Menu

Premium

Vechten in de Bijbel: license to kill?

Zolang er mensen bestaan wordt er gevochten. Dat is in Israël niet anders dan erbuiten. Hoe in deze kluwen van geweld die de Bijbel beschrijft het vrederijk oplichten waarvan profeten en psalmisten spreken? Dat is de grote vraag van het Oude en ook van het Nieuwe Testament. Doordenking van dit thema vraagt om een kritische theologie, die niet leidt naar het eigen grote gelijk, eventueel met de vuist of andere wapens bevochten. Jezus is in elk geval een andere weg gegaan.

Vechten of strijden is een kernbegrip in het Oude Testament. Het meest gebruikte Hebreeuwse woord hiervoor is lacham. Kaïn vecht al tegen Abel, met een fatale afloop (Gen. 4:8). Lamech is een vechter (Gen. 4:23-24). Abraham moet vechten om weer vrij te krijgen (Gen. 14). Israël heeft een strijd met Egypte, ook nog bij de uittocht (Ex. 14-15), met Amalek (Ex. 17:8-16), en vervolgens met de Kanaänieten, om maar niet te spreken van de Filistijnen. Ze komen bijna allemaal in het oorlogsscenario voor: Moabieten, Ammonieten, Arameeërs enz. enz. In de nadagen van Juda en Israël zijn het de grootmachten Assyrië en Babylonië waar Israël mee strijden moet, met een negatieve afloop. Na de ballingschap moet Nehemia opnieuw strijd voeren (Neh. 3:33-4:17).

Ook volksgenoten kunnen met elkaar vechten, zoals de twee mannen die door Mozes gekapitteld worden (Ex. 2:13). De Psalmen staan vol met aanklachten tegen en strijd met de vijanden, waarbij het meestal om vijandige volksgenoten moet zijn gegaan.

Zelfs een burgeroorlog komt onder de zonen van voor. In Richteren 20-21 wordt de stam Benjamin bijna uitgeroeid. Na Salomo gaan Juda en definitief uit elkaar en voeren nog regelmatig oorlog met elkaar.

Wie de apocriefe boeken erbij betrekt, krijgt nog een extraatje. In de eerste twee boeken van de Makkabeeen wordt onophoudelijk gevochten tegen de Seleuciden, de gehelleniseerde Syriers die voor eigenheid een bedreiging vormen. In Judit slaat een vrouw de generaal Holofernes het hoofd af. Ook God strijdt. Hij is Heer van de hemelse machten. Tegen de vijanden van , met mee. Met Jozua, met Gideon, met David. Maar God ook tégen strijden. Gods gevecht met gelijknamige voorvader aan de Jabbok is paradigmatisch (Gen. 32:22-32). God zijn volk zelfs naar sturen.

Van Hogerhand gesanctioneerd

Wie op afstand van een paar millennia hoopt dat het met het geweld in het Oude Testament wel mee zal vallen als je de teksten maar goed bestudeert en goed uitlegt, komt bedrogen uit, tenzij je natuurlijk bedrogen wilt worden. Die vrijheid heeft de lezer, de klassieke en ook de postmoderne lezer. Het valt niet mee. Natuurlijk is er veel geweld, omdat de Bijbel beschrijft hoe het toegaat in de wereld. Maar er is ook veel op last van Hogerhand gesanctioneerd geweld. Daar hebben we het wellicht moeilijker mee. License to kill?

Zeker, er zijn ook tegenaccenten. Bouwstenen voor de boven gevraagde kritische theologie worden door de profeten al aangedragen. God staat niet automatisch aan kant. Een andere bouwsteen is paradoxalerwijze de notie van de ‘oorlogen des Heren’. God strijdt voor , tegen zijn vijanden, inderdaad, maar dat relativeert bijdrage juist. Er wordt wel gestreden, maar in het besef dat het beslissende van de andere kant komt. Jonatan, Davids vriend, zegt dat God evengoed door weinigen als door velen verlossen (1 Sam. 14:6). Judit, de weduwe uit het gelijknamige apocriefe boek, verslaat in haar eentje een heel vijandig leger.

Van de nood een deugd

Het Nieuwe Testament kent ook zijn portie geweld. Als het niet fysiek is dan wel verbaal. In het godsbeeld van het Nieuwe Testament zit niet minder geweld dan in het godsbeeld van het Oude Testament, ook in fysieke zin. De God die in Openbaring de fiolen van zijn gramschap uit laat gieten over de aarde, gebruikt zeker zo veel geweld als de God die de aarde door de zondvloed laat verzwelgen.

Toch liggen de kaarten in het Nieuwe Testament anders. De historische situatie is anders en de theologie verandert mee. Anders is dat geen zelfstandige staat meer is met een eigen soevereiniteit en een eigen leger. wordt vanuit bestuurd. Dat is de grote deceptie van in Jezus’ tijd. In het Nieuwe Testament wordt de hoop op een eigen, zelfstandige Joodse staat opgegeven. Van de nood wordt een deugd gemaakt. Niet langer wordt gehoopt op en gestreden voor een zelfstandig , dat vrij van de Romeinen een gerespecteerde plek in de volkenwereld zal innemen. Want de hoop is gevestigd op het Koninkrijk van God, dat met de komst van Jezus Christus een scherpe contour heeft gekregen. Daarmee wordt de theocratie als ideaal losgelaten en het Romeinse gezag als een tijdelijke, afgeleide macht aanvaard. Het uitvoerigst wordt er in Romeinen 13 over gesproken. We kennen dit hoofdstuk als een valkuil omdat het dictaturen schijnt te legitimeren, maar het is ook goed om de sterke kant ervan te zien: het geweldsmonopolie wordt niet in handen van een geloofsgemeenschap gelegd, maar van een overheid, ongeacht welk geloof deze aanhangt. Het ware te wensen dat alle aanhangers van de wereldreligies in onze tijd al zo ver waren dat ze dit zouden aanvaarden.

De notie van de ‘oorlogen des Heren’ wordt in het Nieuwe Testament geradicaliseerd. Laat het geweld maar aan God over, is de teneur. Romeinen 12:19, vlak voor hoofdstuk 13, geeft een oproep om af te zien van de wraak, want God zal vergelden waar het nodig is.

Hangt het met deze wending samen dat het Griekse werkwoord machomai (‘strijden’) geen positieve klank heeft? Het wordt nergens gebruikt voor de goede strijd waartoe de gelovigen opgeroepen worden. Hetzelfde geldt voor poleme6 (‘oorlog voeren’) en polemos (‘oorlog’), woorden die in de Septuaginta doorgaans de vertaling zijn van respectievelijk lacham (‘vechten’/‘strijden’) en milchama (‘oorlog’). In het Nieuwe Testament wordt het vooral in de synoptische apocalypsen en in Openbaring gebruikt voor de strijd van de anti-goddelijke machten.

Wel de term strateu6 (‘ten strijde trekken’) in positieve zin gebruikt worden (2 Kor. 10:3; 1 Tim. 1:18; 2 Tim. 2:4).

Het Nieuwe Testament wijkt uit naar andere termen, met name naar agonizomai (‘strijden’). Dat ook voor ‘oorlog voeren’ staan, maar is toch vooral een sportterm (‘in een wedkamp strijden’). Hetzelfde geldt voor athle6 (‘strijden in een arena’), dat als synoniem gelden. Sport blijkt toch minder gevaarlijk te zijn dan oorlog.

Literatuur

P. van Midden, ‘Geweld’, in: K. Spronk & A. van Wieringen (red.), De Bijbel theologisch. Hoofdlijnen en thema’s, Zoetermeer: Meinema 2011, 300-309. S. Janse, De tegenstem van Jezus. Over geweld in het Nieuwe Testament, Zoetermeer: Boekencentrum 2006

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken