Menu

Basis

Verrukkelijke afstemming en verbondenheid

Zondag Trinitatis (Spreuken 8:22-31, Openbaring 4:1-11 en Johannes 3:1-16)

Het Hebreeuwse woord voor wijsheid is chokhmah (Gr.: sofia). Naar haar aard is wijsheid niet louter kennis of wetenschap, maar een werkwoord. Haar kunnen of weten is erop gericht om iets tot stand te brengen. Wijsheid vertalen als bekwaamheid of bedrevenheid kan daarom ook. In Spreuken 8 gaat de wijsheid dan ook vooraf aan het tot stand brengen der dingen. Nog vóór zijn werken schiep de Heer mij, zegt de Wijsheid (8:22).

Hoe moeten we de aanwezigheid van de W/wijsheid bij het scheppingswerk van God denken? De aanduiding ‘begin’ (Hebr.: ree’sjit; Gr.: archè – 8:22) verwijst naar Genesis 1:1: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde.’ De vorm van dat werkwoord is een perfectum, maar deze verandert naar een imperfectum consecutivum – te vertalen met de tegenwoordige tijd – zodra Gods geestesadem begint te wervelen over het aanschijn van het water (1:2 – Naardense Bijbel). Het wervelen van de Geest maakt dat je bij Gods scheppingswerk betrokken raakt, tegenwoordig bent. In het boek Spreuken doet de Wijsheid uit de doeken hoe zíj tegenwoordig is geraakt bij de schepping. Over haar eigen schepping zegt ze: ‘Ik ben uitgegoten’ (Hebr.: nasakh = (metaal) uitgieten – 8:23). God schiep haar als een kunstenaar die een gietbeeld maakt. ‘Ik ben onder weeën voortgebracht’ (Hebr.: chil = weeën hebben, pol. – 8:24). God schiep haar als een vrouw die een kind baart.

Spelend voor Gods aangezicht

In oude mythen is de Wijsheid een zelfstandige persoon naast God. Hier is ze dat niet, want ze is geschapen en daarmee onder Hem geordend. Ze is echter wel een persoon, want ze spreekt in de ik-vorm. En ze is pre-existent: zij was er voordat al het andere geschapen werd. Ze is ook zelfstandig, ze speelt dag in, dag uit ‘voor zijn aanschijn’ (Gr.: en prosoopooi autou –8:30). Maar als zelfstandige persoon raakt zij niet los van haar schepper. Uit haar omschrijving kunnen wij opmaken dat zij voortdurend (Gr.: kath’hèmeran = dag in, dag uit – 8:30, Willibrordvertaling 1995) betrokken blijft op de Heer die haar geschapen heeft. Toen Hij scheppend de dingen tot stand bracht, ‘was ik een “troetelkind” (Hebr.: ’amon) bij Hem’ (8:30). Sommige vertalingen, waaronder de Willibrordvertaling 1995, lezen hier ‘uitvoerder’ (Hebr.: ’oemman = voorman, werkmeester), waarbij de Wijsheid toeziet op de uitvoering van Gods werk. Maar dat is moeilijk te rijmen met wat ze van zichzelf zegt, namelijk hoe zij voor Gods aangezicht Hem ‘spelend aan het lachen maakt’ (Hebr.: sachaq = pi.: grappen maken, schertsen – 8:30). Zette God zich in Genesis met een wervelende Geest aan het werk om alles tot stand te brengen, hier, in Spreuken, zet God zich lachend aan het werk, vol plezier om zijn troetelkind, de Wijsheid, die speelt en danst voor zijn aanschijn.

De Wijsheid en David

Het kan niet anders of de schrijver van dit boek heeft hierbij gedacht aan David, die dansend de ark begeleidde bij zijn intocht in Jeruzalem. Veelzeggend is dat David dit deed ‘voor het aanschijn van de Heer’ (Hebr.: lifené JHWH – 2 Samuël 6:5). David gedroeg zich in de ogen van mensen als een dwaas, maar hij deed het om God aan het lachen te maken. In wat de Wijsheid vertelt over haar relatie met God doet nog iets aan David denken. David en heel het huis van Israël speelde bij de intocht van de ark ‘op welluidende instrumenten’ (Gr.: en organois hèrmosmenois – 6:5). Laat de Wijsheid nu van zichzelf zeggen dat zij ‘welluidend’ aan Gods zijde is (Spreuken 8:30a), als een instrument dat is ‘afgestemd’ op Hem (Gr.: harmodzoo = overeenstemmen, afstemmen). Als zij voor zijn aanschijn speelt, dan harmonieert ze met Hem. Haar muziekspel, haar grappige dans, stemt overeen met het plezier van God als Hij haar ziet terwijl Hij bezig is met zijn scheppingswerk.

Harmonieuze verbondenheid

Zo krijgen we in het boek Spreuken een indruk van de zelfstandigheid van de ik-persoon die God aan zijn zijde heeft. Het is een relationele zelfstandigheid. In haar zelfstandigheid stemt de ik-persoon overeen met God aan wiens zijde zij is. In die overeenstemming met Hem is de Wijsheid niet louter ‘tot’ Gods vermaak, ze ‘is’ zijn vermaak! Zoals ze zelf zegt: ‘Ik bén zijn verrukkingen’ (Hebr.: wa-’èhejèh sja‘asjoe‘im – 8:30). Eén met Hem in verrukking, in verheuging, spelend op aarde, ‘verheugde ik de mensenkinderen’ (Hebr.: we-sja‘asjoe‘ai ’et-bené ’adam – 8:31). De essentie van het feest van Triniteit is om de eenheid van de Vader, de Zoon en de heilige Geest niet alleen te zien in de harmonieuze verbondenheid van deze drie onderling, maar ook in de verrukkelijke verbondenheid van mensen die harmonieus op elkaar zijn afgestemd.

Betrokken bij Gods schepping

Zoals de Geest en de Wijsheid betrokken zijn geraakt bij Gods scheppingswerk, zo worden mensen dat ook. Neem nu de mens Johannes. In geestvervoering (Naardense Bijbel, of geestverrukking, OKV – Openbaring 4:2) is hij getuige van wat de vierentwintig oudsten ertoe brengt om hun gouden kronen neer te leggen voor die ene troon waar hun tronen omheen staan. En om Hem die op die middelste troon zit te eren als hun Heer en God. De werken van God, zijn scheppingsdaden, hebben hen hiertoe gebracht, krijgt Johannes te horen. ‘Want Gij hebt alle dingen geschapen en door uw wil bestonden zij en werden zij geschapen’ (4:11). Ook in het Johannesevangelie heeft God de Geest ‘aan zijn zijde’. In het oud-katholiek leesrooster (jaar C) noemt Jezus op het feest van Trinitatis ‘de Geest der waarheid’ namelijk paraklètos (16:7.13), meestal vertaald als ‘vertrooster’ (OKV) of ‘pleitbezorger’ (Nieuwe Bijbelvertaling). Maar letterlijk betekent het een ‘erbij geroepene’, een helper aan Gods zijde. En kan ook de Zoon, die God in liefde heeft gegeven om de wereld te redden, niet als zodanig worden beschouwd (Johannes 3:16)?

Deze exegese is opgesteld door Henk Schoon.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken