Menu

Premium

Verwachten: angstig of blij?

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Zacharia 14,4-9 en Lucas 21,25-31

‘De volken sidderen van angst voor het geweld van de zee’ (Luc. 21,25). Het kon nog weleens een actuele tekst worden, afhankelijk van wat de zeespiegel de komende decennia gaat doen. Als je je informeert over de klimaatverandering, kom je allerlei verontrustende berichten, modellen en gegevens tegen.

Die dag

De eerste zondag van Advent sluit in z’n thematiek nauw aan bij de laatste zondag na Pinksteren. Het ‘wachten op God en zijn Messias’ is deze zondag nog niet zo sterk het ‘wachten op het nieuwgeboren kind’, maar meer nog het ‘wachten op het einde van deze wereld’. De eerste lezing uit Zacharia 14 vertelt ons over ‘die dag’. Het beeld dat de Heer zijn voeten op de Olijfberg plant is al tamelijk intimiderend. Er is vervolgens sprake van vlucht, van duisternis, kou en vorst. Ook in het evangelie hoorden we soortgelijke beschrijvingen van een apocalyps: tekenen aan zon, maan en sterren, op aarde volkeren die sidderen van angst voor de zee, die zich van zijn meest chaotische en vernietigende kant laat zien; angst en beven, hemelse machten die wankelen.

Wat te doen met onheil

Dat zijn niet echt feestelijke woorden om de Advent mee te beginnen. En kunnen we hoe dan ook iets met dergelijke ondergangsvisioenen beginnen? We kennen dit soort angstige visioenen in onze tijd ook wel. Denk maar aan samenzweringstheorieën, of aan de Mayakalender, die naar verluidt op de 21e van deze maand (december 2012) eindigt. Ook in de loop van de christelijke traditie hebben apocalyptische teksten vaak veel betekend voor mensen, en dat is niet anders in onze tijd. Je kunt het niet allemaal afdoen als hysterie; veel van wat er verwacht wordt is in een bepaalde zin zeer realistisch. Aankomende ouders vragen zich weleens af: in wat voor wereld zet je je kind? Als je in de kranten leest over sommige toekomstscenario’s, dan zijn die niet allemaal zo rooskleurig, of het nu gaat over het milieu, de economie of de conflictgebieden in de wereld.

Toch zijn de apocalyptische teksten in de Bijbel nou juist niet bedoeld als een spandoek met ‘Het Einde is Nabij’ waarmee een zelfbenoemde profeet de stadsbevolking wil waarschuwen. De Openbaring is bedoeld voor mensen die de dreiging van de wereldcrisis al ondervinden, door ervaringen van geweld en dreiging van vernietiging, ervaringen van vluchtelingen en ballingen. De Bijbel wil niet dreigen, maar brengt hier en daar de ervaren dreiging onder woorden. Daarbij wil ze troosten, kracht geven om het vol te houden. Op de eerste adventszondag gaat het niet over doemscenario’s, maar over positieve verwachting, wat er ook gebeurt, kome wat komt. Zo’n uitzicht is hard nodig voor elk mens wiens leven op z’n kop gezet is. Dat kunnen vluchtelingen zijn, maar ook mensen die meemaken dat iemand in de bloei van zijn of haar leven sterft. De Apocalyps wil zeggen: al komt je ergste nachtmerrie uit, al vergaat je wereld, dan nog kan God een toekomst scheppen waarin de Mensenzoon regeert, waarin de gruwelen verdwijnen en menselijkheid en vrede geschapen worden. Predikanten hebben soms de reflex, wanneer mensen op ze afkomen met ervaringen van dood en zwaar lijden, dat ze direct willen troosten en dan snel naar een belofte grijpen: later, ooit komt alles goed. Stil maar, wacht maar. Niet dat het per se verkeerd is zo’n verwachting te hebben en ook te koesteren, maar de belofte is ook al bedoeld voor eerder dan ‘ooit, later’.

Een kind als perspectief

De komst van de Mensenzoon vieren we in de Advent, niet per se een verwachting van ‘ooit, later’. Zij werd al zichtbaar in het kind, in lappen gewikkeld in de kribbe. Dit kind is een koning, maar niet zoals Herodes. Het maakt een werkelijk nieuw begin. De komst van Jezus is ook onze hoop voor de toekomst: dat alle oorlog, onderdrukking en haat weggeruimd zullen worden om plaats te maken voor die ene, die het gezicht heeft van een mensenkind.

Het gaat op de Eerste Advent niet alleen om dreiging, ondergang, maar ook om perspectief. Zelfs als het allerergste is gebeurd, is niet alles voorbij. Als de Olijfberg, en daarmee de stad is ingestort, maakt God een vluchtroute, een dal waarin leven mogelijk is. Net zo’n belofte lezen we in Lucas 21: als je de olijfbomen ziet uitkomen, weet je dat de zomer in aantocht is. Zo moeten de leerlingen ook weten, wanneer ze die dingen zien gebeuren, dat Gods rijk nabij is.

Nieuw groen

Bij die vijgenboom moest ik denken aan het appelboompje van Luther, en ook aan een vijgenboompje dat een collega van mij in zijn tuin plantte. Nu is het zo dat de vijgenboom heel lang zijn blad houdt, maar ook weer laat nieuwe blaadjes krijgt. Dus het eerste voorjaar dat die pastor het boompje in zijn tuin had, stond hij al klaar om het uit de grond te trekken. Maar toen ontdekte hij heel kleine groene knopjes en liet het dus maar staan, op hoop van zegen. En waarachtig, het blad kwam!

Overigens moeten we op onze hoede zijn voor een al te romantisch idee over de komende zomer. De zomer is helemaal niet zo’n fijn seizoen in Israël. Jezus zal bij zijn gelijkenis over de vijgenboom dan ook niet zozeer aan het genot van een komende westerse zomer gedacht hebben, maar eerder aan de bescherming door het dichte bladerdek van de olijfboom tegen een verzengende zon in een komende oosterse zomer. In onze dagen is een warme wereld ook eerder een bedreiging dan een belofte. Het evangelie geeft geen makkelijk uitzicht op een spoedige oplossing van alle problemen, maar spreekt wel van hoop op bescherming, dat je behoed wordt, totdat het allemaal echt voorbij is, en Gods tijd eindelijk begint.

Bij Zacharia 14:4-9 en Lucas 21:25-31

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken