Menu

Basis

Verdriet over de stad

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Achtste zondag van de herfst (Jesaja 1:18-26 en Lucas 19:41-48)

In 70 na Chr. liggen Jeruzalem en de tempel in puin. De Romeinen onder leiding van Titus hebben de stad kort en klein geslagen. Dat beeld heeft de schrijver van Lucas 19 voor ogen als hij Jezus laat wenen over de stad. Maar het is meer dan historie, het is ook eeuwenoude profetie. Want ook Jesaja 1 zag een geslagen Jeruzalem: niet letterlijk, maar figuurlijk. Want een stad waar onrecht gebeurt, en waar het gedrag g/Godgeklaagd is, die ligt in puin.

Jesaja 1 is begonnen met een aanklacht van God over de laksheid van het volk. Men maakt zich er in religieus opzicht te makkelijk vanaf. Dit wordt zichtbaar in het epicentrum van religie en vroomheid, de stad Jeruzalem. In deze stad van de koning moeten recht en gerechtigheid heersen, zo staat in Deuteronomium 16:18-20. Maar in plaats daarvan huizen er moordenaars en jaagt de koning ‘steekpenningen’ (Hebr.: sjochad) na en heeft ‘geschenken’ (Hebr.: sjalmonim) lief (Jesaja 1:21.23). De benaming ‘trouwe stad’ in vers 21 is dus ironisch, want trouweloosheid is haar kenmerk geworden.

Schuld en reiniging daarvan

De stad is bloedrood geworden van schuld (Jesaja 1:18). In ons hedendaags Nederlands is ‘zwart-wit’ een tegenstelling die fout-goed aangeeft. Maar in dit gedeelte van Jesaja, en ook elders in de Bijbel, wordt rood-wit gebruikt. Rood is de kleur van de bloedschuld, waarvan je gereinigd moet worden, zoals in Psalmen 51:16. Karmozijn is de kleur van de overdadige levensstijl tijdens de ballingschap (Klaagliederen 4:5). Tegelijk is het de kleur van het bloed waarmee de melaatsen gereinigd worden (Leviticus 14:6.49). Scharlaken en karmozijn, twee tinten rood, zijn dus gelijktijdig kleuren van schuld en genade. Wit is in Jesaja 1:18 de kleur van sneeuw en wol. Ook elders heeft wit de connotatie van rein, schoon en heilig. Zo is het ook hier de contrastkleur voor het rood van de zonde, en toonbeeld van zuiverheid (vgl. Openbaring 4:4). Als alles wit is, dan is het weer goed. De lezing uit Jesaja eindigt met de aankondiging van een grote opruimactie van alle kwaad door de Heer (Jesaja 1:24-26). In 1:25 wordt daarvoor het beeld van het zilver gebruikt, waaruit alle vuil dat het onrein maakt, wordt weggezuiverd. De wens van de Heer is een stad die weer aan haar oorspronkelijke doel voldoet, een Jeruzalem dat ‘stad van gerechtigheid, getrouwe veste’ genoemd kan worden.

Verslagen stad

Lucas laat Jezus naar deze ‘stad van gerechtigheid’ kijken met een profetische blik. Met woorden geleend uit onder meer Jesaja beschrijft Jezus hoe de stad ten onder zal gaan. De reden is gelijk aan de profetie in Jesaja 1: men maakt zich er in religieus opzicht te makkelijk vanaf en slaat te weinig acht op Gods bedoelingen. Lucas geeft daarvan op drie manieren een illustratie in de omringende gedeelten.

De eerste illustratie geeft Lucas met de beperkte intocht van Jezus: alleen de leerlingen juichen, en de farizeeën die er zijn, klagen dat het niet gepast is (19:37-39). Verder ziet Jeruzalem niet wat er gebeurt, terwijl de intocht het begin is van de culminatie van Gods omzien naar zijn volk. In de tweede illustratie van de staat van de stad (19:40-44) beschrijft Jezus dat gemis aan inzicht. Het is een profetische klacht die teruggrijpt op diverse teksten uit de Tenach. Jeruzalem zou het centrum moeten zijn van de religie, en juist daar zou het inzicht moeten zijn dat de ‘tijd van Gods ontferming’ (19:44) begonnen is nu Jezus binnengetrokken is. Jeruzalem is immers het hart van Israël, met de tempel en zijn religieuze leiders. Maar in deze stad van de sjalom, ‘vrede’ – Lucas lijkt te spelen met de naam Jeruzalem, die je ook kunt lezen als Jeru-sjalom – wordt de vrede en Gods omzien niet herkend (19:42). En net als in Jesaja leidt dat tot misère voor de stad. Zichtbaar wordt dit in Jezus’ tranen, terwijl Hij de profetische woorden van verwoesting spreekt. Voor de auteur van het Lucasevangelie van na 70 na Chr. zijn deze woorden door toedoen van de Romeinen en Titus inmiddels een feit.

De stad opnieuw gereinigd

In Jesaja was het de Heer die aankondigde dat de stad gereinigd zou worden. In Lucas 19:45-48 voert Jezus de reiniging zelf uit in het centrum van de stad, in de tempel. Daar waar het religieuze zwaartepunt is, maakt Hij zichtbaar dat verontreinigende elementen, net als bij het zilver in Jesaja 1:25, verwijderd moeten worden zodat dit weer aan zijn doel kan beantwoorden, namelijk een plek van godsopenbaring zijn en een plaats waar het omzien van God naar zijn volk gezien en gehoord wordt. Dit is tevens de derde illustratie van hoe Jeruzalem een stad moet zijn waar God herkend wordt, maar waar deze realiteit nog ver te zoeken is. Sinds de tijd van Jesaja was er nog niet veel veranderd en was een profetische oproep aan de mensen dus nog steeds actueel.

Als je vandaag de dag door het raam van het kerkje Dominus Flevit – ‘De Heer weende’ – op de Olijfberg naar de stad Jeruzalem kijkt, zie je een stad die meerdere malen geheel of gedeeltelijk is verwoest en weer opgebouwd. Maar nog altijd is ze een plek die exemplarisch is voor hoe we worstelen met Gods beeld van recht en gerechtigheid, en onze eigen (on)mogelijkheid om het te herkennen, én te doen in onze eigen steden en dorpen. De woorden over Jeruzalem zijn niet alleen voor toen en daar, maar net zo goed voor onze eigen steden en dorpen. Zijn dat plekken van recht en gerechtigheid, waar Gods bedoeling en de vrede herkend wordt?

Deze exegese is opgesteld door Marieke den Braber.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken