Menu

Premium

Voor de laatste maal: het ossuarium van Jakobus

In het Nederlands Theologisch Tijdschrift van 2003 en 2004 besprak ik uitvoerig de ontdekking en publicatie van een antiek beenderkistje (ossuarium) met daarop in het Aramees de inscriptie Ja‘aqov bar Joseph ’achuy de- Jesjua‘ (‘Jakobus, zoon van Jozef, broer van Jezus’), en tevens de controverse die daarover direct vanaf het begin woedde.

P.W. van der Horst, ‘Het grafschrift van Jakobus, de broer van Jezus?’ NTT 57 (2003) 1-9; idem, ‘Nogmaals: het grafschrift van Jakobus, de broer van Jezus,’NTT 58 (2004) 18-27.

Ik mag de lezer niet onthouden welke bizarre wending deze affaire in de jaren daarna heeft genomen, met een voorlopig hoogtepunt (of dieptepunt) in het voorjaar van 2012, vooral ook vanwege de onthutsende rol die wetenschappers van naam daarbij hebben gespeeld. die recente ontwikkelingen in hun context te plaatsen voor lezers die de eerste fase van de affaire hebben gemist, resumeer ik zeer kort de voorgeschiedenis.

Het ossuarium werd in de eerste helft van de jaren ’70 op de antiquiteitenmarkt in Jeruzalem gekocht door Oded Golan, een verzamelaar van antiquiteiten uit . Pas 30 jaar later toonde hij het voorwerp aan de beroemde Franse semitist en epigraaf André Lemaire (hoogleraar aan de Sorbonne), die het ossuarium publiceerde. Lemaire overwoog serieus de mogelijkheid dat we hier te maken zouden hebben met het beenderkistje van Jezus’ broer Jakobus, bekend uit het Nieuwe Testament. Zijn publicatie, in oktober 2002, haalde de voorpagina’s van vele kranten wereldwijd (in zelfs het NOS-journaal), maar direct barstte de kritiek los. Ondanks het feit dat de Geological Survey of Israel (GSI) in een rapport schreef dat een team van experts geen enkel spoor van moderne bewerking van het ossuarium hadden gevonden, behalve dan van het schoonmaken van een paar letters van de inscriptie, waren er direct velen die om het hardst riepen dat de inscriptie beslist een vervalsing moest zijn en hen die de mogelijkheid van authenticiteit openhielden voor onkritische geesten uitmaakten.

Ook enkele Nederlandse geleerden maakten zich hieraan schuldig.

De Israel Antiquities Authority (IAA) kwam met een rapport waarin een aantal geleerden zogenaamd onafhankelijk van elkaar tot de conclusie kwamen dat de tweede helft van de inscriptie (‘broer van Jezus’) vervalst was, hoewel later bleek dat dit comité bewust was samengesteld uit personen waarvan het hoofd van de IAA wist dat ze bij voorbaat al uitgingen van de onechtheid van de inscriptie en dat het de opdracht had gekregen tot een krachtig en eensluidend oordeel te komen (de details vindt men in mijn tweede artikel, uit 2004). Op de achtergrond speelde hier o.a. dat de IAA er mordicus op tegen is dat ‘unprovenanced objects’ (artefacten die niet bij een gecontroleerde opgraving gevonden zijn) aandacht krijgen in de vakpers of de media, een absurd standpunt overigens. Een en ander was voldoende voor de IAA om in 2004 een proces tegen Oded Golan aan te spannen en ook tegen vier andere verzamelaars van en handelaars in antiquiteiten waaronder de bekende Robert Deutsch, wegens vermeende vervalsing van en illegale handel in oudheden. Golan werd zelfs voor de camera’s van zijn bed gelicht en opgesloten. Tegen drie van de vijf werd de aanklacht al snel ingetrokken wegens gebrek aan bewijs, maar Golan en Deutsch bleven in de beklaagdenbank zitten. Daarbij speelde ook een rol dat een lid van de IAA had verteld dat hij in het midden van de jaren ’90 het ossuarium nog bij een antiquiteitenhandelaar in Jeruzalem had zien staan zonder de woorden ‘broer van Jezus.’

Het proces heeft vele jaren geduurd.

Over het proces zie H. Shanks, ‘The Forgery Trial of the Century,’in H. Shanks (red.),James Brother of Jesus: The Forgery Trial of the Century,Washington 2012, 2-8; en Oded Golan’s eigen verslag op http://www.bib-arch.org/scholars-studv/the-authenticitv-of-the-iames-ossuarv.pdf. Zie ook H. Shanks, ‘Fudging with Forgeries,’Biblical Archaeology Review 37/6 (nov.-dec. 2011) 53-58.

De rechtbank in Jeruzalem ging niet over één nacht ijs en maakte zeer serieus werk van het onderzoeken van de echtheid van het ossuarium van Jakobus inclusief de inscriptie (maar ook van enkele andere artefacten zoals de bekende Jehoasj -inscriptie en de ivoren granaatappel met een inscriptie betreffende de tempel in Jeruzalem). Niet minder dan 138 getuigen werden opgeroepen, vooral geleerden uit de gehele wereld op het terrein van de epigrafiek, archeologie, paleografie, semitistiek, koolstof-14-datering, bio-geologie etc. Een en ander resulteerde in een transcript van alle zittingen van in totaal zo’n 12.000 pagina’s. Het eindoordeel van de rechter (Aharon Farkash) telt 474 pagina’s en werd op 14 maart 2012 gepresenteerd. De beklaagden worden daarin van alle aanklachten vrijgesproken. Op basis van talloze verklaringen van (nu wél) onafhankelijke experts kwam de rechter tot de onontkoombare conclusie dat er geen enkel bewij s is dat de inscriptie op het ossuarium is vervalst. Onthutsend is dat tijdens het proces bleek dat diverse leden van de commissie die in opdracht van de IAA het rapport met het unanieme verdict ‘vervalst! ’ hadden opgesteld, nu bakzeil haalden, bij voorbeeld door toe te geven dat ze hadden gezegd dat er in de groeven van de woorden ‘broer van Jezus’ geen antiek patina (een soort verweringslaagje dat in de loop van lange tijd onstaat) te vinden was terwijl dat er in werkelijkheid wél in te vinden was. De man die had gezegd dat hij het kistje nog zonder die woorden had gezien beweert nu dat dat een grapje was.

Zie H. Shanks, ‘Joe Zias: “Hershel Has No Sense of Humor”,’Biblical Archaeology Review 38/3 (mei-juni 2012) 22.

Het bleek ook duidelijk dat veel ‘onechtheidsverklaringen’ waren ingegeven door de angst voor onkritisch te worden aangezien, terwijl de echte experts (zoals bijvoorbeeld de grote epigrafe Ada Yardeni) altijd van de echtheid overtuigd zijn gebleven.

Voor de zogenaamde ‘kritische’ geesten is deze uitkomst zeer pijnlijk. Hopelijk leidt de onverkwikkelijke gang van zaken rond dit ossuarium tot hernieuwde bezinning op het ethos binnen ons vakgebied. Waarheidsvinding moet boven reputatie gaan. Hiermee wil ik niet zeggen dat de authenticiteit van de inscriptie nu een definitief uitgemaakte zaak is; ik heb ook in mijn vorige publicaties hierover nooit beweerd dat de inscriptie bewezen authentiek is. Maar wel is nu duidelijk dat het op voorhand aannemen dat zo’n in potentie sensationele vondst wel vervalst moet zijn niet van kritische zin getuigt. Het is nu wel dat door deze hele gang van zaken, inclusief de rechtszaak, een werkelijk onvooringenomen onderzoek van dit ossuarium en deze inscriptie vrijwel onmogelijk lijkt te zijn geworden; het voorwerp is daarvoor te zeer ‘besmet’ geraakt.

Gelukkig krijgt de inscriptie een relatief faire behandeling van Jonathan Price en Ada Yardeni in het nieuwe en gezaghebbende Corpus Inscriptionum Iudaeae/Palaestinae, vol. I/1, Berlin 2010, 547-548 (nr. 531).

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken