Menu

None

Vasten: een tijdje afzien of levenshouding?

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Amos 5,6-15, Psalm 51, 2 Korintiërs 5,20-6,10 en Matteüs 6,1-6.16-21

Bij Aswoensdag

Het moet anders: Amos windt geen doekjes om wat hij te zeggen heeft. Zo ook hier wanneer hij de bewoners van het Noordrijk, dat zich na de dood van Salomo afscheidde van de zuidelijke stammen, toespreekt. Zijn oproep om terug te keren naar de weg van de Eeuwige door het goede te zoeken en zo te worden gered, is dringend en hartstochtelijk. De lezing begint en eindigt ermee.

Amos komt zelf uit het Zuidrijk, maar als buitenstaander zie je de dingen soms beter: helemaal belangrijk wanneer je geroepen wordt om namens de Eeuwige te spreken.

Redacteuren van na de ballingschap in Babel beschouwden deze tekst met belangrijke gedachten over recht en gerechtigheid als ook toepasbaar op hun tijd. En wij op de onze? Het is niet zomaar dat we Amos horen aan het begin van de Stille Tijd voor Pasen. Werken aan nieuw ‘leven’ (5,6.14), door afgoden van geld, status en macht niet langer te dienen en in plaats daarvan armen een goed leven te gunnen – het zal niet iedereen lukken. Alleen een ‘kleine rest’?

Vraag om vergeving

Elders in de tijd wordt Amos’ boodschap gehoord en reageert iemand met een gebed om vergeving, zich bewust van zijn tekortkomingen, die onvermijdelijk zijn omdat hij mens is, maar ook voor wat hij bewust verkeerd deed (Psalm 51). Hij vraagt om een fundamentele verandering van hart en geest, een totaal nieuw begin, en hij legt zijn ‘gebroken geest en hart’ als offergave neer voor de Eeuwige (51,19). Geheeld en genezen wil hij anderen bijstaan om ook die beslissing te nemen (15) – net als iemand die, bevrijd van zijn verslaving, de kliniek verlaat en lotgenoten wil helpen om ook die weg te gaan. De psalm eindigt met een gebed voor Sion (20). Een wat vreemd naschrift, gezien het persoonlijke karakter van de psalm.

Verzoening

2 Korintiërs 1-7 wordt wel de ‘verzoeningsbrief’ genoemd. Er was een conflict gerezen met de gemeente in Korinte, omdat joodse christenen van elders het gezag van Paulus overnamen en dat ook werd geaccepteerd. Paulus zet vanaf 3,1 alle zeilen bij om zijn gezag te herstellen en zich te legitimeren. In de laatste verzen van deze lezing voert hij daarvoor allerlei voorbeelden aan. Voor verzoening grijpt Paulus niet terug op de jaarlijkse Grote Verzoendag van zijn traditie, waarop de Eeuwige zich met zijn volk verzoent (Lev. 16). Voor hem is het Jezus die verzoent, als verbinding tussen God en mensen. Dat Jezus één met de zonde is gemaakt (5,21) wil niet zeggen dat Jezus zondaar werd, maar dat Hij werd opgeofferd aan zondige instanties tot bevrijding en redding van mensen. Als verzoening tussen God en mensen.

C.J. den Heyer, Paulus, man van twee werelden, Zoetermeer 1998.

Aalmoezen, gebed en vasten

De praktijk om de weg naar de Eeuwige terug te vinden, waartoe Amos ons oproept en waar Paulus met zichzelf als voorbeeld voor pleit, reikt Matteüs ons aan bij monde van Jezus in de lange leerrede die we kennen als de Bergrede. Woorden nu eens gericht tot al zijn volgelingen, dan weer tot ieder afzonderlijk. In dit deel komen drie zaken aan de orde, die samenvallen onder de noemer ‘gerechtigheid’: aalmoezen geven, bidden en vasten. Hoe je dat niet moet doen en hoe wel. Als je je dan ook nog houdt aan de andere voorschriften, beoefen je de volmaakte gerechtigheid. De relatie met de Eeuwige en de medemens gaat altijd uit van het hart van de Tora, samengevat in de opdracht je hart te geven (Lat.: cor dare = credere) aan de medemens, die is zoals jij. Dan geef je ook je hart aan de Eeuwige. Daarom is het geven van een aalmoes ook meer dan de euro voor de asielzoeker die voor de deur van de supermarkt wat cash probeert te verzamelen. Het Griekse woord eleèmosunè heeft als eerste betekenis ‘ontferming’. Karen Armstrong noemt het ‘compassie’ en de joodse wijsgeer Emmanuel Levinas voegt daar nog het aspect ‘dienen’ aan toe, waartoe ‘het gelaat van de ander, die mij aanziet’ mij oproept en waarachter het gelaat van de Ander schuilgaat.

E. Levinas, Het menselijk gelaat, Baarn 1978.

Zou je dan ook geen vragen moeten stellen bij de grote fondswervingsshows, waarin gulle gevers de show stelen met het tonen van hun omvangrijke cheques aan het volk? Kun je hen ‘huichelaars’ noemen? ‘Aalmoezen’: lief-dadigheid, daden van liefde.

Tijd voor een ‘zielsantwoord’

Zo moet je ook van bidden geen show maken alsof je een toneelspeler bent. Het Griekse woord hupokritès betekent ‘toneelspeler’, en toneelspelers droegen vaak maskers. Dan voer je een act op voor het publiek en claim je voor jezelf eer die alleen aan God toekomt. Bidden is iets tussen jou en de Vader en zo strikt privé, alsof je je hebt afgezonderd in een geluiddichte ruimte. Gebed dat opkomt vanuit de realiteit, uit wat je aan droevigs, bedreigends of vreugdevols hebt beleefd, om dat als dank, klacht of vraag neer te leggen bij de Eeuwige, wetend dat je wordt gezien. Als voorbeeld van bidden geeft Jezus dan het Abinoe (vgl. Jesaja 63,16), het Onze Vader, het gebed van zijn traditie (Matteüs 6,9-15).

Th.C. de Kruijf, M.J.H.M. Poorthuis, Abinoe – Onze Vader. Over de joodse achtergronden van het Onze Vader, Utrecht 1985.

Eigenlijk is vasten geen aparte activiteit, maar een levenshouding, die compassie en gebed in zich verenigt tot heiliging van mensen en van de Naam. In mijn traditie is Aswoensdag de dag van gedenken dat we stof zijn – maar bezielde stof, geroepen om op te staan. Veertig dagen oefentijd om te groeien in ontferming en gebed als ‘zielsantwoord’, zoals de joodse traditie dat vasten noemt, aan de Eeuwige en aan mensen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken