Menu

None

Waar blijft plan(eet) B?

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Over de klimaatcrisis en een nieuwe aarde

Waarom zou je voor de aarde zorgen als die toch zal vergaan? Als God van plan is de aarde te vernietigen, is het dan zo’n probleem als we die ondergang nog wat bespoedigen? Voor een behoorlijk aantal mensen, vooral gelovigen van Amerikaanse fundamentalistische snit, zijn dit reële vragen. En hebben ze niet een punt? Want in tegenstelling tot wat de klimaatbeweging beweert is er in de Bijbelse traditie wel degelijk de hoop en verwachting dat er een nieuwe aarde, een ‘planeet B’ zal komen.

Een onderzoek van het gerenommeerde Pew Research Center gepubliceerd in 2010 wees uit dat 58% van de ‘evangelicals’ in de VS, de grootste en vervuilendste economie ter wereld, de verwachting had dat Jezus voor 2050 zou terugkomen. In de theologie van veel evangelicals gaat de wederkomst gepaard met de ondergang van de wereld (en dat is vanuit de Bijbel gezien ook heel begrijpelijk, zoals we dadelijk zullen zien). Het is niet zo gek dat de animo voor ingrijpende klimaatmaatregelen met alle economische gevolgen van dien niet op veel enthousiasme kan rekenen onder deze groep. Zij verwachten immers dat de aarde er niet meer zal zijn tegen de tijd dat de gevolgen van klimaatverandering echt catastrofale vormen gaan aannemen. Gezien de belangrijke politieke rol van evangelicals in de VS is dit een opvatting met verregaande beleidsmatige consequenties van het soort waar we in de geseculariseerde context van Europa vaak maar weinig oog voor hebben.

In hoeverre is deze opvatting vanuit de Bijbel te onderbouwen? Feit is dat grote delen van het Nieuwe Testament geschreven zijn in de verwachting dat de wereld tot een einde komt. Wanneer Paulus bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 7 zijn ideeën over seks en huwelijk uiteenzet zegt hij uitdrukkelijk: ‘de wereld die wij kennen gaat ten onder’ (1 Korintiërs 7,31). Het heeft weinig zin om je druk te maken over trouwen, scheiden of single blijven, want de wereld zal toch op korte termijn ingrijpend veranderen, aldus Paulus.

Ook Jezus spreekt over het vergaan van hemel en aarde, bijvoorbeeld in zijn betoog in Marcus 13 dat ook wel bekend staat als ‘de kleine Apocalyps’ en in iets andere versies ook te vinden in Matteüs 24 en Lucas 21. Nadat Jezus verteld heeft dat voor de komst van de Mensenzoon de zon verduisterd zal worden, de maan haar licht niet meer zal laten schijnen en de sterren uit de hemel zullen vallen (13,24-25), zegt hij: ‘hemel en aarde zullen verdwijnen’ (13,31).

Over wat er precies gebeurt nadat de hemel en de aarde zijn verdwenen zeggen zowel Jezus als Paulus maar weinig. In een tweetal andere nieuwtestamentische teksten vinden we duidelijk het idee dat het voorbijgaan van de huidige aarde zal worden gevolgd door een nieuwe aarde (2 Petrus 3,4-13 en Openbaring 21,2–22,5, maar zie ook Efeziërs 1,21, Hebreeën 2,5; 6,5; 13,14). In het vervolg van dit artikel zullen we deze twee passages, die over de belofte van een ‘planeet B’ lijken te spreken, nader bekijken en hun ecologische implicaties bespreken.

2 Petrus 3,3-13

In 2 Petrus 3 verwijst de auteur (vrijwel zeker niet Petrus zelf, maar iemand die in zijn naam schreef) naar ‘spotters’ die het geloof in de terugkomst van Jezus hebben verloren en hardop vragen: ‘Waar blijft hij nu? Hij had toch beloofd te komen? De generatie voor ons is al gestorven, maar alles is nog steeds zoals het sinds het begin van de schepping geweest is’ (3,3-4). In reactie daarop stelt ‘Petrus’ dat dit niet helemaal klopt. De wereld is na de schepping al eens vergaan, namelijk in de vloed, en dus is het helemaal niet zo dat alles sinds de schepping ongewijzigd is gebleven (3,5-6). Een schijnbaar nog veel ingrijpendere destructie zal bovendien nog komen, en wel op ‘de dag van de Heer’ (3,10). De spotters lijken hun geduld te zijn verloren, maar ‘Petrus’ weet dat voor de Heer een dag is als duizend jaar en twijfelt er daarom niet aan dat deze dag op goed moment alsnog zal komen (3,8-9).

Op dat moment zullen:

De hemelsferen… met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde wordt blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan het licht. Als dit allemaal op die manier te gronde gaat, hoe heilig en vroom moet u dan niet leven, u die uitziet naar de dag van God en het aanbreken daarvan bespoedigt! Die dag gaan de hemelsferen in vlammen op, en de elementen vatten vlam en smelten weg. Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.

2 Petrus 3,10-13

De ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde,’ die hier aan het einde van deze passage wordt beloofd, werd ook al genoemd in Jesaja 65,17. Wat niet helemaal duidelijk is in de context van Jesaja is of deze nieuwe hemel en nieuwe aarde het resultaat zijn van een transitie waarbij de hemel en aarde in een nieuwe fase komen, of van vervanging, waarbij de oude hemel en aarde eerst worden vernietigd. Er wordt in de directe context in Jesaja niets over zo’n vernietiging gezegd en de nieuwe aarde die daar beschreven wordt lijkt sterk op onze huidige, alleen zijn de omstandigheden er een stuk beter (iedereen wordt oud, er is vrede en vrolijkheid en iedereen heeft genoeg te eten, Jesaja 65,18-25).

In 2 Petrus is wel duidelijk dat er aan de nieuwe aarde een vernietiging voorafgaat. Alles wordt namelijk verteerd door vuur. In schijnbare tegenstelling daarmee wordt echter ook gesteld: ‘de aarde wordt blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan het licht’ (3,10). Een letterlijkere vertaling van het Grieks is: ‘en de aarde en de werken daarin zullen worden gevonden worden’. Dit lijkt erop te duiden dat de aarde bewaard blijft. Gezien de context lijkt het de meeste exegeten waarschijnlijker dat de achterliggende idee is dat alles wat er op de aarde gedaan is nog door God kan worden gezien en aan zijn oordeel kan worden onderworpen. Die interpretatie ligt ook ten grondslag aan de nogal vrije vertaling van de NBV.

Overigens is er in de recentste versie van de standaardeditie van het Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland 28) gekozen voor de lezing ‘de aarde en de werken daarin zullen niet gevonden worden’. Een dergelijke vertaling zullen we naar verwachting ook aantreffen in de herziene versie van de NBV die dit jaar uitkomt (NBV21) aangezien die zich op deze standaardeditie van het Griekse Nieuwe Testament baseert. Bij deze lezing is natuurlijk volstrekt duidelijk dat de aarde zal vergaan, maar de keuze om het woordje ‘niet’ toe te voegen is best omstreden omdat het in geen enkel Grieks manuscript maar alleen in de oude Koptische vertaling is terug te vinden.

Grote delen van het Nieuwe Testament zijn geschreven in de verwachting dat de wereld tot een einde komt.

Terug naar de vraag wat er nu precies gebeurt met de planeet volgens 2 Petrus. Men zou kunnen stellen dat al deze uitspraken over vernietiging en verbranding symbolisch zijn bedoeld. Alhoewel dat vanuit ecologisch perspectief goed zou uitkomen, zijn er twee zaken die daartegen spreken. Ten eerste is duidelijk dat de auteur in deze passage aansluit bij een in de oudheid bekend discours over een totale conflagratie, een alles vernietigende wereldbrand. Deze verwachting, die we onder meer vanuit de Stoïcijnse filosofie kennen, was voor zover we kunnen nagaan van letterlijke aard. Het was niet slechts een manier van spreken om de vergankelijkheid der dingen te benadrukken, maar een natuurkundige hypothese. Ten tweede blijkt uit de literaire context dat de auteur van 2 Petrus een verband legt met de vernietiging ten tijde van Noach en er is geen enkele reden om te denken dat hij dat als een zuiver symbolisch gebeuren beschouwde. Het is daarom aannemelijk dat hij ook de komende vernietiging met vuur letterlijk opvatte.

Ten slotte moet worden opgemerkt dat 2 Petrus weinig zegt over hoe de nieuwe aarde er uit zal gaan zien. We horen alleen dat er ‘gerechtigheid zal wonen’, maar wat dat precies inhoudt is onduidelijk. Een uitgebreidere beschrijving zoals in Jesaja is afwezig. Het is desalniettemin interessant dat er na de vernietigingsfase opnieuw een aarde zal zijn. De gelovigen verplaatsen zich niet naar een hele andere realiteit, hemels, spiritueel of anderszins, maar blijven met de aarde verbonden. Overigens was er in de Stoa ook de verwachting dat de wereldbrand gevolgd zou worden door een nieuwe aarde, die net als de oude aarde was, maar nu weer teruggebracht was tot de oorspronkelijke, gezuiverde staat. In deze filosofische stroming bestond de verwachting dat dit een terugkerend patroon zou zijn. In 2 Petrus is van zo’n cyclus geen sprake, maar lijkt het een eenmalige gebeurtenis.

Openbaring 21

Ook in Openbaring wordt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde beloofd: ‘Toen zag ik een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer’ (21,1). De nadruk in wat volgt ligt net als in Jesaja op een beschrijving van de nieuwe wereld en niet, zoals in 2 Petrus, op de vernietiging van ‘de eerste aarde’, alhoewel in eerdere hoofdstukken van Openbaring er natuurlijk al allerlei catastrofes werden beschreven waarbij de aarde het flink moest ontgelden (zie bijv. Openbaring 6,13 en 8,12). Overigens zijn er ook enkele passages te vinden in Openbaring waar juist gesteld wordt dat delen van de aarde (voorlopig) ontzien moeten worden (zie 7,3, 9,4) en lezen we in Openbaring 11,18 zelfs dat de ‘oudsten’ God oproepen om ‘hen die de aarde vernietigen nu zelf te vernietigen’. Dat klinkt haast als het motto van een militante milieubeweging.

Het is desalniettemin interessant dat er na de vernietigingsfase opnieuw een aarde zal zijn.

De nadruk in Openbaring 21 ligt dus niet op een beschrijving van de vernietiging van de oude aarde, maar op de realiteit van de nieuwe aarde. Het is duidelijk dat de nieuwe wereld anders is dan de oude. Direct aan het begin van het visioen horen we al dat er geen zee meer is (waarschijnlijk zag Johannes de zee als een bron van chaos, vgl. Job 38,8-11, Psalm 89,9, Openbaring 13,1) en later blijken ook zon en maan hier overbodig (Openbaring 21,23, 22,5). Tegelijkertijd is er ook sprake van continuïteit: zo is er op de nieuwe aarde onder meer een heilige stad (het nieuwe Jeruzalem) en een levensboom, zoals ooit in Eden. Hier is duidelijk sprake van een herstel van het oude, dat nu in geïdealiseerde vorm terugkeert, en niet zozeer van een vervanging daarvan door iets heel anders. Ten slotte zij opgemerkt dat in tegenstelling tot de beschrijving in 2 Petrus er in Openbaring duidelijk sprake is van symbolisch spraakgebruik. Het gaat hier om een visioen dat het voorstellingsvermogen prikkelt en soms te boven gaat, en het is maar zeer de vraag of deze beschrijving in enig opzicht natuurkundige implicaties moeten worden toegedicht.

Hopen op Planeet B?

Het is opvallend dat zelfs in de passages die spreken over het einde van de huidige aarde er toch vaak sprake is van continuïteit met die aarde. De nieuwe realiteit is nog altijd ‘aards’, alleen zijn de omstandigheden nu in alle opzichten veel beter. De gelovigen ruilen de aarde niet in voor de hemel en worden niet van al het aardse verlost, maar blijven aan de aarde in de een of andere vorm verbonden. Dit kan niet los gezien worden van het feit dat voor alle hier besproken teksten geldt dat God gezien wordt als de schepper van de aarde. Die schepping was in eerste instantie tov me’od (heel goed). Andere denkers, waaronder mensen die zichzelf als christen zagen, maar door anderen als ‘ketters’ werden bestempeld, zouden in de loop van de tijd de aarde gaan zien als het product van een inferieure of zelfs kwaadaardige godheid. Voor hen was de aarde onverdeeld slecht en moest de mensheid zich van het aardse zien te bevrijden.

Dit perspectief vinden we in het Nieuwe Testament niet. De aarde is in oorsprong goed, maar dit laat onverlet dat God er op goed moment een einde aan maakt. Hierin zit een zekere spanning, die al in de oudheid door critici van het christendom werd uitgebuit: ‘de Griek’, een literair karakter in Macarius Magnes’ Apocriticus (4e eeuw na Christus), stelt dat het godslasterlijk is om te beweren dat God zijn prachtige schepping met opzet zou vernietigen. Daarmee zou hij feitelijk hetzelfde doen als mensen die hun eigen kinderen vermoorden. De Bijbelse belofte dat er een nieuwe aarde zou volgen vond de Griek ook weinig aansprekend, want zou dat niet suggereren dat God het de eerste keer niet goed had aangepakt?

Matthijs den Dulk is universitair docent Bronteksten jodendom en christendom aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Ondanks de nieuwtestamentische visie op de aarde als schepping Gods en de continuïteit met de huidige aarde die doorklinkt in de teksten die haar vernietiging voorspellen, is duidelijk dat de hierboven besproken passages niet direct aanmoedigen tot ecologisch verantwoord handelen. Klimaatverandering, grootschalige vervuiling en de decimering van biologische diversiteit zijn problemen die in de periode waarin de Bijbel tot stand kwam moeilijk voor te stellen waren. Het is weinig verrassend dat de Bijbel zich niet of slechts indirect uitspreekt over uitdagingen die vooral tot de erfenis van de industriële revolutie behoren.

In zekere zin staan de hierboven besproken passages zelfs tegenover opvattingen die door de klimaatbeweging gepropageerd worden. Het idee dat we voor altijd met deze aarde zullen moeten doen (en er dus maar beter goed voor kunnen zorgen) staat haaks op deze teksten. De veelgehoorde slogan ‘there is no planet B’ strookt niet met het perspectief dat we vinden in onder meer 2 Petrus en Openbaring. Er is wel degelijk een Planeet B: een nieuwe aarde. Maar dat is natuurlijk geen vrijbrief om de huidige planeet actief de vernieling in te helpen of om passief af te wachten. Zonder mij direct onder de spotters van 2 Petrus 3 te willen scharen, dient te worden opgemerkt dat de verwachting van een nieuwe aarde al duizenden jaren onvervuld is gebleven. Weigeren om stappen te nemen om de aarde schoon en heel te houden op basis van de verwachting dat deze belofte in de komende decennia wél ingelost zal worden is onverantwoord. Bovendien gaat zo’n houding gezien de levensbedreigende effecten van klimaatverandering rechtstreeks in tegen veel belangrijkere Bijbelse principes zoals zorg voor de ander, waartoe uiteraard ook zorg voor de komende generatie(s) behoort.

Literatuur

Edward Adams, The Stars Will Fall from Heaven: Cosmic Catastrophe and the World’s End in the New Testament and Its World. LNTS 347. (London: Continuum, 2007).

Jörg Frey, “Second Peter in New Perspective.” in 2 Peter and the Apocalypse of Peter: Towards a New Perspective, red Jörg Frey, Matthijs den Dulk, and Jan van der Watt, 7–74. Biblical Interpretation. (Leiden: Boston: Brill, 2019).

Pew Research Center. “Jesus Christ’s Return to Earth (Life in 2050: Amazing Science, Familiar Threats).” 2010. https://www.pewresearch.org/fact-tank/2010/07/14/jesus-christs-return-to-earth/.

Jeremy M. Schott en M.J. Edwards, Macarius, Apocriticus. Translated Texts for Historians 62. (Liverpool: Liverpool University Press, 2015).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken