Menu

Premium

Vrouwen in de Bijbel

Uit de kerk en de kunst van de oudheid en de middeleeuwen

Meer dan de Bijbel zelf en vaak meer dan de omringende culturen hebben synagoge en kerk moeite gehad – en gehouden! – met het gegeven dat ook vrouwen door God geroepen kunnen worden. De kunst van de vroege kerk laat zien hoe steeds weer verdonkeremaand is dat roeping niet noodzakelijk een kwestie van ‘Jij bent ’m’ is, maar ook ‘Jij bent haar’ zijn.

Vrouwen zijn er in de geschiedenis van kerk en kunst niet goed vanaf gekomen.

Een goed overzicht over de positie van de vrouw biedt het Reallexikon Antike und Christentum, VIII, : Hiersemann, 1972, kolom 197-169 [K. Thraede].

In het hellenistische Oosten en in waren vrouwen behoorlijk geëmancipeerd, zelfstandig, niet aan de keuken gebonden en handelingsbekwaam. In Palestina was dat ook zo, maar niet in de synagoge. Rabbijnen maakten de koppeling Eva-vrouw-zonde, een machotheologie, die in de kerk overgenomen zou worden. In het Nieuwe Testament begint het niet anders. In de evangelies is te merken dat Jezus opvallend onbevangen met vrouwen omgaat en dat vrouwen vaak onder zijn leerlingen genoemd worden. Vrouwen vertellen het opstandingsverhaal. In de Handelingen en de brieven komen opvallend veel vrouwen voor, ook Paulus groet aan het slot van zijn brieven meer vrouwen dan mannen.

Jezus’ onbevangenheid

De miniatuur op afbeelding 1 hoort bij Johannes 8, waar de oversten een overspelige vrouw bij Jezus brengen en willen vernemen of hij niet ook vindt dat zij gestenigd moet worden. De kleurige gebouwen op de achtergrond zullen de tempel aanduiden waar Jezus bezig is met zijn onderricht en geven de reden aan waarom hij op een troon zit. Een hele menigte sleept de vrouw naar hem toe, de voorste legt beschuldigend zijn hand op haar hoofd. Hoewel de tekst spreekt over schriftgeleerden en farizeeën, draagt hij de alledaagse werkkleding van een korte tuniek, blote benen en schoenen. De vrouw valt het meest op. Zij draagt een lang wit kleed, met daarover een deels beige, deels purperen mantel en een met kant afgezette capuchon of sluier. Uitgedost als voor een bruiloft, niet voor een terechtstelling, en zo kijkt zij opgewekt naar de schrijvende Jezus. De schilder weet natuurlijk hoe het afloopt: enkele hoofden op de achterste rijen kijken al het beeld uit, op weg naar huis, want de feestelijke steniging gaat toch niet door. Hij weet ook meer dan de bijbeltekst en penseelt op de grond wat Jezus daar eigenlijk neerschrijft: TERRA TERRAM ACCUSAT, aarde beschuldigt aarde. Hij waarschuwt, maar veroordeelt niet. Daarom wordt dit een vrolijke miniatuur. Een bijschrift op de pagina ertegenover formuleert de bedoeling: ‘de zondares wordt een voorbeeld voor de christenen, dat de ware rechter in zijn oordeel geen zondaar zijn barmhartigheid zal weigeren.’

Dat is omstreeks 1000, wanneer dit tafereel geschilderd wordt, niet vanzelfsprekend. Jezus mag de vrouw dan wel niet veroordelen, op de meeste andere miniaturen is duidelijk te zien dat ze het wel degelijk gedaan heeft en zeker niet als voorbeeld dienen. Dan is er geen feestgewaad, en er is loshangend haar, het toppunt van onkuisheid. Dat wordt de kijker na eeuwen vrouwvijandigheid ingepeperd. Het wonderlijke van de Hitda-codex is, dat deze de onbevangenheid van de beginjaren heeft vastgehouden. De Hitda, wier naam het boek draagt, is een vrouw, een abdis. Begrijpen vrouwen nog steeds beter hoe Jezus het in het begin deed, beter dan keizers en bisschoppen, mannen die meestal de ontvangers van pronkhandschriften zijn?

De onbevangenheid van Jezus duurt in de kerk niet lang. Al in de tweede eeuw slaan kerkvaders barsere tonen aan.

Kledingvoorschriften die de Romeinen allang afgeschaft hebben, worden in de kerk als nieuwe mode weer ingevoerd: lichaamsbedekkende kuise kleding, sluier, alleen de handen en het gezicht mogen zichtbaar blijven. Vrouwen worden weer ondergeschikt, bestemd voor het huishouden, geschikt om kinderen te baren. Prediking en onderwijs, elk hoger ambt dan diacones mag in de kerk niet meer. Vrouwen worden voor eeuwen op hun plaats gezet, in kerkgebouwen letterlijk: vrouwen links, mannen rechts.

Maria als onderdeel van onderdrukking

In gesprekken over de kerkelijke traditie van vrouwvijandigheid voeren katholieken nog wel eens al die vrouwelijke heiligen, en vooral Maria, als tegenvoorbeeld aan. Vrouwen kunnen dus wel degelijk tot de hoogste eer worden geroepen. Ze moeten dan echter wel heilig zijn, maagdelijk en het liefst non. Daar schieten gewone vrouwen niet zo veel mee op. De engel begroet Maria met AVE, en de hele middeleeuwen door wordt die tegenstelling ‘AVE voor Maria’ en ‘EVA voor de zonde’ volgehouden. Eva is ongehoorzaam, moeder van de zonde, zij wordt zwanger met seks en baart haar kind met pijn. Maria daarentegen is gehoorzaam, moeder van de verlossing, zwanger zonder seks, maagd voor, tijdens en na de geboorte en zij baart pijnloos. AVE is de omkering, de definitieve overwinning van de zondige EVA. Maar het propageren van deze Maria als voorbeeld voor alle vrouwen heeft wel tot gevolg dat al die vrouwen noodzakelijkerwijs altijd tekortschieten. Zij moeten gehoorzaam zijn en seksloos, lusteloos kinderen baren, kuis als Maria. Maria bevrijdt de vrouw niet, ze is onderdeel van het probleem van de onderdrukking.

Maria heilig verklaard

Die vijandigheid stempelt ook de weg van Maria van Magdala naar heiligheid. Zij wordt met name genoemd als een van de volgelingen van Jezus. Als de leerlingen allang gevlucht zijn, blijft zij bij de kruisiging (Mat. 27, Mar. 15 en Joh. 19). Alle vier evangelies noemen haar als eerste op paasmorgen. Het moment van de vrouwen aan het graf, in alle vroegte, is vaak afgebeeld, maar altijd is het rijtje anoniem. Maria Magdalena wordt in de tekst steeds als eerste genoemd, zij zal dus wel de voorste zijn, maar dat is niet te zien. Heilig wordt zij pas na een grondige verbouwing van haar verhaal. Dat was al eens geopperd in het orthodoxe deel van de kerk, maar dat wordt canoniek en vanzelfsprekend als dat door paus Gregorius de Grote omstreeks 600 wordt verkondigd. Zij wordt dan vereenzelvigd met andere vrouwen: met Maria, de zuster van Martha uit Lucas 10, waar zij aan Jezus’ voeten blijft zitten, met Maria, de zuster van Lazarus, bij zijn opwekking (Joh. 11), die Jezus’ voeten wast in Bethanië (Joh. 12). De zusters van Lazarus hoeven helemaal niet dezelfde te zijn als de beide gastvrouwen uit Lucas 10. Er zijn nog meer vrouwen die op deze hoop terecht komen: ‘een vrouw’ die zijn hoofd zalft bij Simon de Melaatse (Mat. 26 en Mar. 14) en ten slotte een vrouw die in het dorp bekendstaat als hoer, ‘peccatrix’ (Luc. 7), die eveneens zijn voeten zalft. Tussen al deze vrouwen verdwijnt Maria Magdalena, hoewel bekend uit de evangelieverhalen, geheel uit beeld. Als zij in beeld komt, dan is het bij de opwekking van Lazarus of bij een zalving, en dan is het Maria Magdalena helemaal niet. Als zij heilig wordt, is haar dag 22 juli. De mis van die dag is: ‘Mariae Magdalenae Paenitentis’, met de lezing uit Lucas 7 over de door haar zalving bekeerde hoer. De eerste getuige van de opstanding is omgebouwd tot boetvaardige hoer.

Maria verkondigt de opstanding

Zo komt pas laat in 1135 de eigenlijke Maria Magdalena zelf in beeld, als zij de opgestane Jezus heeft gezien en dat aan de apostelen verkondigt. Het verhaal van Johannes 20 komt wel eerder in beeld met het tafereel ‘Raak mij niet aan’, maar het lijkt wel of haar verkondiging eeuwenlang geboycot wordt. De lezing van dit verhaal natuurlijk niet uit het rooster geschrapt worden, maar zit wel obscuur en veilig opgeborgen in de mis van donderdag na Pasen. Op deze miniatuur komt zij eindelijk met haar verkondiging in beeld. Het geen toeval zijn dat ook dit boek, het Albani Psalter, voor een vrouw gemaakt is, Christina van Markyate. In dit beeld spreekt nadrukkelijk een vrouw tot de leerlingen – Petrus links voorop –, die aandachtig luisteren naar het nieuws van de opstanding. Eeuwenlang heeft de kerk dat niet willen horen en niet willen zien. Tot in de tekst toe. In het eerste vers is Maria Magdalena aan het graf. Als ze het open ziet, gaat ze eerst Petrus en Johannes halen, die het lege graf binnengaan, verzen 2-10. Vanaf vers 11 is Maria Magdalena weer alleen en krijgt dan haar ontmoeting met de opgestane: ‘Noli me tangere’, raak mij niet aan. Reeds bij het lezen van de tekst in het Nederlands rijst het vermoeden dat de passage over Petrus en Johannes een interpolatie zou kunnen zijn, toegevoegd om de voorrang van Petrus veilig te stellen. Een bevriende theoloog hielp mij aan een geleerd commentaar dat bevestigt dat vers 2-10 een interpolatie is.

Rudolf Schnackenburg, Das Johannesevangelium, III, e.a.: Herder, 1975, 355v.

In de tekst van Nestle is daar niets van te merken: de oudste handschriften hebben dus al de tekst mét interpolatie. Een mannenkerk gaat erg ver om te handhaven dat vrouwen niets te verkondigen hebben.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken