Menu

Premium

Toekomstmuziek of verleden tijd?

Een tweeluik over Psalm 126

Psalm 126 is een geliefde psalm bij uitvaarten, vooral in de versie van Huub Oosterhuis. Twee auteurs laten hun licht schijnen over deze psalm, Bob Becking en Willien van Wieringen. In beide teksten figureert het lied van Oosterhuis. Als eerste gaat Bob Becking in op de oorspronkelijke betekenis van de tekst. Daarna bekijkt Willien van Wieringen de doorwerking van de psalm in de Romana.

Toen God ons thuisbracht…

Een van de bekendste liederen van Huub Oosterhuis is zijn ‘Beurtzang uit Psalm 126’: Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap, / dat zal een droom zijn…

Gezang 126a in Liedboek – Zingen en bidden in huis en kerk.

In deze interpretatie biedt de psalm een thuis na het leven, dat als ballingschap wordt opgevat. Oosterhuis vat de openingszin als een futurum op. Hij bevindt zich in goed gezelschap, want ook Luther vertaalde met een toekomende tijd. De meeste vertalingen vatten het vers echter op als een verleden tijd, van de Septuaginta tot de Herziene Statenvertaling (‘Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren, / waren wij als mensen die droomden’). Welke van deze twee vertaaltradities doet het meeste recht aan het Hebreeuws?

Een uitgebreidere versie van deze bijdrage is verschenen als ‘Toen God ons thuisbracht … Exegetische en theologische opmerkingen bij Psalm , Kerk & Theologie 64 (2013), pp. 112-122.

Vertaling

De syntaxis en grammatica van vers 1 wijzen op gelijktijdigheid van het ‘keren’ (besoev) en het ‘dromen’ (hajinoe kelhomiem). Deze wordt voorgezet in vers 2, waarin twee keer het bijwoord ’az, ‘toen’ staat. Zowel het ‘lachen’ door Israël als de erkenning van Gods daden door de volkeren vond plaats kort na de in vers 1 genoemde ‘keer’. Kortom: alle handelingen hebben plaatsgevonden in een periode die voorafging aan het ‘nu’ van de psalmdichter. De opvatting van Huub Oosterhuis heeft dus weinig grond in de grammatica.

Na-exilisch

De psalm is relatief eenvoudig te dateren in de na-exilische tijd. Ten eerste is het lied sterk verweven met de andere pelgrimsliederen die als geheel na-exilisch zijn (Psalm 120-134). Ten tweede bevat het lied een verwijzing naar een moment van erkenning van Gods daden door de volkeren. Een dergelijk motief is moeilijk voorstelbaar in de tijd vóór de Babylonische ballingschap. In die periode waren Israël en de volkeren veel meer in tegenovergestelde posities.

Een wending in het lot

Zowel in vers 1 als in vers 4 komt de uitdrukking soev sevoet voor, ‘lot’, maar ook ‘balling, ballingschap’. Wanneer die laatste opvatting hout zou snijden, dan zou Psalm 126:1 zonder meer verwijzen naar de terugkeer van de gevangenen uit de Babylonische ballingschap. Een dergelijke interpretatie is echter tamelijk onmogelijk voor vers 4, aangezien dat vers moeilijk op een directe wijze te verbinden is met dat thema. De uitdrukking soev sevoet verwijst naar mijn mening naar de afloop van de Babylonische ballingschap. De wending in vers 4 moet een andere zijn geweest. Dit leid ik af uit het gegeven dat in vers 4 sprake is van een gebiedende wijs. God wordt aangespoord om een nieuwe wending te laten plaatsgrijpen.

Argumentum ad deum

De dichter vraagt in vers 4 God opnieuw een wending aan te brengen in het lot van het volk. De beschrijving van de eerste wending functioneert als een argumentum ad deum. Gods daad in het verleden functioneert als een pleitgrond om God aan te zetten tot een nieuwe daad in de nabije toekomst. De herinnering aan de terugkeer uit ballingschap voedt de hoop dat God ook in het ‘nu van de dichter’ een keer brengen. Dat roept de vraag op wat het ‘nu van de dichter’ kenmerkte. Oosterhuis begrijpt de relatie tussen de wendingen in vers1 en vers 4 anders. Zijn verwoording van vers 4: ‘Breng ons dan thuis, keer ons tot leven, / zoals rivieren in de woestijn, / die, als de regen valt, opnieuw gaan stromen’ heeft ook de structuur van een bede, maar staat in gelijktijdigheid met de wending in vers 1. Oosterhuis lijkt het begin van de psalm op te vatten als een explicatie van wat er gebeurt wanneer God ingaat op de bede van vers 4.

Droogte als beeld voor nood

De concrete nood blijft onbenoemd. Wel beschrijven de verzen 4b- beeldtaal het karakter van de wending. Zowel de plotseling volstromende beken als een onverwachte oogst verwijzen naar een situatie van droogte en schaarste. Het gaat de dichter niet zozeer om een zo exact mogelijke beschrijving van de nood, maar om de wending uit de nood die hij van God verwacht. Op de achtergrond speelt de gedachte dat de terugkeer uit wel een heilzaam gebeuren was, maar dat het volk daardoor niet in een aards paradijs is beland.

Beelden van omkeer

In de verzen 4-6 wordt deze wending getekend met twee beelden uit het domein van de landbouw. Ten eerste de jaarlijkse ervaring in de wadi’s in de Negev. Nog steeds drogen deze rivierbeddingen op gedurende het droge seizoen. Aan het begin van het regenseizoen kunnen deze wadi’s echter onverwacht snel vollopen met wervelende waterstromen. Als gevolg van plotselinge en intense regenval zoekt het overvloedige water een weg naar beneden door de droge beddingen. Aan God wordt gevraagd een vergelijkbaar snelle wending plaats te laten vinden, ten dienste van het volk.

In de verzen 5 en 6 zijn de beelden van omkeer in een specifieke folie verpakt. De beelden van een onverwachte oogst zijn verbonden met de ervaring van mensen met het agrarische jaar; de woordkeus wijst echter op een dieperliggend religieus concept. In een niet door onheil verstoorde agrarische cyclus is ‘maaien’ de te verwachten uitkomst van ‘zaaien’. Als gevolg van wisselingen in de jaarlijkse regenval was de van hemelwater afhankelijke landbouw in oud-Israël kwetsbaar. In het godsdienstige verstaan van de werkelijkheid werden breuken in de verwachting opgevat als verbonden met goddelijke ingrepen. Deze opvatting ligt ten grondslag aan de zogeheten futility curses (vergeefsheidsvervloekingen).

Psalm 126:5 lijkt een omgekeerde futility curse te bevatten. Er wordt gezaaid met tranen. Dat duidt op de afwezigheid van enige verwachting op een oogst, mogelijk veroorzaakt door een periode van droogte, waardoor de stoffige grond de ogen deed tranen. Desondanks zal de oogst vreugde brengen. Binnen de context van Psalm 126 wordt deze omkeer gezien als een gevolg van de aan God gevraagde wending. Waar de vervloeking een teken van goddelijke toorn is, de omkering daarvan gezien worden als een teken van Gods hernieuwde liefde. Vergelijkbare opmerkingen kunnen gemaakt worden bij Psalm 126:6. Het laatste vers van de psalm is in feite een parallel van het voorlaatste.

Omgaan met nood

Psalm 126 is een bede tot God om een wending in het lot van Israël. Daarbij beroept de dichter zich op eerdere liefdesdaden van God en kleedt hij zijn gebed in de taal van een omgekeerde vergeefsheidsvervloeking.

De bewerking door Huub Oosterhuis van Psalm 126 heeft geleid tot een mooi en zeer aansprekend lied, een verrijking voor kerk en wereld. Als ik zelf dichterlijke gaven bezat, zou ik het lied anders opzetten. Ik zou dan naar woorden en beelden zoeken die aangeven dat de bede tot God niet in het luchtledige hangt, maar haar basis heeft in de herinnering aan vroegere gebeurtenissen en de interpretaties daarvan.

Psalm de Romana

Het OJEC (het Overlegorgaan van Joden en Christenen in Nederland) vroeg me een christelijke exegese van Psalm 126 te verzorgen.

De lezing werd gehouden in het OJEC-weekend van januari 2013, waarin Psalm 126 centraal stond. Onderhavige tekst is een sterk verkorte versie.

Hiertoe ben ik gaan kijken hoe de psalm ‘werkt’ in de rooms-katholieke liturgie, en wel via het vergelijken van vertalingen die in de Romana een rol spelen, het kijken naar de plaats in de liturgie van deze psalm, een catechese van paus Benedictus XVI en het Salve Regina.

Vertalingen

Drie vertalingen en een invloedrijke liedtekst zijn naast elkaar gelegd: de Petrus Canisius Vertaling (die een grote verspreiding kreeg in de vorm van Salamanderpockets), de Neo-Vulgaat (waarop de lezingen in de liturgie zijn gebaseerd), de Willibrord 95 (de eerste volledige bijbelvertaling die een brede ingang kende) en de liedtekst van Huub Oosterhuis (veel gezongen in de kerk).

Het meest in het oog springt het begin van de psalm. De Canisius spreekt in de verleden tijd over ‘de ballingschap’ waarin ‘Sion’ is uitgebracht. De Neo-Vulgaat vertaalt ‘Sions ballingen’ die zijn teruggebracht, Willibrord 95 geeft een waterbeeldspraak met ‘het tij keren voor Sion’, Oosterhuis spreekt over ‘thuisbrengen’ uit ‘onze ballingschap’. Deze vierde variant is in de toekomende tijd, en heeft het over ‘wij’. Hij haalt een mogelijk historische notie uit de tekst via actualisatie en personificatie. Is het in de Canisius, de Neo-Vulgaat en de Willibrord nog mogelijk om Sion níét te identificeren met ‘ons’, bij Oosterhuis valt Sion samen met ‘wij’. Oosterhuis is ook de enige die de toekomende tijd gebruikt. De bijbelvertalingen verschillen niet zo veel van elkaar (zie kader). Het grote verschil maakt de liedtekst. Een liedtekst is uit de aard der zaak vrijwel altijd poëtischer dan een vertaling. Als het lied vaak wordt gezongen, is het daarbij invloedrijker dan een bijbelvertaling, zeker in een context waarbij meer gezongen dan gelezen wordt (zoals bij rooms-katholieke gelovigen het geval is).

Plaats in de liturgie

In de zondagsvieringen is Psalm 126 opgenomen in de liturgie van de vijfde zondag van de veertigdagentijd – jaar C, samen met Jesaja 43:16-21; Filippenzen 3:8-14, Johannes 8:1-11. De psalm werkt als een lied dat de gelovigen begeleidt op weg naar de verlossing van Pasen.

In de uitvaartliturgie heeft Psalm 126 een plaats tijdens de processie naar de kerk, met de overledene. Het idee van een pelgrimage of thuiskomen krijgt hiermee gestalte. In het getijdegebed is Psalm 126 opgenomen op de woensdag in de derde week, tijdens het avondgebed. De antifonen bij de psalm in het avondgebed tonen de christologische lezing ervan:

door het jaar heen: ‘Die onder tranen zaaien, zij oogsten met gejuich.’

in de adventtijd: ‘Heer, keer ons lot ten goede; dan zullen wij juichen en zingen.’

vanaf 17 december: ‘Als God doet verkeren het lot van zijn volk, zal Jakob verheugd zijn, zal Israël juichen.’ in de paastijd: ‘Uw droefenis zal in vreugde verkeren, alleluja.’

Catechese paus Benedictus xvi

In een catechese spreekt paus Benedictus XVI in christologische zin:

De grote les over het mysterie van de vruchtbaarheid van het leven dat lijden kan bevatten is samengevat in deze psalm, precies zoals Jezus zei op de drempel van zijn lijden en dood: ‘Als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij sterft, draagt hij veel vrucht’ (Joh. 12:24).

Salve

Een confessionele context bevat ook andere teksten dan alleen de Bijbel. In de Romana is dat bijvoorbeeld het Salve Regina, dat vaak gezongen wordt in de vespers. In deze traditionele tekst komen termen voor die ook in Psalm 126 staan. Nu in actuele en persoonlijke vorm, zoals we ook in de vertaling van Oosterhuis hebben gezien. De ene tekst (Salve Regina) en de andere (Psalm 126) beïnvloeden elkaar, versterken elkaar wellicht zelfs, tijdens het liturgisch gebruik. Wie het Salve Regina leest, kan bijna niet anders dan Psalm 126 ook in die zin interpreteren: wij zijn ballingen, wij leven in een tranendal. Red ons.

Slot

De rooms-katholieke lezing van Psalm 126 is christocentrisch. De historische grond die onder de psalm ligt is omgeploegd en tot actualiteit geworden, wordt rechtstreeks betrokken op de biddende, gelovige gemeenschap van de Rooms-Katholieke Kerk. Een tot in het uiterste doorgevoerd ‘praesens historicum’.

Literatuur

De uitvaartliturgie, [z.p.], Nationale Raad voor Liturgie 1982 (Liturgie van de sacramenten en andere kerkelijke vieringen).

Getijdenboek. Het getijdengebed, herzien volgens de besluiten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie en uitgegeven op gezag van paus Paulus VI. Gebeden voor elke dag, Zeist: Nationale Raad voor liturgie 1990.

Catechese paus Benedictus XVI: http://www.vatican.va/holy_father/ benedict_xvi/audiences/2005/documents/hf_ben-vi_aud_20050817_ en.html.

Zondagsviering (met vertaling volgens de Neo-Vulgaat): http://dagelijksevangelie.org/.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken