Menu

Premium

Voormoeders van de Christus: Rachab

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Matteüs 1 en Jozua 2

‘Moeders van Jezus’ was al eerder een thema bij De Eerste Dag (28/1, 2005). Maar voor die tijd waren die moeders nauwelijks in beeld. Ik herinner mij een poging van het blad Open deur (1988) om deze geslachtslijst van Matteüs vrouwvriendelijker te maken door de vaders eruit te halen en de moeders in te vullen:

Sara schonk het leven aan Isaak

Rebekka schonk het leven aan Jakob

Lea schonk het leven aan Juda en zijn broeders

Tamar schonk het leven aan Peres en Zerach

een onbekende vrouw schonk het leven aan Chesron

een onbekende vrouw schonk het leven aan Aram

een onbekende vrouw schonk het leven aan Amminadab

een onbekende vrouw schonk het leven aan Nachson

een onbekende vrouw schonk het leven aan Salmon

Rachab schonk het leven aan Boaz

Ruth schonk het leven aan Obed

een onbekende vrouw schonk het leven aan Isaï

een onbekende vrouw schonk het leven aan David de koning

Batseba schonk het leven aan Salomo…

Dat is verkeerd gebruikt feminisme. Zo vertelt Matteüs het dus niet. Het is geen vrouwonvriendelijk verhaal, al klinken Sara, Rebekka en Rachel en Lea – de aartsmoeders – dit keer niet mee. Dit keer gaat het om de vrouwen die van buiten komen: Tamar, Rachab en Ruth. Vrouwen waar iets mee is, zoals ‘die van Uria’ en de maagd Maria. Allemaal vrouwen die op een speciale manier hebben aangegeven dat ze weet hebben van Gods belofte. Er zitten immers vijf vrouwen in de ketting van namen. Maria maakt de Tora vol, zij vervult de wet. Maar de anderen weten ook van Gods belofte en Gods ontferming.

Rachab weet en doet Tora

Laten we deze mevrouw Wijdbeens – want dat betekent haar naam (‘die zich wijd maakt’) – eens nader bekijken. De Schrift geeft niet aan of de verspieders bij of met haar slapen. Ze leggen zich neer in haar huis (Joz. 2,1). Dat huis zal aan het einde van dit verhaal meer blijken te zijn dan een gebouw; ook haar familie blijft door haar handelen in leven. In het vervolg klinkt de dubbelheid van de niet uitgesproken erotiek ook mee: ‘De mannen die tot u zijn gekomen en die in uw huis zijn gekomen’ (2,3). Rachab gaat erop in en doet het voorkomen alsof het een vluggertje was. Jazeker, ze zijn gekomen, maar ze zijn alweer weg. Rachab weet van niets! Dat hoort immers bij haar beroepseer. ‘Ik weet niet vanwaar ze kwamen en ik weet niet waarheen ze zijn gegaan’ (2,4.5).

In haar getuigenis naar de verspieders toe (2,9-12) blijkt ze echter ineens heel veel te weten en begint ze haar citaat van het lied van Mozes (Ex. 15) met: ‘Ik weet (…)’. Voor haar is een groep nomaden die door de woestijn trekt een bewijs van de leiding van de Eeuwige. Ze heeft aan weinig genoeg om te ontdekken waarom het gaat. Ze blijkt ook de toespraak van Mozes te kennen en weet te hebben van de godsnaam JHWH en van chèsèd en èmèt. Ze kent de gang van zaken in Israël en spreekt de verspieders daarop aan. Je bent een tsaddiq door misjpath te doen en de mensen die in de benauwdheid zitten in de ruimte te zetten. Die solidaire trouw blijkt in de daad en dat is altijd wederzijds. De verspieders beamen dat als ze deze solidariteit en trouw verbinden aan Gods gave van het veelbelovende land (2,14). Iets van de spanning van de situatie wordt nog wel benadrukt door er steeds op te wijzen dat er niets ‘gemeld’ mag worden, en als bij een verbond wordt er gezworen bij JHWH met duidelijke voorwaarden en ontbindende voorwaarden.

Maar bovenal is er bij dit verbond een teken. De scharlakenrode draad. De kleur die in Exodus 26-38 veel voorkomt bij het inrichten van de Tabernakel. Maar die scharlakenrode draad kon naar alle waarschijnlijkheid ook gewoon gelden zoals het rode licht in de rosse buurt, als een soort uithangbord voor een bordeel. Het zou voor de koning en zijn mannen niets bijzonders zijn als uit Rachabs raam een rood koord hing. Na drie dagen in de bergen kunnen ook deze mannen opstaan en aan Jozua melden dat er toekomst is voor het volk.

Rachab redt zielen

Wat doet zo’n vrouw in de geslachtslijst? Klaas Touwen

K. Touwen, ‘Jozua 2. De reikwijdte van de belofte’. In: Amsterdamse cahiers 24, Jozua (2009), 51-82.

wijst op Tivka Frymer-Kensky

T. Frymer-Kensky, Reading the Women of the Bible: A New Interpretation of Their Stories. New York 2002.

die zegt dat dit een van de rollen van de vrouwen is in de Schrift: mannen verbergen en de machthebbers voorliegen. Dat gebeurt al in Exodus bij de vroedvrouwen en de moeder van Mozes en gaat door tot de dochter van Saul die David verbergt. Rachab is dus duidelijk de hoofdpersoon. Dat blijkt ook als je kijkt naar alle handelende werkwoorden. Zij verstopt en verbergt ze. Zij liegt de koning voor. Zij gaat weer naar boven om een overeenkomst te sluiten. Zij belijdt haar geloof in JHWH. Zij sluit een verbond dat haar hele huis in leven laat. Zij roept letterlijk SOS: Save our souls, laat onze zielen in leven (2,13). Zij geeft de regieaanwijzingen voor de terugtocht. Zij laat ze uit het venster zakken. En de mannen die tot nu toe onderzochten en sliepen, zetten hun leven in voor dit verbond en voor deze vrouw.

Zo’n vrouw die weet waarom het gaat bij de God van Israël en die het initiatief durft te nemen om levens te sparen, mag volgens Matteüs meetellen in de rij van moeders van Jezus.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken