Menu

Premium

Uitgezonden om gebrokenheid te helen

Bij Jesaja 52,1-6, Psalm 85 en Marcus 6,6b-13

In de Jesajatekst van vandaag is duidelijk iemand aan het woord die het einde van de ballingschap meemaakt. Jeruzalem wordt hersteld. De teloorgang van Jeruzalem was, gezien eerdere delen van Jesaja en ook volgens Ezechiël, te wijten aan de verdeeldheid onder het volk en aan het feit dat het volk geen recht betrachtte. En recht betrachten heeft in bijbels perspectief altijd concreet te maken met het doen van barmhartigheid aan de minste mensen: weduwen, wezen en vreemdelingen.

Hoezeer de ballingschap ook wordt beschouwd als een gevolg van de onrechtvaardigheid van het volk, uiteindelijk is het God zelf die zijn volk niet vergeet. Het is God zelf die de scheidingsbrief herroept (Jes. 54,6-8). Van zijn kant wordt het verbond opnieuw bevestigd. Hier wordt het herstel van het verbond als het ware beschreven als een initiatief van God uit.

God herstelt zijn verbond

Zo klinkt het ook in Psalm 85, die voor deze zondag als tussenzang staat aangegeven. Ook hier is het God die de schande van zijn volk uitwist. En rechtvaardigheid wordt beschreven als een geschenk uit de hemel, van God dus. Ook hier valt overigens de wederkerigheid van het verbond op. Zoals het klinkt in een vertaling van deze psalm van Kees Waaijman: ‘Genegenheid en trouw ontmoeten elkaar, waarheid en wederkerigheid kussen elkaar, trouw bloeit op uit de aarde, waarheid ziet neer uit de hemel’ (85,11-12).

Vgl. de cd Om bevrijding, opgenomen met koor Helicon van Leerhuis en Liturgie Lier, België, o.l.v. Tom Löwenthal.

Ongeloof bij familie en stadgenoten

De Marcusperikoop dienen we te lezen in samenhang met wat eraan voorafgaat: Jezus’ optreden in de synagoge van Nazaret en de ergernis bij de omstanders (Marc. 6,1-6a). Een ergernis die aan het licht komt doordat zijn afkomst uit Nazaret wordt vermeld. Hetgeen leidt tot de bekende uitspraak: een profeet wordt nergens zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn eigen mensen (6,4). Het is heel verleidelijk om hier te stellen dat Jezus min of meer zijn plaats gewezen wordt: ook maar een jongen van eenvoudige komaf. Maar dan wordt het een verhaal met een psychologische bodem en dat is niet de bedoeling. Daarbij, het was heel gewoon voor een joodse man om naar de synagoge te gaan, daar te lezen uit de Schriften om vervolgens als leraar op te treden.

Het is niet zozeer de afkomst van Jezus, als wel het ongeloof waar het hier om gaat. Juist in de gemeenschap waarin Jezus is opgegroeid, ook zijn religieuze vorming heeft genoten, heel dichtbij dus, treft Hij het ongeloof aan. De weerstand tegen zijn verkondiging treft Hij aan juist daar waar Hij zelf zijn godsdienstig onderricht heeft genoten, en Hij verwondert zich over hun ongeloof (6,6).

Zending naar de ‘eigen’ mensen

Vandaag horen we dat de leerlingen uitgezonden worden, net zoals aan het einde van het verhaal van Marcus, om goed nieuws te brengen, onreine geesten uit te drijven, zieken te genezen en hen die lijden te zalven. Alleen, aan het einde van het verhaal, in de glosse waarvan wel gesteld wordt dat deze pas later is toegevoegd (Marc. 16,9-20), is de zending wereldwijd.

Maar er is kennelijk eerst nog werk te doen onder de ‘eigen’ mensen. Want het ongeloof tref je aan midden in juist die gemeenschap waar je het niet zou verwachten. Voor het eerste verkondigingswerk hoef je dus ook niet ver te gaan. Vandaar dat allerlei reisbenodigdheden als een reiszak, geld, en dergelijke achterwege kunnen blijven. Voor hun eerste zending hoefden de leerlingen niet verder dan één dagreis te gaan.

Twee aan twee met alleen een staf

Geen oproep tot een blind godsvertrouwen, geen oproep tot een leven van ‘we zien wel waar we uitkomen’, maar een opdracht om letterlijk dicht bij huis te beginnen met je zending. En juist daar, in eigen kring, waar mensen je kennen, daar kunnen profetische woorden die aanklagen, oproepen tot bekering, kennelijk hard aankomen. Want je bent immers één van hen. Wat de leerlingen daarom wel mogen meenemen is hun staf. Én ze dienen twee aan twee te gaan. Zowel het met zijn tweeën op pad gaan als de staf doen denken aan Mozes en Aäron (Ex. 4,7-17). Daarmee wil benadrukt zijn dat je niet allereerst op eigen gezag spreekt, maar in de voetsporen van Mozes en Aäron treedt. Een staf bij je hebben herinnert aan de herder met zijn kudde en vooral aan Mozes die met zijn staf het volk vooruit ging naar het goede land.

Zorg voor elkaar

Het herstel van Jeruzalem, zoals dat in Jesaja klinkt, heeft alles te maken met het antwoord van mensen op het appèl dat op hen wordt gedaan. En dat is voor alles het recht doen aan de minste mensen. In die tijd, maar ook in onze tijd. Want Gods Rijk is precies die wereld waarin mensen zorg hebben voor elkaar. En precies die houding krijgen de leerlingen mee in hun zending. Het gaat niet allereerst om mensen te brengen tot één ware confessie, maar de zending zit hem in het concrete handelen: mensen die vastzitten in onleefbare verhoudingen (de demonen) bevrijding brengen, en de zieken, de zwakken, zalven en genezen.

Uiteindelijk dient het bij de zending om niets anders te gaan dan om de heelheid van mensen die de gebrokenheid in het leven moeten ervaren. Een gebrokenheid die we soms heel dichtbij kunnen ervaren. Zeker in deze tijd, waarin de gevolgen van een nog altijd kwakkelende economie heel dichtbij voelbaar, merkbaar zijn, dienen we als gelovige gemeenschap de ogen en oren open te houden om die zending te blijven volbrengen. Tot heil, heelheid van die mensen, soms vlak bij ons.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken