Menu

Basis

Vis op rabbijnse wijze

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

De vis is ook aan joodse kant een bron van inspiratie geweest. In de midrasjim zijn maar liefst drie vissen aanwezig, dé vis, een vrouwelijke vis en Leviathan. We vertellen eerst het verhaal zoals het verteld wordt in The Legends of the Jews van Louis Ginzberg en gaan daarna in op de achtergrond van deze narratieve associaties.

20.000 mijlen onder zee

Bij de schepping van de wereld schiep God een vis speciaal om Jona te herbergen. Hij was zo groot dat de profeet daarin comfortabel kon verblijven, zoals in een ruime synagoge. De ogen van de vis dienden als vensters, zodat Jona naar buiten kon kijken. En verder was er een diamant die helder scheen als de zon op de middag, zodat Jona alles in de zee kon zien, tot op de bodem.

De wet van Leviathan

De wet gaat dat alle vissen van de zee zich naar Leviathan moeten begeven als hun tijd gekomen is, en dat het monster ze dan zal verslinden. De tijd voor Jona’s vis zat er bijna op en hij waarschuwde Jona wat er zou gaan gebeuren. Toen hij met Jona in zijn buik bij Leviathan kwam, zei de profeet tot het monster: ‘Voor jou ben ik hierheen gekomen. Immers, ik moet je verblijfplaats kennen, want het is mijn overeengekomen taak in de komende wereld om jou te vangen en je te slachten voor de tafel van de rechtvaardigen en de vromen’. Toen Leviathan het teken van het verbond op Jona’s lichaam zag, raakte hij in paniek en vluchtte en zo werden Jona en de vis gered.

In de midrasjim zijn maar liefst drie vissen aanwezig, dé vis, een vrouwelijke vis en Leviathan.

Een luxe cruise

De vis was Jona zo dankbaar dat hij hem overal heen voerde waar wat bijzonders te zien viel. Hij toonde hem de rivier die de bron is van de oceaan, en de plaats waar de Israëlieten de Rietzee overstaken. Hij toonde hem Gehenna en Sje’ol, en vele andere mysterieuze en wonderlijke plaatsen.

God tast door

Drie dagen had Jona doorgebracht in de buik van de vis en hij voelde zich nog steeds zo comfortabel dat hij er niet aan dacht God te smeken een eind te maken aan de situatie. Maar God stuurde een grote vrouwelijke vis met 365.000 kleine visjes in haar buik naar Jona’s gastheer om de overgave van de profeet te eisen, anders zou zij hem én de gast die hij herbergde verslinden. De boodschap stuitte op ongeloof – zeker na de scène met Leviathan – en juist hij moest eraan te pas komen om haar te bevestigen: Leviathan had zelf gehoord dat God de vrouwelijke vis met deze opdracht op weg gestuurd had. Zo kwam het dat Jona naar een ander verblijf werd overgebracht. Zijn nieuwe vertrek, dat hij ook nog eens moest delen met al die kleine visjes, was verre van comfortabel en van de bodem van zijn hart steeg een smeekgebed omhoog tot God in den hoge. De laatste woorden van zijn lange bede waren: ‘Ik zal mijn gelofte inlossen!’, waarop God de vis beval Jona uit te spugen. Op een afstand van negenhonderd en vijfenzestig parasangen van de vis zette hij voet aan wal (zie verderop).

Enkele drastische gevolgen

Jona kon zijn verblijf in de ingewanden van de vis niet makkelijk van zich afzetten. Dat had trouwens ook zichtbare gevolgen gehad. De intense hitte in de buik van de vis had zijn kleren verteerd, zijn haar was uitgevallen en zwermen insecten plaagden hem tot gek wordens toe. God liet de wonderboom groeien om Jona bescherming te bieden in zijn pijnlijke situatie. Jona’s lijden in de bodemloze diepte van de zee was zo heftig geweest dat God hem bij wijze van compensatie had ontslagen van de noodzaak te sterven. Hij mocht het Paradijs levend binnengaan.

Aantekeningen

Tot zover de verzameling van verhaallijnen en -fragmenten uit The Legends of the Jews van Louis Ginzberg (1909). Ginzberg focust in dit zevendelige werk op de agadische tradities – alle rabbijnse tradities die niet gericht zijn op de interpretatie van de wet (halacha). Hij verzamelt daarin talloze midrasjim, maar ook fragmenten uit de apocriefe en vroegchristelijke literatuur, en verwerkt deze tot een in hoge mate samenhangend verhaal. Het is ‘historisch’ opgebouwd en reikt van de schepping tot aan Esther. Dit knappe en nuttige werk heeft ook een nadeel. Het samenhangende verhaal heeft nooit bestaan tot aan 1909, ook al zijn er late rabbijnse bronnen die soms uitvoerig kunnen vertellen. Bovendien zijn de oorspronkelijke teksten uit hun literaire en historische context gehaald. De teksten dateren uit ten minste zeven eeuwen, maar ze staan nu zorgeloos in samenhang. Onzichtbaar zijn daarmee ook de discussies waarvan ze deel uitmaakten. Overigens, Ginzberg vermeldt de bronnen in de delen vijf en zes van The Legends. Daar komt ook de weerbarstigheid van het materiaal wat meer tot haar recht. De nieuwsgierige lezer kan het complete werk op internet vinden.

Een voortuitziende blik

Bij de schepping van de wereld schiep God een vis om Jona te herbergen. Het gaat hier niet om een zaak die zo essentieel is in Gods plan dat zij al van vóór de schepping dateert. Zo zijn de Tora, de tempel en de messias pre-existent. De vis moest wachten tot bij de schepping. Er is een verwante traditie die verklaart hoe schepselen zich soms tegen hun karakter in gedragen. De zee splitst zich op bevel van Mozes, de hemel luistert naar hem, de zon en de maan staan stil op verzoek van Jozua, de raven voeden Elia, het vuur spaart de drie jongens in de vuuroven, de leeuw blijft van Daniël af, de vis spuugt Jona uit en de hemel opent zich voor Ezechiël. Bij de schepping heeft God afspraken gemaakt met deze schepselen zodat zij op het kritieke moment Israël zouden helpen. In deze traditie beperkt God zich tot het laten uitspugen van Jona.

Jona’s lijden was zo heftig geweest dat God hem bij wijze van compensatie van de dood had vrijgesteld.

Leviathan

God heeft Leviathan om allerhande redenen geschapen, maar toch vooral om in de komende wereld te dienen als lekkernij voor de vromen. Als het zover is, zullen de engelen proberen Leviathan een kopje kleiner te maken, wat ze uiteindelijk niet zal lukken. Dan wordt het andere monster van stal gehaald, Behemot, zodat zij elkaar in een gruwelijk gevecht kunnen afslachten. Volgens anderen is deze culinaire beloning van de vromen en rechtvaardigen zo belangrijk dat God een messias inzet. Jona zal het beest slachten en opdienen. Jona is door de dood heen gegaan, hij is uit de dood opgestaan. Dat is niet alleen gebeurd in Jona 2, maar ook al in zijn jeugd. Hij is immers de zoon van de weduwe van Sarefat, die door Elia uit de dood is opgewekt (1 Koningen 17). Dat geeft hem messiaanse kwaliteit. Messiassen worden levend opgenomen in de hemel om daar te wachten op de komende wereld, wanneer het moment gekomen is dat ze hun messiaanse taak kunnen uitvoeren. Zij zijn degenen die dan beschikbaar zijn. Dat geldt voor Mozes en Elia, volgens sommigen voor Jona, volgens Christenen voor Jezus. Er zijn er die Jona identificeren met de Messias, zoon van Josef, de messias voor de apocalyptische gevechten, in onderscheid tot de Messias, zoon van David, die koning zal zijn in de komende wereld.

Cruise versus hellevaart

De dankbare vis voert Jona naar allerhande plaatsen die de moeite waard zijn. De attracties die genoemd worden in de midrasj, zijn ontleend aan het gebed dat Jona spreekt in Jona 2. De vis voert hem naar de rivier die de bron is van de wereldzee, volgens het woord nahar, rivier/stroom in vers 4. Vervolgens krijgt hij de plek te zien waar het volk de Rietzee overgestoken is, volgens het woord soef, riet/zeewier in vers 6, dat doet denken aan de Zee van Riet, jam soef, en volgens het woord chaboesj, dat er direct achter staat en dat in klank associeert met hajjabasja, ‘het droge’, dat is waar je terecht komt, gered uit de hel van Egypte en van de waterdood (Exodus 14,16; Jona 2,11).

En zo komen ze bij Gehenna en Sje’ol, volgens de frasen ‘de buik van de onderwereld’, ‘het land achter de grendels’, ‘de groeve’ in de verzen 3 en 7. Geografisch klopt het ook want Gehenna en Sje’ol liggen immers onder de wereldzee. Sje’ol is de Bijbelse term voor onderwereld, het schaduwrijk van de doden, zoals de Griekse Hades. Zo is het ook bedoeld bij Jona. Daarnaast staat als een synoniem de veel latere, rabbijnse term Gehenna, de hel, met alles erop en eraan wat wij ons voorstellen bij de hel. Daarheen gaat de reis. Het is een hellevaart.

Literair gezien geeft men hier een forse draai aan het verhaal. In het verhaal is Jona er bar slecht aan toe – hij is bijna dood – maar in deze agadische traditie maakt Jona de reis van zijn leven, sightseeing in de hel. Mogelijk spreekt deze rabbijnse traditie van een comfortabele en fascinerende reis om flauwekul te maken van de christelijke traditie die in de hellevaart van Jona een voorafbeelding zag van die van Christus.

Dag en Daga

Na de vis en Leviathan verschijnt een derde zeebewoner, nu een vrouwelijke vis. Het schepsel vindt haar oorsprong in Jona 2, waar in de verzen 1 en 11 het woord dag staat, ‘vis’, maar in vers 2 het woord dagá. De verlengde vorm wordt collectief gebruikt – d e gat hajjam staat voor ‘de vissen van de zee’ in Genesis 1,26 en elders – maar kan ook duiden op het vrouwelijk geslacht van deze vis – dag en dagá, vis en viske, vis en vissin. De midrasj combineert beide betekenissen. ‘Viske’ is niet echt de goede term voor het reusachtige fenomeen dat Jona’s plezier gaat vergallen. Het is de Moedervis, de schoot van leven, de baarmoeder van alles wat vis is: 365.000 kleine visjes in haar buik. Deze vis is niet om te harden, maar zij zet Jona wel terug in het leven. Zij baart, op bevel, zelfs Jona.

Zo staat deze Daga tegenover Dag, want dat is de vis van de regressie, comfort zonder einde, tocht naar wat geen uitdaging meer is maar sightseeing is geworden. Daga staat ook tegenover Leviathan, want dat is het monster van de dood. Alles wat zij aan vis baart, komt uiteindelijk in de muil van Leviathan tot zijn einde. Zo ontmoet Jona daar in de zee de dood en het leven en daartussen het leven dat eigenlijk dood is.

Parasang

De parasang is een oude Iraanse lengtemaat van wisselende lengte, maar of men nu vijf of tien parasangen kan afleggen per dag, Daga kan ongemeen ver spugen, bijna honderd of zelfs wel tweehonderd dagreizen ver. Zo begrijpen we dat Jona ook recht voor de poort van Nineve kon worden afgeleverd, zoals op een miniatuur in de Hortus Deliciarum van Herrad von Landsberg (tussen 1175 en 1195).

Een enkeltje paradijs

Jona’s lijden in de bodemloze diepte van de zee was zo heftig geweest dat God hem bij wijze van compensatie van de dood had vrijgesteld. Hij mocht het Paradijs levend binnengaan. Opnieuw vinden we hier een traditie die een messiaanse taak zal impliceren, zodat het enkeltje een retourtje wordt.

Het spel van leven en dood

Ten slotte, de midrasjim geven antwoord op vragen die de bijbeltekst oproept, maar meer nog dan dat toveren ze de lezer een spel voor van leven en dood. De levensvis tegenover de doodsvis, Daga tegenover Leviathan. De opwekking uit de dood van de zoon van de weduwe van Sarefat en die van Jona zelf. De tenhemelopneming van Jona na zijn diepe lijden en dan zijn messiaanse taak. Die ten slotte impliceert dat hij de dood overwint en deze culinair uitbaat ten dienste van de bewoners van de komende wereld. Associaties met de christelijke traditie liggen voor de hand. Mogelijk heeft men aan joodse kant details aan die traditie ontleend – hoe onvermijdelijk is zoiets! Anderzijds zijn de typologische overeenkomsten zo groot dat men in beide tradities wel tot vergelijkbare gedachtelijnen moest komen.

Jona is door de dood heen gegaan, hij is uit de dood opgestaan.

De code

Mochten we ons afvragen waarom God het nog eens probeert met Jona, het geheim ligt in Jona’s woorden: ‘Ik zal mijn gelofte inlossen’. Op het moment waarop Jona in zijn lange gebed en na vele woorden, deze zin uitspreekt, geeft God de vis het bevel Jona uit te spugen. Waarom bij deze woorden? Volgens sommigen had Jona aan God beloofd de opdracht om in Nineve te profeteren daadwerkelijk uit te voeren. Hij doet nu belofte op belofte en zo kan God weer met Jona door één deur.

Literatuur

  • Meer over joodse tradities aangaande de hellevaart van Jona in Bert Jan Lietaert Peerbolte, ‘Het teken van Jona als christologische typologie’, in: Klaas Spronk red., Jona (ACEBT 22, Maastricht: Shaker, 2005), 139-150.

Harm van Grol is ouduniversitair docent Exegese van het Oude Testament aan de Tilburg School of Catholic Theology.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken