Menu

Basis

Wacht en je wordt gevonden

Waakzame aandacht bij Simone Weil

Waken, net ujkt met meer van deze tijd. Want waken is wachten en dat doen we niet graag. We zijn ingesteld geraakt op snelheid en efficientie, terwijl waakzaam wachten om onverdeelde aandacht vraagt. De Franse Filosofe Simone Weil verbindt deze drie: waken, wachten en aandachtig zijn. Voor haar zijn ze onlosmakelijk verbonden.

Waken valt niet mee

Ach, daar ligt ze, die lieve tante, doodziek in bed. In de anderhalf jaar dat ze in het verpleeghuis woont, is ze een beetje een ‘tante’ voor mij geworden. Ik kende haar al voordat ze hier kwam, toen ze nog een actieve en zelfstandige vrouw was. De meest prachtige stenen, eigenhandig uit rotsen over de hele wereld gehouwen, getuigen van die tijd in de vitrinekast van haar kamer. Door een hersenbloeding raakte ze echter halfzijdig verlamd en verloor ze met haar zelfstandigheid ook haar levenslust. Bij bezoek van haar (echte) neven en nichten veert ze tijdelijk weer op, maar de fut is eruit. Ze wil gaan.

Geboren worden gaat gepaard met pijnlijke weeën, sterven soms ook. Zou die pijn nodig zijn om de weg vrij te maken voor het nieuwe begin dat wacht? Tante schreeuwt het uit, ze lijkt te hallucineren. Ze wijst naar een punt in de lucht, alsof ze naar iets of iemand wijst. Zou ze de foto van het beeld van de zegenende Jezus op de berg in Rio de Janeiro bedoelen, die in haar blikveld hangt? Haar neef die bij haar bed zit, weet niet wat er in haar omgaat. Hij wrijft liefdevol over haar hand en arm. ‘Wat ziet u, tante?’ Ze antwoordt met gekreun, een grimas trekt over haar getergde gezicht. Het is verschrikkelijk om te zien. ‘Dit is nu waken,’ denk ik hardop, ‘en dat valt lang niet altijd mee.’

Innerlijke transformatie

Om aandachtig te kunnen wachten, het fundament van geestelijk leven volgens Simone Weil, is een bepaalde houding nodig. Aandacht is geen etat d’dme, geen staat van de ziel, maar een orientation, een gerichtheid. Wie aandachtig is, richt zich op God en zijn medemens. Dat is geen sinecure, weet ook de filosofe. Graag ga ik bij haar te rade, nu ik verlegen ben met de situatie bij het sterfbed van tante. Zouden Simone Weils ideeen over waakzame aandacht mij kunnen helpen om hier goed mee om te gaan? Echte aandacht vereist volgens Weil een innerlijke transformatie. Ik meen in die omvorming drie bewegingen te kunnen onderscheiden; van vvillen naar verlangen, van zich vullen naar zich leeg maken en van zoeken naar wachten.

Van willen naar verlangen

Om duidelijk te maken wat het verschil is tussen willen en verlangen, noemt Simone Weil in Attente deDieu (1951) het voorbeeld van scholieren die een wiskundesom moeten oplossen. Als ze te zeer hun volonte, hun wilskracht laten gelden, kost dat veel energie. Hun spieren spannen zich aan, hun wenkbrauwen fronsen zich, ze houden de adem in. Zo zou ook onze houding beschreven kunnen worden, als wij iets te graag willen. Voor Simone Weil heeft dat echter niets met echte aandacht te maken. Weliswaar is echte aandacht ook een inspanning, maar een effort negatif, een negatieve inspanning die geen vermoeidheid kent. Net als de flow waarin sporters terechtkomen als zij langdurig zwemmen of rennen. Of schrijvers die ervaren dat de woorden zonder moeite uit hun pen vloeien: ik schrijf niet meer, maar ‘het’ schrijft in mij.

Helaas laat de realiteit over het algemeen vaker momenten van stagnatie dan van stroom zien. Doordat we te krampachtig vasthouden aan wat we willen, raken we gefrustreerd en ontmoedigd. Nergens voor nodig, zegt Weil, want alles wat werkelijk aandachtig gebeurt, werpt hoe, waar en wanneer dan ook vruchten af. Als een leerling na een uur geploeter geen steek verder is gekomen met het oplossen van een som, betekent dit niet dat die poging tevergeefs is geweest. Zonder het te weten heeft dit gezwoeg immers ‘licht in de ziel’ gebracht. Wie gelooft in deze goede werking van aandacht zal haar ook zo ondervinden. Het gaat erom dat we willen loslaten en louter nog verlangen. Een Eskimoverhaal verklaart de oorsprong van het licht als volgt: ‘De raaf die in de eeuwige nacht geen voedsel kon vinden, verlangde naar licht en het licht was er.’ Het verlangen naar licht brengt dat licht voort.

Simone Weil benadrukt dat het verlangen sans objet moet zijn, zonder doel. Concrete doelen stellen leidt al snel tot een vernauwing van perspectief en belemmert God om in vrijheid zijn verlossende werk te verrichten aan degene die verlangt.

Het verlangen naar licht brengt dat licht voort

Van vullen naar leeg maken

Een mens vult zich graag: met eten, kennis, ervaringen, noem maar op. Tegenwoordig is de meest spectaculaire belevenis nog niet spannend genoeg. Het ‘gewone’ voldoet niet meer om onze honger naar sensatie te stillen. Waarom toch? Zou daar een angst voor de leegte aan ten grondslag liggen? Angst om met lege handen te staan, niet te weten wat te doen of te zeggen? Is het – nog verdergaand – een ontkennen van de eigen sterfelijkheid, het niet willen inzien van de eigen betrekkelijkheid?

Ook hier is wat Simone Weil ons als een soort tegengif voorhoudt, niet eenvoudig. Onze autonomie, ons ‘ik’ is ons door God gegeven. Het is wat ons tot mensen maakt. Maar meteen is dit ook wat wij weer moeten inleveren. Weil spreekt in dit verband over een proces van décréation, ontschepping. Wij moeten ervan afzien iets te willen zijn en niets worden. Daarin doen wij in feite God zelf na, toen die ons schiep. Die schepping was geen expansie, geen uitbreiding van zichzelf, maar juist een vermindering, of terugtrekking. God trok zich ten behoeve van ons terug, opdat wij konden zijn. In de ruimte die hij vrijmaakte, kregen wij de kans om van hem te houden. Zonder die ruimte – waarin ook het kwaad en alle pijn in de wereld huist – is de liefde ook niet mogelijk. Dit betekent voor ons dat wij van onszelf afzien ten behoeve van onze naasten. Wij sterven als het ware aan ons eigen ik, opdat de ander geboren kan worden. Ik zou het willen vergelijken met een gesprek, waarin je niet jezelf laat gelden door almaar te vertellen over hoe jij de dingen beleeft, maar zwijgt en zo de ander de mogelijkheid biedt zich te laten zien en horen. ‘Waaraan lijdt u?’ is een vraag die Simone Weil beschouwt als dé vraag van een aandachtige aan een ongelukkige ander. Een mens die net zo is als jij, maar door het ongeluk een onuitwisbaar merkteken kreeg opgedrukt. Net als in het bijbelverhaal van de barmhartige Samaritaan zullen de meeste mensen zo iemand links willen laten liggen. Ongeluk onder ogen zien en daadwerkelijke hulp verlenen is niet iets waar wij op zitten te wachten als er zoveel andere, gewichtigere of prettigere zaken zijn waar wij liever onze tijd en energie aan geven. Toch is dat wat van ons gevraagd wordt: zelf terugtreden en leeg worden voor de ongelukkige, opdat die zijn of haar intrede kan doen. Dat is wat Weil attention créatrice noemt, scheppende aandacht.

Van zoeken naar wachten

Zoek en je zult vinden, zegt het evangelic naar Matteiis (7:7-l 1). Voor Simone Weil is dat zoeken, net als het willen en zich vullen, veel te ik-gericht. Nooit in haar leven heeft ze naar ‘de waarheid’ gezocht, maar ze heeft er wel op gewacht. Aandachtig wachten op wat zich van Godswege aandient is de bonding die zij propageert. Dit houdt overigens niet in dat men een en al passiviteit is. Weil noemt aandacht een action non-agissante, een niet-handelende handeling: ’De aandacht bestaat in het opschorten van het denken, het beschikbaar laten zijn van het denken, leeg en open voor de dingen, om in zichzelf, wel in de naaste omgeving van het denken maar op een lager niveau en zonder aanraking ermee, de diverse hoeveelheden verworven kennis op te slaan, die we later moeten gebruiken.’ Werkelijke aandacht sluit denken en kennis dus niet nit, maar schort ze tijdelijk op. Want bovenal ‘moet het denken leeg zijn, in afwachting, niets zoekend, maar gereed het voorwerp dat erin zal doordringen, in zijn voile waarheid te ontvangen.’ Graag citeert Weil de tekst nit Lucas 12:35-37, waarin de knecht die geduldig op de thuiskomst van zijn heer wacht uiteindelijk door hem bediend wordt. Zorg dus dat je klaarstaat en dat je lampen branden. Dat je waakzaam bent en blijft.

In een van Simone Weils gedichten komt het beeld van de deur terug. Het heet ookia Porte. ‘Wij’ staan bij de deur en verlangen er hevig naar die te openen. We willen boomgaarden en bloemen zien, we hebben dorst. Het liefst zouden we de deur intrappen om ons verlangen met geweld te bevredigen en te bewerkstelligen wat we willen. Maar al wat er gebeurt, de deur blijft gesloten, het slot is te stevig. En net als we de moed dreigen op te geven, gebeurt het onverwachte. Geen boomgaarden, geen bloemen, maar een weidse stilte komt binnen. Een ruimte van licht en leegte opent zich, onze harten worden gevuld, onze bestofte ogen gewassen. Zo beloont God een aandachtig wachtend mens voor zijn geduld, gehoorzaamheid en volharding.

Waken met de Wachter

Ik heb een stoel gepakt en ben gaan zitten bij het bed van tante, naast haar neef. Het altijd zo dartele hondje waar ze vaak op heeft gepast, ligt nu languit en stil op de dekens. Alert en onbeweeglijk blijft ze met haar snuit op tante gericht. Ze waakt mee. Tante was al langer levensmoe. Ze verlangde om naar God te gaan. Naar een plek waar ze bevrijd zou zijn van haar beperldngen, zonder pijn en verdriet. In navolging van Simone Weil probeer ik elke voorstelling van die plek los te laten en mijn onverdeelde aandacht op haar en haar neef te richten, Niet meer zoeken nu naar wat te doen, maar aanwezig zijn en waken. Niets meer willen, maar God zijn werk laten doen.

Na een tijd te hebben gezwegen, doorbreek ik de stilte en stel aan neef voor om een psalm te lezen, in de hoop dat tante hierdoor tot rust komt. Psalm 121 komt in mij op:

Een pelgrimslied

Ik sla mijn ogen op naar de bergen,

van waar komt mijn hulp?

Mijn hulp komt van de HEER

die hemel en aarde gemaakt heeft.

Hij zal je voet niet laten wankelen,

hij zal niet sluimeren, je wachter.

Nee, hij sluimert niet,

hij slaapt niet,

de wachter van Israël.

De HEER is je wachter,

de HEER is de schaduw

aan je rechterhand:

overdag kan de zon je niet steken,

bij nacht de maan je niet schaden.

De HEER behoedt je voor alle kwaad,

hij waakt over je leven,

de HEER houdt de wacht

over je gaan en je komen

van nu tot in eeuwigheid.

De woorden van de psalmist zijn oud en bieden troost. Weten dat wij niet alleen zijn in ons waken, werkt opwekkend. Het moment is gekomen om tante los te laten. ‘Ga maar, tante, het is goed zo.’ Nog diezelfde dag overlijdt zij rustig in haar slaap.

Korte biografie Simone Weil (19091943)

Simone Weil wordt in 1909 in Parijs geboren in een joods gezin. Samen met haar drie jaar oudere broer Andre groeit ze op in een intellectueel, agnostisch klimaat. Ter voorbereiding op de Ecole Normale Superieure volgt ze filosofie-onderwijs bij Alain (Emile Chartier), die haar liefde voor de waarheid bijbrengt en haar laat kennismaken met o.a. Plato, Descartes en Kant. Na haar afstuderen geeft Weil op verschillende Franse scholen les. Ook is ze politick en sociaal zeer geengageerd. Ze werkt in een fabriek en op het land om aan den lijve te ondervinden wat arbeiders meemaken. Fysiek is ze niet sterk, ze lijdt onder helse hoofdpijnen. Voor haar spirituele ontwikkeling zijn ‘drie ontmoetingen met het katholicisme’ beslissend: tijdens een processie van zingende vissersvrouwen op een Portugees strand, in een kapel in Assisi, en in het klooster van Solesmes. Het zijn mystiek te noemen ervaringen, waarbij ze zegt voorgoed door Christus ‘gegrepen’ te zijn. Als ze noodgedwongen met lesgeven moet stoppen, leert ze zichzelf Sanskriet aan en bestudeert de Bhagavad Gita. Ook leest ze de Bijbel en mystieke literatuur, waaronder Johannes van het Kruis. In 1940 ontmoet ze de dominicaan Joseph-Marie Perrin, die druk op haar uitoefent om zich te laten dopen. Tevergeefs, want Simone Weil voelt zich geroepen om ‘op de drempel’ van de kerk te blijven, vrij van geest en solidair met de ongelovige menigte. Na een vlucht naar de Verenigde Staten vestigt ze zich in 1943 in Londen waar ze sterk ondervoed aan tuberculose sterft.

Simone Weils bekendste boek, Attente de Dieu, is in het Nederlands uitgegeven onder de titel Wachten op God (Bijleveld, Utrecht, 1997). Het gedicht La Porte is opgenomen in Oeuvres (Quarto Gallimard, Paris, 2008, p.80S).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken