Voor iedereen die wel een kopje koffie kan gebruiken
Waar verblijf je als iedereen thuis moet blijven maar jij geen thuis hebt? De eerste weken van de intelligente lockdown waren er op internet vele mooie foto’s van de lege straten in Amsterdam te zien, maar in de praktijk waren de straten nooit helemaal leeg: de mensen die op straat leven waren ook in deze situatie onzichtbaar.
Ze konden ’s nachts wel naar de nachtopvang, maar overdag moesten ze naar buiten. De capaciteit in de inloophuizen ging omlaag, want ook daar moest anderhalve meter afstand worden gehouden waardoor er minder mensen tegelijkertijd naar binnen konden. Openbare plekken, zoals de bibliotheek, waren gesloten en zelfs op plekken waar het normaal toegestaan is om te zitten – de trappen voor de supermarkt achter de Dam bijvoorbeeld waar dak- en thuislozen zich vermengen met toeristen – werden nu rood-witte linten aangebracht om te voorkomen dat er een verzamelplek gecreëerd werd. Waar ga je dan naartoe? Hoe kom je aan je natje en je droogje?
Op straat
Als straatpastor van Amsterdam kom ik overal dak- en thuislozen tegen en mijn plek is dan ook allereerst op straat, juist ook ten tijde van de coronacrisis. In gesprek met een collega binnen de Protestantse Diaconie Amsterdam ontstond het idee voor de Koffiets, een bakfiets waarmee vrijwilligers, collega’s en ik zeven dagen per week de straat op gaan. We mochten een grote bakfiets lenen van een ander project, de Sociale Kruidenier, zodat we niet alleen spullen konden vervoeren maar ook meteen ruim anderhalve meter afstand konden houden. Zo zochten we, binnen de regels en beperkingen van de overheid en het RIVM, naar een manier om nabij te kunnen zijn terwijl we afstand bewaren.
Rond de bakfiets
De mensen die we tegenkwamen begrepen allemaal dat we afstand moesten houden maar waren blij dat we kwamen. ‘Al kom je alleen maar met een glimlach’, zei een man in het Vondelpark. Met de kopjes koffie kwamen ook de gesprekken los. Ze deelden verhalen en de ervaring dat ze zo mogelijk nog meer vermeden werden dan voorheen, geen eten meer vonden in de prullenbakken en geen inkomsten meer hadden door bijvoorbeeld het terugbrengen van statiegeldflessen. Als je al contant geld kreeg, dan kon je het bijna nergens uitgeven want alles moet contactloos.
Tegelijkertijd kwamen we ook mensen tegen die vroegen of ze iets voor ons konden doen, misschien ook eens meefietsen, koffie uitdelen. Vrijwilligers waren zo gevonden, want het gaf mensen een veilige optie om iets te betekenen voor een ander, even buiten te zijn en te bewegen met een duidelijk en eenvoudig doel. Inmiddels hebben we een groep van twintig vrijwilligers die meefietsen, los van de groep die de broodjes smeert. Ook bij deze groepen komen de verhalen los. Een man vertelde dat hij laatst op een recreatief fietstochtje iemand zag zitten en dacht ‘ik stap even af om te vragen hoe het met hem gaat’ en dat vervolgens ook deed.
Inmiddels zijn er weer meer en meer mensen op straat, maar wij blijven voorlopig fietsen en schenken koffie aan iedereen die wel een kopje kan gebruiken.