Menu

Premium

Wachten op kracht uit de hemel

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jeremia 32,36-41, Psalm 33,1-11, Openbaring 5,6-14 en Lucas 24,35-48

Psalm 33 zingt de lof Gods. Zijn trouw vervult de aarde (33,5b), wat Hij beraamt, blijft (33,11b). Zo zingen mensen zich in een woelige wereld boven hun gevoel van Godverlatenheid uit.

Jeremia koopt grond in Anatot als Nebukadnessar Jeruzalem dreigt te veroveren. Het koopcontract wordt opgerold, verzegeld en voor lange tijd veilig opgeborgen (32,9-10.14). Als Nebukadnessar weg is en het volk weer vrij en onbekommerd in het land woont (32,15), kan het geopend worden en zal Jeremia de rechtmatige eigenaar blijken. Hij is vrij de akker te bebouwen of te verkopen. Zo verkondigt Jeremia de zegen en de trouw van de Eeuwige over Jeruzalem en Juda, ja, een eeuwig verbond (32,36-41).

Ook in Openbaring (5,1-5) komt een schriftrol voor, nu met zeven zegels, in handen van Hem die op de hemelse troon zit. Alleen de leeuw uit de stam van Juda, de telg van David mag de boekrol openen, want Hij heeft de overwinning behaald (5,5). Die leeuw van Juda blijkt een lam, als geslacht (5,6.9-10). Allen om de troon zingen Hem de lofzang toe: ‘Het Lam dat geslacht is komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, alle kracht, eer, lof en dank’ (5,12). ‘Johannes’ ziet en hoort die lofzang nu al, zo blijft de hoop gaande. Dat is bittere noodzaak: het vergt nog een lange en harde strijd (Op. 6-20) totdat de heerschappij van Hem op de troon en van het Lam definitief zal aanbreken in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde (Openbaring 21).

Ik ben het, wees niet bang

Jezus is verschenen aan de Emmaüsgangers en aan Simon. Na hun aanvankelijke twijfel bevestigen al zijn leerlingen nu dat Hij is opgestaan (Lucas 24,34). Jezus verschijnt in hun midden, Hij begroet hen zoals gewoonlijk: ‘Vrede zij met jullie’ (Lucas 24,36b, vgl. Johannes 20,19.21.26) – en ze zijn verbijsterd en bang. Zien ze een geestverschijning (Gr.: pneuma – Lucas 24,37)? Geestverschijningen van overledenen waren toen een veelvoorkomend fenomeen. De Opgestane wijst op zijn handen en voeten; ze mogen Hem aanraken. Hij zegt: ‘Ik ben het zelf’ (24,39). Van vreugde kunnen ze het niet geloven – wie zou zich ook kunnen voorstellen dat een dode opstaat en weer gaat leven? Jezus vraagt iets te eten. Ze zien Hem het stukje vis dat Hij krijgt opeten. Het is echt Jezus, Hij is echt opgestaan in zijn eigen lichaam, er is geen misverstand mogelijk! Jezus leeft in een lichaam van vlees en beenderen.

Eerder dachten de leerlingen ook dat ze een geestverschijning (Gr.: phantasma – Marcus 6,49 par.) zagen. Het bleek de Heer die over het water naar hen toe kwam toen ze in hun bootje midden in het domein van de dood op drift waren. Hij zei: ‘Ik ben het’, en: ‘wees kalm, wees niet bang’ (Marcus 6,50 par.) en ze herkenden Hem. Toen Jezus door de storm heen sliep (Lucas 8,23-24 par.), riepen ze: ‘Meester, we vergaan!’, maar toen de wind en de golven door zijn woord waren gekalmeerd vroegen ze: ‘Wie is Hij toch…?’ (8,24 par.). De Opgestane verschijnt herkenbaar, in zijn eigen lichaam, waarin Hij heeft geleefd en geleden, is gestorven en begraven. Dat mochten de leerlingen toen zien en geloven, dat mogen wij nu geloven.

Om te getuigen van het geslachte Lam

De lezingen spreken van een contract (Jeremia 32,9-10,14) of een testament (Openbaring 5,1), veilig verzegeld en verborgen tot de tijd rijp is. De leeuw die een lam blijkt, is waardig het te openen (5,5.9-10). Het lam is geslacht, toch gaat het naar Hem die op de troon zit. Wie is dat lam anders dan Jezus, die gestorven is en opgestaan! De kerk gebruikte dit beeld al heel vroeg voor de gestorven en opgestane Heer, de heer van hemel en aarde. Het Lam heeft de zegels verbroken en de rol geopend. Jezus doet dat als Hij de weg voortzet die God met de mensen is begonnen in de Wet van Mozes (de verkiezing van Abraham), de profeten en de psalmen (Lucas 24,44-45, vgl. 24,25-27). De Eeuwige heeft in die geschiedenis een nieuw begin gemaakt met Jezus, maar het is niet meer dan een scharniermoment in een geschiedenis die al eeuwen loopt en nog lang niet is afgelopen. Van dat moment zijn de leerlingen van Jezus de getuigen. Ze zijn ooggetuigen van zijn werkzaamheden onder de mensen, van zijn lijden en dood en van zijn verschijnen, opgestaan uit de dood, levend. Nu moeten ze onder de mensen getuigen van Jezus’ rol in Gods geschiedenis, te beginnen in Jeruzalem (Lucas 24,47-48, vgl. Handelingen 1,8). Het Nieuwe Testament is niet meer dan een voortzetting van het Oude. Om beide te begrijpen moet hun verstand en ook dat van ons ontvankelijk gemaakt worden. Om bereid te zijn daarvan te getuigen is kracht uit de hemel nodig. De leerlingen moeten wachten tot die komt – en in de weken tussen Pasen en Pinksteren wachten wij met hen.

Zij moeten alle volken in zijn naam oproepen om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven (Lucas 24,47-48). Als je zonden zijn vergeven, kun je Jezus volgen zonder de last van je verleden en vrijmoedig van Hem getuigen voor alle volken. De leerlingen van Jezus zijn gevolgd door generaties overal die het moeten hebben van ‘horen zeggen’. Zo ook wij. De oproep om tot inkeer te komen, de aanzegging dat hun zonden zijn vergeven, de zonden jegens God en jegens ons, mag ook uit onze mond komen. Zo wordt het hemelse woord door mensen op aarde voortgedragen naar alle landen, tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde er zullen zijn. Wij mogen namens Jezus eenieder groeten met zijn groet: ‘Vrede zij met jullie.’

Bij Jeremia 32:36-41, Psalm 33:1-11, Openbaring 5:6-14 en Lucas 24:35-48

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken