Menu

Premium

Verlichte ogen van het hart

Bij Efeziërs 1,15-23

Geloof, hoop en liefde komen bij Paulus vaak voor. Soms in de volgorde: geloof, liefde en hoop. Een onafscheidelijk drietal. Als Paulus in Efeziërs 1,15 spreekt over ‘geloof’ en ‘liefde’, spits je dus de oren: waar blijft de hoop? Trouwens, die vraag klinkt aangrijpend: waar blijft de hoop? Ik las in een kerkblad: ‘Zondag was er maar één kind in de kerk. Na onze generatie is er misschien helemaal geen kerk meer, de jongeren haken af.’

Kerkblad van de Protestantse gemeente te Doorn, oktober 2017.

Waar blijft de hoop? In Efeziërs 1,18 verschijnt ze eindelijk. En wat blijkt: je hebt ‘verlichte ogen van het hart’ nodig om haar te kunnen zien. Dat is dan ook waar Paulus non-stop om bidt. Dat wij ziende worden, dat we weet krijgen van hoop, van heerlijkheid, van de kracht die Jezus heeft opgewekt uit de doden. Dat we weet krijgen van Jezus’ opperbevel, zelfs over machten en krachten als secularisatie. Hetzelfde anders gaan zien, daar gaat het om. Vandaar de nogal ‘cognitieve’ toon van deze verzen. Het draait om wijsheid, openbaring, kennis. Niet beleving, ervaring en emotie nemen het voortouw, maar het verlichte hart – zetel van wil en verstand.

God-in-Christus is lid van de Kerk

Er was een tijd waarin men voortdurend druk was met ‘kerk en wereld’, of zelfs ‘wereld en kerk’. Want de kerk was slechts een instrument; Gods eigenlijke Anliegen was de wereld. Hoe de theologen van die tijd Efeziërs 1 lazen is me een raadsel. De Kerk (of: Gemeente) wordt hier met een hoofdletter gespeld, althans door mij en in de Statenvertaling. Zij is geen middel maar doel. Zij is ‘lichaam en volheid van Hem die alles in allen vervult’ (Efeziërs 1,23). Grootser kun je het niet zeggen. Gilbert Keith Chesterton heeft gelijk als hij schrijft: de Kerk is ‘(…) larger than anything in the world; it is indeed larger than the world.’

G.K. Chesterton, Twelve Modern Apostles and Their Creeds, North Stratford 1926.

God-in-Christus is lid van de Kerk. Voor Hem zijn alle volkeren een stofje aan de weegschaal. De wereld is geschapen om Kerk te worden.
Benen op de grond. Terug naar de realiteit van slechts één kind in de kerk. Heeft het zin om te verwijzen naar andere landen waar de kerk groeit en bloeit? Met mate, denk ik. Soms is het inderdaad nodig om de malaise te relativeren door erop te wijzen dat de westerse wereld niet de hele wereld is. Maar ondertussen zitten we hier met een verbijsterende afbraak. Sommige theologen duiden de ontkerkelijking als een goddelijk oordeel. In de crisis (letterlijk: ‘onderscheiding’) maakt God duidelijk wat wel en wat niet zijn goedkeuring heeft. Dat wij ‘onze eigen kerk’ niet meer draaiende kunnen houden zoals weleer, kan ook iets heilzaams hebben. Ik ben de laatste om de theologen-van-het-oordeel weg te zetten als somberaars.

Lijden aan kerkverlating

Tegelijkertijd kun je de situatie ook duiden als lijden-met-Christus. Kerkverlating is inderdaad verláting. Jezus werd verlaten: een verschrikkelijk lijden. Verlaten worden is enorm pijnlijk. Het is een stil geweld. Spotgelach en hamerslagen klinken hard. Maar verlating komt harder aan. Gewoon wegblijven, het stilletjes laten afweten: het is kwetsender dan een klap in het gezicht. Is lijden aan kerkverlating niet een kruisdragen achter Jezus aan? Kunnen wij dit lijden verenigen met het offer van Christus? Al is het een minder zwaar lijden dan dat van onze broeders en zusters in Noord-Korea bijvoorbeeld, het is wel een werkelijk lijden.

Daarin zit dan ook de hoop verborgen. Jezus heeft geleden onder verlating en geweld. Zijn laatste gezelschap bestond uit zwijgende doden. Maar toen bleek wat God kan: Jezus werd opgewekt tussen de doden vandaan. Dat is waar Paulus aan refereert in Efeziërs 1,19-20. Hij smeekt om verlichte ogen voor ons, zodat we weet krijgen van de ‘alles overtreffende grootheid van zijn kracht’, die bleek toen God Jezus uit de doden opwekte en aan zijn rechterhand zette om te regeren. Alle kwaadaardigheid heeft zich op Jezus uitgeleefd en leeggegoten. En daarna zei God opnieuw: ‘Er zij licht.’ Wat er ook aan kwaad is, aan verlating en vervolging, het heeft niet het laatste woord.

De Kerk en de secularisatiemachten

Jezus regeert ‘hoog boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en naam’ (Efeziërs 1,21). De middeleeuwse theologie onderscheidde negen soorten van engelenmachten, gegroepeerd per drie: serafijnen, cherubijnen en tronen; heerschappijen, overheden en krachten; heersers, aartsengelen en engelen. Dat zijn niet allemaal lieve jongens. Sommige zijn in opstand tegen God en fungeren als kwade machten (Efeziërs 6). In onze tijd wordt steeds duidelijker dat de wereld niet uit individuen bestaat. Er is die andere dimensie van de ‘machten’. Nationaliteiten hebben hun eigen macht. Traditioneel gezegd: hun eigen engel. Ook de tijdgeest is een macht. De techniek eveneens. Maar boven elke macht zetelt de Opgestane. Alle dingen zijn onder zijn voeten gelegd. Hij is de Mens van Psalmen 8. Dat is Hij niet opdat wij ons aan Hem zouden vergapen. Zijn identiteit is inclusief, om het modieus te zeggen. Jezus wil samen met ons mens zijn. Hij het hoofd, wij het lichaam. Eén glorieuze, de schepping omvattende gestalte.

Benen op de grond, hoofd in de hemel. Benen op de grond betekent vaak: benen in de modder. De lucht om ons heen is vaak verstikkend. Paulus spreekt in Efeziërs 6 van de kwade machten die ‘in de lucht’ zitten en waartegen we te strijden hebben. Hoe kunnen we hoop grijpen en hoop houden? Door voortdurend te bidden om ‘verlichte ogen van het hart’. De ons omringende realiteiten, zelfs die van de secularisatie, zijn ondergeschikt aan ons hoofd. Zijn Kerk zal ze allemaal overleven.

Bij Efeziërs 1:15-23

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Passage van de Heer

De instelling van het Pascha volgens Exodus 12 vormt de introductie op het grote verhaal van de uittocht. Deze instelling wordt gesitueerd tussen de aankondiging (11,1) en het ten uitvoer brengen van de tiende plaag (12:29). Nog voordat God de bevrijding van zijn volk uit Egypte van start laat gaan, vindt er een ‘religieuze anticipatie’ op dit heilsgebeuren plaats. Men kan er ten minste twee tijdsdimensies in onderkennen: een van onvoltooid verleden tijd én een van toekomende tijd. Zo wordt de viering van het Pascha een ‘heilshistorisch knooppunt’ in de tijd.

Nieuwe boeken