Menu

Basis

Twee leerlingen gaan een ezel halen

Bij Palmzondag (Filippenzen 2:5-11 en Lucas 19:28-40)


Alle bijbelvertalingen die ik erop nagekeken heb, spreken van de ‘intocht’ in Jeruzalem, behalve de Naardense Bijbel, die nergens tussenkopjes of opschriften heeft, en de Bijbel in Gewone Taal. De BGT heeft als opschrift: ‘Twee leerlingen gaan een ezel halen’. Dat is heel aardig, nauwelijks interpretatief, wél een bepaalde focus, maar deze is descriptief. Misschien is dit wel beter dan te spreken van ‘intocht’. Dat woord lijkt op het eerste gezicht te groot voor wat zich afspeelt. Wat voor gebeurtenis is dit nu helemaal: een ongeveer dertigjarige man die door een groep volgelingen op een ezel wordt gezet en zo Jeruzalem binnengaat. Wat nou, intocht? Dat woord wordt gebruikt bij officiële staatsbezoeken door hoge ambtenaren, vorsten en bestuurders in het Romeinse Rijk. Dit gebeuren lijkt daar in de verste verte niet op. Waarom beschrijft Lucas dit dan toch als een soort intocht? En waarom schrijft Lucas dit zó, veertig jaar na dato, na de verwoesting van stad en tempel?

Intocht?

Lucas gebruikt weer en nu voor de één na laatste keer (19:29; vgl. 20:1) het Griekse woord egeneto (= het geschiedde). Daarmee geeft hij aan dat er iets bijzonders aan de hand is. God schrijft hier weer geschiedenis. Opletten dus. Wat geschiedt er? Jezus stuurt twee leerlingen erop uit om een ‘veulen’ (Gr.: poolos – 19:30) te gaan halen. Dat veulen komen we ook tegen bij Zacharia (9:9-10). Daar is dat het rijdier van de (messiaanse) koning die daarop gezeten naar Jeruzalem komt. Dat wil Lucas hier dus zeggen. Hier komt geen Romeinse potentaat met machtsvertoon, maar een rechtvaardige koning, nederig, zachtmoedig, man van vrede, wars van alle geweld. Een tweede sleutelwoord is ‘doen zitten’ (Gr.: epibibazoo – 19:35): de leerlingen doen Jezus zitten op dat veulen. Ditzelfde woord wordt ook gebruikt in 1 Koningen 1:33, waar het Salomo is die ‘gezet wordt’ op het rijdier van David. Hij moet naar Gichon om daar tot koning gezalfd te worden. Door dit woord te gebruiken roept Lucas hier bewust het beeld op van Jezus als vredevorst. Een derde element van het ‘geschieden’ is de vermelding dat er op dat veulen ‘nog nooit iemand gezeten heeft’ (19:30). Iets soortgelijks wordt gezegd van de Ark van de Heer, die van Filistijns gebied naar Israël moet worden teruggebracht op een ‘nieuwe, nooit eerder gebruikte’ wagen waarvoor twee koeien worden gespannen ‘die nog nooit een juk gedragen hebben’ (1 Samuël 6:7). Zoals de Ark duidt op de verborgen aanwezigheid van God, zo wijst Lucas op Jezus als gestalte van Israëls verborgen God. Dat geschiedt hier allemaal. Misschien is het woord intocht toch wel passend.

Jeruzalem en de tempel

Wat wil het zeggen dat Lucas zó over Jezus’ komen naar Jeruzalem en de tempel schrijft, in een situatie waarin beide in puin liggen? Voor een antwoord op deze vraag komt Betanië (19:29) in beeld. Betanië is de plaats waar Jezus zijn leerlingen zegent en van hen scheidt, nadat Hij hun opgedragen heeft zijn naam te prediken tot bekering en vergeving van zonden aan alle volkeren, ‘te beginnen bij Jeruzalem’ (24:45-53). Over de weg van die prediking schrijft Lucas zijn tweede boek, de Handelingen der Apostelen. Wat wij hier bij Lucas zien, is dat Jeruzalem en tempel elke betekenis verloren hebben, behalve deze ene: zij zijn startpunt, beginpunt en uitgangspunt van Gods heil voor de volkeren. Het heil is uit de joden, maar tempel en stad doen er niet langer toe. Het nieuwe centrum is Jezus zelf, ‘ten derden dage opgestaan uit de doden’ (Lucas 24:46). De boeken van Lucas zijn elementen van de strategie om het jodendom de verwoesting van tempel en stad te doen overleven. Deze strategie heeft geleid tot wat later ‘christendom’ is gaan heten. Een andere overlevingsstrategie, ondernomen door farizese joden, heeft geleid tot het (voortbestaan van het) synagogale jodendom. Beide, (het latere) christendom en jodendom, hebben tempel en stad achter zich gelaten.

Te missen als kiespijn

Lucas moest duidelijk maken dat tempel en stad een weliswaar noodzakelijk en onmisbaar uitgangspunt waren, maar verder gemist konden worden als kiespijn. Er was een nieuwe tempel, niet met handen gemaakt: de gezegende, door zijn leerlingen als koning begroete gestalte, die als een koning die geen koning is (vgl. Filippenzen 2:5-11!) intocht houdt in Jeruzalem dat geen stad meer is, en die op weg gaat naar de tempel die geen tempel meer is, maar een puinhoop. Hij komt ‘in de naam van de Heer’ (Lucas 19:38). En zoals in Lucas 2:13 een ‘menigte’ (Gr.: plèthos) engelen God ‘looft’ (Gr.: aineoo), zo is er nu een ‘menigte’ leerlingen die God ‘looft’ (19:37-38). Let wel: niet (de puinhoop van) de tempel wordt gezegend, maar déze nieuwe tempel, niet met handen gemaakt. En zoals van het kind bij zijn geboorte gezongen werd: ‘Eer zij God in den hoge en vrede op aarde’, zo klinkt hier: ‘Vrede in de hemel en eer in de hoogste hemel.’ Wij denken dan: gelijk in de hemel, zo ook op aarde. Wat de leerlingen hier roepen, is de missie die hun door Jezus bij zijn afscheid wordt toevertrouwd.

Stenen

Het ‘Gode gelijk zijn’ (Filippenzen 2:5) van deze koning is voor de farizeeën een brug te ver: ‘Meester, bestraf (Gr.: epitimaoo) uw leerlingen’ (Lucas 19:39). Ook in 9:21 komt dit woord ‘bestraffen’ voor. Maar waar Jezus dáár Petrus bestraffend opdraagt niet over Hem te spreken als over de gezalfde Gods, gebeurt hier het omgekeerde. Nu en hier op de helling van de Olijfberg en aan de rand van de stad, is Jezus in zijn uur gekomen en zegt: ‘Indien dezen zwegen, zouden de stenen roepen’ (19:40). De puinhopen van tempel en stad hebben dat na het jaar 70 de facto ook gedaan.

Deze exegese is opgesteld door Jaap Goorhuis.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Passage van de Heer

De instelling van het Pascha volgens Exodus 12 vormt de introductie op het grote verhaal van de uittocht. Deze instelling wordt gesitueerd tussen de aankondiging (11,1) en het ten uitvoer brengen van de tiende plaag (12:29). Nog voordat God de bevrijding van zijn volk uit Egypte van start laat gaan, vindt er een ‘religieuze anticipatie’ op dit heilsgebeuren plaats. Men kan er ten minste twee tijdsdimensies in onderkennen: een van onvoltooid verleden tijd én een van toekomende tijd. Zo wordt de viering van het Pascha een ‘heilshistorisch knooppunt’ in de tijd.

Nieuwe boeken