Menu

Premium

Verenigd aan tafel

Bij Handelingen 6,1-7

Wie is verantwoordelijk? Wie beslist? Hoe geef je leiding? De tekst presenteert ons een mooi staaltje cybernetica, spoort ons als gemeente aan tot onderlinge zorg en eenheid en als inviduen tot onberispelijk gedrag en bereidheid tot dienst aan anderen. Natuurlijk is dit alleen mogelijk wanneer God ons zegent.

Weduwen

Er zijn verschillende speculaties over de historische achtergrond van dit gedeelte. Deze speculaties ten spijt impliceert de tekst alleen dat deze weduwen over het hoofd werden gezien, niet bewust benadeeld, zoals het NBV-woord ‘achtergesteld’ zou kunnen suggereren. Dit stereotype beeld van de behoeftige weduwe correspondeert met de andere weduwen in Lucas-Handelingen. Zij allen weten zich, misschien duidelijker dan anderen, afhankelijk van de verwerkelijking van het visioen van Gods koninkrijk en zo onderrichten zij verwachting: de biddende Anna, Lucas 2,36-38; de weduwe van Naïn 7,11-17; de aanhoudende weduwe 18,1-8; de arme weduwe 21,1-4; Handelingen 6 en 9.

Verdeeldheid over verdelen?

Sommigen in de gemeente spreken Aramees, anderen Grieks. Het gaat hier om een onderscheid in taal met sociologische consequenties, niet om theologische partijvorming binnen de eerste gemeente. De ‘Griekstaligen’ spreken het probleem van de dagelijkse voedselverdeling aan; ze komen op voor de zwakkeren (weliswaar van hun eigen groep). Om een of andere reden functioneert de diaconie niet goed voor hun weduwen. De apostelen analyseren de situatie vanuit hun eigen probleem en roepen de gemeente bijeen omdat ze niet toekomen aan het woord Gods. Wanneer de oorzaak van het over het hoofd zien van de weduwen inderdaad bij de apostelen ligt (zoals ze aangeven), betekent dit dat ze hier, ook na Pasen en na de uitstorting van de heilige Geest, in hun menselijke onvolkomenheid naar voren komen, al wordt dat niet expliciet – vooral niet in het vervolg. Met hun ‘vrome’ analyse en een strategische oplossing waarop niets valt af te dingen, zadelen ze met volledige instemming van de gemeente zeven unaniem gekozen mannen op met de taak. In hun ‘vroomheid’ stellen ze gebed tegenover de bediening (mogelijk letterlijk als obers). Volgens Spencer wordt dit rechtgetrokken in de laatste ‘weduwengeschiedenis’ in Lucas’ literaire tweeluik (Hand. 9,36-42). In de opwekking van Tabita/Dorkas verbindt Petrus gebed met steun van weduwen: doordat Petrus’ gebed wordt verhoord krijgen de weduwen hun weldoenster terug.

F. Scott Spencer, Neglected widows in Acts 6:1-7. In: CBQ 56 (1994), 715-733.

Gebed kan ook begrepen worden als de motor van de gemeenschap, terwijl de woorddienst missionaire prediking is (zoals 5,20-21.25).

Eenheid

De twaalf riepen ‘de voltallige gemeente’ (6,2, NBV) bijeen. Vanuit vers 7 gelezen zou de meer letterlijke vertaling ‘menigte van leerlingen’ kunnen, zoals de NBG 1951 vertaalt; het Griekse woord plèthos hangt samen met een werkwoord dat ook ‘toestromen’ betekent. Gezien echter de strekking van het gedeelte (6,1-6) past een meer contextuele vertaling die de eenheid benadrukt beter. Het gedeelte begint met verdeeldheid en de hele gemeente lost dit eendrachtig op. De apostelen stellen dat er een onbevredigende situatie is (6,2) en die wordt tot bevrediging van allen (zelfde stam in 6,5) opgelost. Blijkbaar kiezen ze unaniem zeven onberispelijke mannen die allen Griekse namen hebben. De naam Filippus kwam echter meer voor in Palestina. Deze Filippus is waarschijnlijk de apostel; zo onstond er overlap tussen de twaalf en de zeven. Hij was bekend om zijn openheid voor Grieken (Joh. 12,20-22).

Zending onder niet-joden …

Het vermelden van Griekssprekende joden wijst voor velen op een stap richting zending onder niet-joden. Nikolaüs was een jood geworden proseliet. Het past bij de samenvattende ‘groeizinsneden’ die de vruchtbare verkondiging tot de einden der aarde benadrukken (vgl. mijn opmerkingen bij Hand. 5,1226, de lezing van vorige zondag). Wellicht dat zelfs de getallen twaalf en zeven hiervoor spreken, zoals de twaalf en zeven overgebleven manden bij de broodvermenigvuldigingen in Marcus worden uitgelegd. Een gremium van Griekssprekenden, sociologische tactvol, volgens Theissen zelfs de lokale leiding van de gemeente in Jeruzalem, draagt bij aan het evenwicht tussen Grieks- en Arameessprekenden.

G. Theissen, Hellenisten und Hebräer (Apg 6,1-6): Gab es eine Spaltung in der Urgemeinde? In: H. Lichten berger e.a. (eds), Geschichte – Tradition – Reflexion III: Frühes Christentum. Tübingen 1996, 323-343.

In de taal van de nieuwtestamentische canon blijkt dat hun invloed veel groter werd. Vers 6,7 benadrukt daarentegen nog de toestroom van joodse priesters (misschien niet van het Jeruzalemse establishment). In ieder geval is het een stap op weg naar zending onder niet-joden: Filippus en de Ethiopische ambtenaar, Petrus en Cornelius, bekering en zending van Paulus. De dienst van het woord draagt vrucht, zoals het woord in de gelijkenis van de zaaier (Luc. 8,4-15).

… en het eschatologische maal

Het probleem van de weduwen draait om tafelgemeenschap. Lucas’ motief van tafelgemeenschap benadrukt bij uitstek Jezus’ openheid voor buitenstaanders. Vergelijkbaar brengt Petrus’ les van het eten hem naar Cornelius (Hand. 10). Het motief vindt toepassing in het eschatologische maal waarin onderscheiden wegvallen3

D.W. Pao, Waiters and preachers: Acts 6,1-7 and the Lukan table fellowship motif. In: JBL 130 (2011), 127-144.

, zij het allereerst de niet-etnische.

Geest en wijsheid kenmerken de zeven (6,3), geloof en heilige Geest Stefanus (6,5) – dat geldt allen. Daarnaast moeten ze onberispelijk van gedrag zijn c.q. een goede reputatie bij de buitenwereld hebben, om het ontzag voor de gemeente bij het volk niet te vernaggelen. Onverdeeld verdelen vergt integriteit. Handenoplegging markeert het begin van de bediening en de bede om Gods noodzakelijke zegen (6,6).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken