel elementen terug uit het kerstverhaal: dieren, koningen en kostbare geschenken. Maar mirre ontbreekt: geen schaduw van de dood in dit blijde bericht.

Wie mogen er thuiskomen?

Lazen we in de eerste lezing over het thuiskomen in de aardse woonplaats van de Eeuwige, in het boek Openbaring toont een ziener ons het uiteindelijke thuiskomen als een patroon van lichtjes op een nachtelijke luchtfoto. Het centrale thema van Openbaring is niet het einde van de wereld, maar thuiskomst bij de Eeuwige. Openbaring is een overwegend joodse apocalyps, een bekend genre in die tijd. Er komen meer dan vierhonderd allusies op Tenach in voor. De hoofdstukken 1 tot en met 3 en de verzen 22,16a.20b.21 zouden later zijn toegevoegd, waardoor het hele boek betrokken kon worden op Jezus. Getallensymboliek speelt er een grote rol in. Zo moeten er in dit gedeelte zeven zegels van een boekrol verbroken worden. Na het verbreken van het zesde zegel ziet de ziener wanhoop bij mensen, die vrezen niet te kunnen ontkomen aan de goddelijke toorn. Er komt een antwoord op hun wanhopige vraag: ‘Wie kan die toorn doorstaan?’ (Openbaring 6,17).
Het eerste vers (Openbaring 7,1) is essentieel voor het beeld van de aarde als een plat vierkant. Op elke hoek daarvan staat een engel klaar om een verwoestende storm te ontketenen als manifestatie van goddelijke toorn. Ze worden nog tegengehouden door een boodschapper uit de regionen van het Licht. Hij moet mensen bezegelen als Gods eigendom, waardoor zij behoed worden voor die goddelijke toorn. Zij vormen twee groepen. De eerste groep telt 144.000 mensen. Dat aantal heeft eeuwenlang tot speculaties en strijd geleid. Alleen redding voor de 144.000 leden van de twaalf stammen van Israël? Nu is 144.000 12x12x1000: een kwadraat dat het aardvierkant vult als uitdrukking van de totaliteit en universaliteit van de verlossing (Openbaring 7,9-10; Openbaring 12,10 en Jesaja). Het Hebreeuwse woord ’èlèf betekent behalve ‘duizend’ ook ‘generaties’ of ‘heel veel’. ‘Tien’ wijst naar de Decaloog en ‘twee’ naar de verbondsstenen. Zo ontstaat het beeld van veel geslachten van Tora-getrouwen van over de hele wereld. Allen heiligen: het weefsel van het bruidskleed (Openbaring 19,7-8), het sterrenpatroon dat oplicht vanuit de duistere aarde.
De tweede groep bevestigt die universele mogelijkheid tot redding. De menigte is ontelbaar: vervulling van de belofte aan Abraham. Zij hebben hun leven ingezet voor de Eeuwige. Daarop duiden hun witte kleding en palmtakken. Zij mogen deelnemen aan de hemelse liturgie samen met het Lam, zowel offerdier als strijddier: de ram, die bressen slaat in de linies van de vijand. Vooral de verzen 7,15-17 zijn prachtig en troostend om te lezen!

Hoe komen we thuis?

‘Wie mag bestijgen de berg van de Eeuwige?’ (Psalmen 24,3). Dat is in Matteüs 5,1 alleen nog Jezus. Als een andere Mozes bestijgt Jezus de berg, zet zich neer als gezagvolle leraar en begint een lange rede, die eindigt als Hij van de berg afdaalt (Matteüs 8,1). ‘Berg’ is een belangrijk motief voor Matteüs. Niet alleen als plaats van afzondering, maar vooral van gemeenschapsvorming. De opstelling is zoals bij de Sinai: de leerlingen aan de voet, de menigte wat verder weg. Vanaf de berg geeft Jezus zijn Tora. Immers, Jezus is niet gekomen om die af te schaffen, maar om haar in alle volheid te tonen (Matteüs 5,15), bevrijd van benauwende beperkingen, en op te tillen naar het bevrijdende niveau van onvoorwaardelijke medemenselijkheid als uitdrukking van liefde tot de Eeuwige. Bij voorbaat wenst Jezus wie Hem daarin navolgen geluk (Matteüs 5,3-12; vgl. Psalmen 1). Acht keer spreekt Jezus zo’n gelukwens uit. De negende keer richt Hij zich meer specifiek tot zijn leerlingen in verband met wat voor hen volgt (5,11). Rode draad vormen de woorden ‘Koninkrijk van de hemel’ (Hebr.: malkoet hasjamajim) en ‘gerechtigheid’, niet als juridische term, maar als het Hebreeuwse tsedaqah, door het doen van Tora.
Iedereen die daarin op Jezus wil lijken, wordt gelukgewenst (Jesaja 61,1-7). Zolang het Rijk Gods nog niet is gekomen, moeten zij nog afzien, maar Jezus bemoedigt hen. Hun verlangen ernaar en hun verdriet over het uitblijven ervan zullen worden weggenomen. Voor hen als ‘armen van geest’, mensen die afzien van alles wat medemenselijkheid blokkeert, zal een plaats zijn bij de Troon en het Lam. Van de Eeuwige dragen zij de zegen mee (Psalmen 24,6a).

Vanuit een vliegtuig zie je boven een stad in het donker een patroon van lichtjes. Zo tekenen ‘heilige mensen’ van alle tijden in een donkere wereld een patroon van licht als gemeenschap van heiligen. Onbekend zullen zij worden gekend. Het is feest voor ons vanwege hen. Nu nog zo leven om licht te zijn…

Bij Jesaja 60:1-11.17-22, Psalmen 24, Openbaring 7:2-4.9-17 en Matteüs 5:1-12

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken