Menu

Premium

Vrouw op oorlogspad

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Begeerte als dodelijk wapen in het bijbelboek Judit

Judit bidt tot God voordat zij haar plan om Holofernes te onthoofden ten uitvoer brengt. In het gebed refereert zij aan een gelegenheid waarbij God de ontering van een maagd heeft gewroken. Judit noemt geen namen. Over wie heeft ze het en waarom?

Het verhaal rond Judit en de onthoofding van Holofernes staat niet in de Hebreeuwse Bijbel, maar wel in de Griekstalige Septuaginta en de Latijnse Vulgaat. Er is echter wel een relatie met een perikoop uit de Hebreeuwse Bijbel. Judit legt die zelf als ze in gebed God wijst op een eerdere gebeurtenis waarin hij geholpen heeft, in een poging hem over te halen om nu weer te helpen (Jdt. 9:2-14). Het is een expliciete vorm van intertekstualiteit, maar impliciet in de zin dat de verwijzing vrijwel los is gemaakt van tijd, plaats en personen. Alleen de naam Simeon is een piketpaaltje om het verhaal te plaatsen.

Het verhaal

Nebukadnessar, in dit bijbelboek koning van Assur, zetelend te Nineve, wil dat alle rassen en talen hem als god aanbidden. Zijn legeraanvoerder Holofernes belegert daartoe Betulia, een van de vestigingsplaatsen van ‘het Joodse volk’ (4:3), dat recent uit de ballingschap is teruggekeerd. De wanhopige inwoners van Betulia dwingen hun leider Ozias te beloven dat de stad zich zal overgeven als God niet binnen vijf dagen redding heeft gebracht. Judit hoort dit en ze besluit in te grijpen met een list. Ze weet Holofernes te onthoofden. De vijand raakt in paniek, Betulia zich bevrijden. Eind goed al goed. In de opbouw van het boek Judit is die van een Grieks drama te herkennen, met vijf bedrijven en het hoogtepunt in het derde bedrijf:

I Oorlog en bezetting door Assur (hfst. 1-4)

II Belegering van Betulia (5-7)

III Judit en Holofernes (8-14)

Judit grijpt in. Gebed. Dag 1 (8-11)

Judit onthoofdt. Dag 2, 3 en 4 (12-13

Judit voltooit. Krijgsplan. Dag 5 (14)

IV Betulia overwint (15)

V Loflied en einde (16)

Schoon en vroom

De wijze van vertellen is een zeer beeldende, de toeschouwers krijgen echt iets te zien. Allereerst natuurlijk de schoonheid van Judit. Deze wordt diverse malen genoemd en geroemd. Eerst door de verteller (8:7), daarna door steeds weer nieuwe mannen die onder de indruk zijn van haar verschijning: de leiders van Betulia (10:7), de verkenners van Assur (10:14), heel de legerplaats (10:19) en ten slotte Holofernes met zijn gevolg (10:23). Dat is de uiterlijke kant van de hoofdrolspeelster. Een andere kant van Judit is haar vroomheid. De verteller roemt deze bij haar introductie (8:8). Judit zelf geeft er blijk van door zich tot God te wenden in gebed (9:2-14) alvorens haar plan ten uitvoer te brengen. Ze houdt vast aan haar religieuze gewoontes, ook als ze bij Holofernes is, door haar eigen voedsel te eten en zich elke nacht terug te trekken voor een bad en voor gebed. Later zal haar loflied op de overwinning een danklied aan God zijn: Hem en Hem alleen komt alle eer toe. Judit is de ideale vrouw: wijs, mooi, vroom, kuis.

Monologen

Judit met haar heldinnendaad worden geschaard bij vrouwen van het kaliber Jaël en Ester. Met haar loflied gaat zij staan in het koor van vrouwen als Mirjam, Debora en Hanna. In ten minste één aspect lijkt Judit echter uniek te zijn, namelijk de mate waarin zij het woord voert. Zij voert vijf monologen. Vier daarvan zijn gericht tot personages in het verhaal (de leiders van de stad 8:11-27, God 9:2-14, Holofernes 11:5-19, Betulia 14:1-4), de vijfde is het overwinnings- en danklied in 16:1-17. Judits woordenstroom is groot, zeker in vergelijking met de andere vrouwelijke personages die in de Bijbel het woord voeren. De monologen op zich vormen al goede grond om Judit een zelfbewuste vrouw te noemen, de inhoud ervan versterkt deze observatie. Ze is niet bang anderen de wacht aan te zeggen en ze weet wat ze wil. Ze is eigenzinnig in haar plan, zonder het te toetsen bij anderen. Sterker nog: ze vertelt niets van wat zij van zins is, en liegt vol verve tegen Holofernes. Het loflied ten slotte blaakt van zelfvertrouwen – naast de grote lofprijzing die op God gericht is.

Het gebed

De tweede monoloog bevat de verwijzing naar een eerdere gebeurtenis:

U hebt mijn vader [Simeon] een zwaard ter hand gesteld, om wraak te nemen op de vreemdelingen die de gordel van een maagd losmaakten om haar te schande te maken, haar ledematen ontblootten om haar te onteren, en haar schoot ontwijdden om haar te beschamen. Ofschoon U verboden had zoiets te doen, hebben zij dat toch gedaan. En daarom hebt U hun aanvoerders uitgeleverd aan de dood, en hun bed, dat zich schaamde over hun verraad, hebt U door verraad in bloed gedrenkt. U hebt de slaven gedood tezamen met de heren, de heren op hun troon. Hun vrouwen hebt U aan uw geliefde zonen als buit gegeven, hun dochters aan hen uitgeleverd en heel hun bezit onder hen verdeeld, omdat zij brandden van ijver voor U, de ontering van hun bloed verfoeiden en U te hulp riepen. O God, mijn God, verhoor ook mij, de weduwe. (Judit 9:2-4, Willibrordvertaling 1995)

Dit gebed verwijst naar de wederwaardigheden van Dina (Gen. 34).

De verwijzing wordt in de NBV niet gesignaleerd, wel in de Willibrord-vertaling 1995, de Petrus Canisiusvertaling en de Bibel in gerechter Sprache. De VulgaatuitgaveBiblia Sacra verwijst bij Judit 9:3 naar Genesis 34:25, het vers dat vertelt dat Simeon en Levi met hun zwaard alle mannen van de stad Sichem doodden op de derde dag.

Dina werd door Sichem onteerd, wat leidde tot een aanval onder de gordel van haar broers op de mannelijke inwoners van Sichem. Waarom noemt Judit juist deze episode? Ziet zij zichzelf als de Nemesis, de wraakgodin van Dina? Net als Dina gaat Judit het vijandige kamp in (het tentenkamp van Holofernes, de stad Sichem) tot in het hol van de leeuw (de tent van Holofernes, het bed van Sichem). Beiden keren terug naar het eigen volk. Er is echter één verschil: in tegenstelling tot Dina houdt Judit zelf de regie, van het eerste tot het laatste moment.

Judit zegt dat Simeon een zwaard ter hand gesteld werd door God om wraak te nemen. Zo zal zij ook een zwaard ter hand nemen. Zij spreekt over een met bloed besmeurd bed. Het is precies dat wat zij achter zal laten in de tent van Holofernes. Het bed waarin hij heeft gelegen (en zij niet) zal doordrenkt worden met bloed na de onthoofding van hem door haar. Het is de beoogde plaats van handeling tussen man en vrouw die tot doodsbed wordt.

Het gebed van Judit is in bijbels opzicht uniek te noemen. Een vrouw richt zich tot God zonder enige reserve en in volle overgave. Ze ligt op de grond (zoals ze niet zal neerliggen voor Holofernes), ontkleed tot op haar rouwkleed (zoals ze zich niet zal ontkleden voor de legeraanvoerder). Ze is een onafhankelijke vrouw die in vrijheid haar beslissing heeft genomen in te grijpen met de wapens die haar ten dienste staan. Judit benoemt zichzelf expliciet als weduwe: een vrouw die een man heeft gehad in eerbare zin, en die nu, door de dood van haar man, een leven in kuisheid leidt.

Oorlogsgeweld

Het is opvallend dat Judit de naam van Dina niet noemt in haar gebed. Alleen de naam van Simeon valt. Dit zou erop kunnen duiden dat het Judit niet zozeer gaat om de anekdote rond Dina als wel om de betekenis van de gebeurtenis. Een maagd wordt genomen, vrouwen worden als buit weggevoerd, dochters uitgeleverd. Voor vrouwen houdt oorlogsgeweld meestal schending van de lichamelijke integriteit in. Tot op de dag van vandaag worden vrouwen en meisjes in oorlogssituaties overweldigd door soldaten en andere mannen die zich in de strijd mengen. Inmiddels is verkrachting erkend als oorlogsmisdaad.

Verkrachting is de handeling waar vrouwen als oorlogsbuit mee te maken krijgen. Waar oorlogsgeweld voor mannen strijd inhoudt met wapens, man tegen man, is het voor vrouwen verkrachting, man tegen vrouw. Het zijn twee manieren om over oorlog te spreken: verkrachting en strijd. In beide gevallen zijn het de mannen die de handelende personen zijn, de slachtoffers zijn echter van verschillende sekse. De wijze van uitdrukken geeft aan wat het directe persoonlijk belang is. Verwijst Judit daarom naar de situatie rond Dina? Omdat zij als vrouw als vanzelf eerder aan verkrachting denkt dan aan strijd? Deze gedachtegang vanuit vrouwelijk perspectief klinkt logisch. Ze is zo logisch dat ze zelfs te extrapoleren is naar een metaforisch niveau.

Rakel heeft een andere invulling: ‘Drohende Vergewaltigung von israelitischen Frauen und von Judit werden verhindert, weil JHWH durch Judit den Krieg verhindern konnte’. C. Rakel: ‘Das Buch Judit. ]Ober eine Schönheit, die nicht is, was sie zu sein vorgibt’, in: L. Schottrof, M.-T. Wacker (Hrsg.): Kompendium Feministische Bibelauslegung, Gütersloh: Kaiser 1999, 410-421, bijz. 414.

In de Bijbel is de vrouw als metafoor voor een volk volop aanwezig, denk aan dochter Sion (Jes. 37:22) dochter Babel (Jes. 47:1), dochter Israël (Jer. 31:4), Hosea’s vrouw Gomer (Hos. 1), Jeruzalem als overspelige vrouw (Ez. 16). Dit zijn voorbeelden van vrouwenfiguren die staan voor meer dan een personage. Het zijn metaforen die zijn gekoppeld aan ideale eigenschappen van Israël: vroomheid, kuisheid, Godsvertrouwen. Als een volk wordt gepersonifieerd als vrouw, geweld tegen dat volk verwoord worden als verkrachting. Het volk Israël dat overmeesterd wordt is als een vrouw die overweldigd wordt: de verkrachtingsmetafoor voor oorlogsgeweld. Wanneer Judit God in herinnering brengt dat hij redding heeft gebracht toen een maagd verkracht werd, heeft dat een dubbele lading, die versterkt wordt door de naam van die maagd – die het verhaal vast zou pinnen aan persoon, tijd en plaats – weg te laten. Op deze manier spreekt Judit zowel over de gebeurtenis op microniveau (de ontering van een maagdelijke dochter) als op macroniveau (de aanval op het volk van Israël). Als de ontering van een vrouw gelijk wordt gesteld aan de onderwerping van een volk, dan gaat het gebed van Judit over de wraak van God na een overweldiging in het algemeen.

Vrouwelijk wapen

Judit en Holofernes staan tegenover elkaar in dit drama. Zij representeren elk hun volk en hun god. Judit de god van Israël, Holofernes Nebukadnessar, die als een god wil leven en geëerd wil worden. Ze zijn elkaars opponenten. In sekse, in strategie, in religie. Het lijkt erop dat hier ook verschillende wereldbeelden tegenover elkaar staan. Een wereld vol van God tegenover een seculiere wereld waar de mens zich god waant. De levensstaat van beiden is ook tegengesteld. De weduwe die in kuisheid leeft tegenover de man die elke vrouw kan krijgen – uit het eigen volk of als oorlogsbuit.

Judit staan niet de wapens ten dienste waarover mannen wel kunnen beschikken. Voor haar geen soldatenuitrusting, paarden en strijdwagens. Zij kiest de aanval met haar eigen wapens: schoonheid, verstand, seksuele aantrekkingskracht. Haar wapens maken gebruik van de zwakte van de tegenstander. Holofernes wordt bijna dol van verlangen, maar de mogelijke aantrekkingskracht van hem op Judit komt niet ter sprake.

Opvallend is dat Holofernes de vrouw die zich aanbiedt niet onmiddellijk neemt. Hij respecteert haar, gaat in op haar wensen zich ’s avonds te mogen terugtrekken en te bidden tot haar god, laat haar ontbieden en vraagt zijn eunuch dat met omzichtigheid te doen: ‘Probeer haar over te halen met ons te komen eten en drinken’ (12:11). Holofernes kent de soldatenstrijd als oorlogscontext, niet een vrouw met sexappeal en list als wapens.

Judit heeft Holofernes aan een touwtje, als een marionet. Hij doet precies wat zij wil – al weet hij dat niet. Ze gaan hoffelijk met elkaar om, tot het moment dat de machtsverhoudingen zo zijn gedraaid dat zij met geheven zwaard bij zijn bed staat. Klaar voor de vrouwelijke variant van verkrachting: onthoofding. De vrouw glorieert. Zij heeft niets verloren, alleen gewonnen. Judit is de onafhankelijke vrouw, die initiatiefrijk is, en vol vertrouwen op God niet bang om haar sterkste kant in te zetten: haar vrouwelijkheid. En die thuis komt met het hoofd in een mandje. Zij is de ideale vrouw: wijs, mooi, vroom, kuis. Haar naam Judit is als een oproep aan het joodse volk om ook zo te zijn.

Slot

Judit bidt tot God voordat zij haar plan om Holofernes te onthoofden ten uitvoer brengt. Ze verwijst daarbij naar de ontering van Dina door Sichem en de wraak die daarop volgde. Verkrachting is zowel het oorlogsgeweld waar vooral vrouwen slachtoffer van worden als een metafoor voor de schending van het volk Israël, waarvoor Judit model staat. In het derde bedrijf van dit drama komen deze twee betekenislagen samen. Een legeraanvoerder en een vrouw uit het belegerde volk staan tegenover elkaar. De strijd wordt in bed beslist: de vrouw met het zwaard overwint de legeraanvoerder vol begeerte. Deze overwinning betekent ook de overwinning van de god van Israël op Nebukadnessar, de man die god wil zijn. De strijd is voor dat moment gestreden. En Judit? Zij heeft gekregen waarvoor zij gebeden heeft. Zowel voor haar persoonlijk als voor haar volk.

Verder lezen

S. Van Den Eynde, Vertalen met een knipoog. Humor, ironie en dubbele bodems in Judit, in: K. Spronk, C. Verheul, L. de Vries e.a. (red.), De Bijbel vertaald. De kunst van het kiezen bij het vertalen van de bijbelse geschriften. Zoetermeer: Meinema / Kapellen: Pelckmans 2007, 320-334.

C. Rakel: Das Buch Judit. ]Ober eine Schönheit, die nicht is, was sie zu sein vorgibt, in: L. Schottrof, M.-T. Wacker (Hrsg.): Kompendium Feministische Bibelauslegung. Gütersloh: Kaiser 1999, 410-421.

E.M. Schuller, De Apocriefen, Judit, in: C.A. Newsom, S.H. Ringe (red.), Met eigen ogen, Commentaar op de bijbel vanuit het perspectief van vrouwen. Zoetermeer: Meinema 1995, 306-311.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken