Menu

None

Wat is goed preken?

Proloog uit: Tim Keller, Preken. Geloof overbrengen in een sceptische tijd. (Uitgeverij Van Wijnen, Franeker, 2016).

Een van onze toehoorsters was een vrouw uit Tyatira die in purperstoffen handelde; ze heette Lydia en vereerde God. De Heer opende haar hart voor de woorden van Paulus.

Handelingen 16:14

Het geheim van geweldig preken

Niet lang nadat ik als predikant begonnen was, viel me een raadselachtige inconsistentie op in de manier waarop mijn toehoorders reageerden. Soms kreeg ik een prettige reactie in de week na een bepaalde preek. ‘Die preek heeft mijn leven veranderd.’ ‘Ik had het gevoel dat u het rechtstreeks tegen mij had. Ik vroeg me af hoe u wist waar ik mee zat.’ ‘Dat zal ik nooit vergeten – het voelde alsof het regelrecht bij God vandaan kwam.’ Als ik dat soort commentaar kreeg, ging ik ervanuit dat ik een geweldige preek gehouden had – iets waar elke jonge predikant naar streeft.

Het duurde niet lang voordat tot me doordrong dat anderen – over dezelfde preek – iets zeiden als ‘mwah’. Mijn vrouw, Kathy, zei vaak: ‘Niets mis mee, maar niet een van je beste preken’, terwijl iemand anders me de volgende dag in tranen vertelde dat hij nooit meer dezelfde zou zijn na het horen van deze preek. Wat moest ik hiervan denken? Eerst vroeg ik me af of het puur afhing van wie er naar de preek luisterde of hij die mooi vond of niet, maar dat vond ik een veel te subjectieve verklaring. Ik had vertrouwen in Kathy’s oordeel en in dat van mijzelf dat sommige preken gewoon beter in elkaar zaten en beter gehouden werden dan andere. Toch waren er preken die ik maar zo-zo vond die levens veranderden – terwijl andere waar ik een goed gevoel bij had, geen indruk leken te maken.

Op een dag las ik Handelingen 16, het verhaal van hoe Paulus een kerk sticht in Filippi. Bij deze gelegenheid legde Paulus het evangelie voor aan een groep vrouwen en een van hen, Lydia, ging in Christus geloven omdat ‘de Heer haar hart opende voor de woorden van Paulus’ (Handelingen 16:14). Terwijl alle toehoorders dezelfde toespraak hoorden, lijkt het erop dat alleen Lydia er voorgoed door veranderd werd. We moeten hier niet te veel in lezen, alsof het betekent dat God alleen maar door een boodschap aan het werk is op het moment waarop die verkondigd wordt of dat hij Paulus eerder niet had bijgestaan toen hij de boodschap onder woorden bracht. Maar toch werd mij uit de tekst duidelijk dat de verschillende invloed die de preek op verschillende mensen had het gevolg was van het werk van Gods Geest. Misschien had Paulus Lydia wel in gedachten toen hij de handeling van het preken beschreef als het evangelie dat ‘niet alleen door onze woorden, maar ook door de overweldigende kracht van de heilige Geest’ naar de toehoorders toe komt (1 Tessalonicenzen 1:5).

Ik trok de conclusie dat het verschil tussen een slechte preek en een goede preek vooral aan de predikant ligt – aan zijn gaven en vaardigheden en aan zijn voorbereiding voor een specifieke boodschap. De Bijbeltekst begrijpen, er een duidelijke lijn en boodschap aan ontlenen, een overtuigende redenering opzetten, die verrijken met prikkelende illustraties, metaforen en praktische voorbeelden, en daarbij innerlijke drijfveren en de cultuurgeest scherp analyseren en concrete toepassingen bedenken voor het dagelijks leven – daar gaat heel veel werk in zitten. Een preek op deze manier voorbereiden vergt vele uren, en het kost vele jaren oefening om die vaardig te maken en te houden.

Maar terwijl het verschil tussen een slechte preek en een goede preek voornamelijk de verantwoordelijkheid is van de predikant, is het verschil tussen een goede preek en een geweldige preek voornamelijk het werk van de heilige Geest, zowel in het hart van de toehoorder als in dat van de predikant. De boodschap in Filippi was van Paulus afkomstig, maar het effect van de preek op het hart was afkomstig van de Geest.

Dat betekent dat God een preek die in elkaar geflanst is tot een geweldige preek kan maken, wat de verklaring is voor het antwoord dat een oudere predikant eens gaf toen hem gevraagd werd om de grote achttiende-eeuwse predikers Daniël Rowland en George Whitefield te vergelijken. Zijn reactie was dat je van beiden altijd een geweldige preek mocht verwachten, maar dat je van Rowland ook een goede preek kreeg, wat niet altijd het geval was bij George Whitefield.

D.M. Lloyd Jones, Preaching and preachers. Oorspronkelijke uitgave: Hodder & Stoughton, 1971. Nederlandse vertaling: Prediking en predikers. Uitgeverij De Banier, 1994. De geciteerde uitspraak werd gedaan door David Jones uit Llangan in Zuid-Wales (1736-1810). Omdat hij persoonlijk zowel Rowland als Whitefield had horen preken, werd hem gevraagd die twee te vergelijken. Zijn antwoord: ‘Wat betreft de welsprekendheid, het overbrengen, de voordracht, het leiden van de gemeente naar omhoog en hen hemelsgezind maken kon ik werkelijk heel weinig verschil tussen hen ontdekken.’ ‘Het ene grote verschil tussen hen was’, zo vervolgde hij, ‘dat je er altijd zeker van kon zijn dat je van Rowland een goede preek kreeg, maar niet altijd van Whitefield’. Prediking en predikers, p. 41.

Hoe een bepaalde preek ook in elkaar zat, in Whitefields prediking kwam altijd het besef van Gods aanwezigheid en kracht mee.

Je wilt misschien heel graag ‘het geheim van geweldig preken’ leren als ware het een set instructies waarmee je jezelf een bepaalde vaardigheid aanleert. Op die manier zou je vrijwel altijd geweldig kunnen preken, als je de instructies maar nauwkeurig opvolgde. Ik kan je die instructies echter niet geven – en niemand kan dat – omdat dat geheim hem zit in de diepten van Gods wijze plannen en de kracht van Gods Geest. Ik heb het over wat door velen ‘zalving met de heilige Geest’ wordt genoemd. Ik zal jouw rol in het geheel daarvan in het laatste hoofdstuk van dit boek bespreken, maar er bestaat geen zo-doe-je-dat waardoor je je ervan kunt verzekeren.

Sommigen wijzen terecht op het gebedsleven van de predikant. ‘Is dat niet het geheim van geweldig preken?’ vragen ze dan. Het antwoord is ja en nee – terwijl een diep en rijk gebedsleven een voorwaarde is voor geweldig en zelfs voor goed preken, is het op zichzelf genomen nog geen enkele garantie voor hoe geweldig je preekt. We moeten het werk doen dat ervoor nodig is om onze overdracht van Gods waarheid goed te maken en het aan God overlaten op welke manier en hoe vaak hij het geweldig maakt voor de toehoorder. ‘Zou jij dan voor jezelf naar iets bijzonders streven? Doe dat niet’ (Jeremia 45:5).

De ‘absoluut volmaakte’ prediker

Dit onderscheid leidt er misschien toe dat je ervanuit gaat dat christelijke verkondigers niets anders hoeven te doen dan de Bijbeltekst uitleggen en dat ‘God de rest maar moet doen.’ Dat is een gevaarlijk misverstand. De taak van het prediken wordt daarmee onderschat.

Theodorus Beza was een jongere collega en opvolger van de reformator Johannes Calvijn. In zijn biografie van Calvijn haalt Beza herinneringen op aan de drie grote Geneefse predikers uit die tijd – Calvijn zelf, Willem Farel en Pierre Viret. Farel, zegt Beza, was het vurigst, meest gepassioneerd en krachtigst bij het houden van zijn preken. Viret was het meest welbespraakt, en zijn gehoor dronk zijn vaardige en prachtige woorden in. De tijd ging het snelst om als je naar zijn preken luisterde. Calvijn was het meest uitgesproken, zijn preken zaten vol met ‘belangrijke inzichten.’ Calvijn had de meeste inhoud, Viret de beste bewoordingen en Farel de meeste kracht. Beza concludeerde ‘dat een prediker die deze drie dingen in zich verenigde absoluut volmaakt zou zijn geweest.’

Vertaald citaat uit Scott Manetsch, Calvin’s Company of Pastors (New York: Oxford University Press, 2013), p. 156.

Beza erkent hier dat zijn geweldige mentor, Johannes Calvijn, niet de volmaakte prediker was. Hij blonk uit door zijn inhoud, maar hij was minder in staat om de aandacht vast te houden, om te overtuigen, en om harten aan te raken en in beweging te zetten. Viret en Farel kwamen dichterbij en raakten meer mensen.

In de eerste christelijke handleiding voor de prediker schreef Augustinus dat het niet alleen tot de taak van een prediker behoort om te probare, te onderwijzen en aannemelijk te maken, maar ook om te delectare, te boeien en in verrukking te brengen, en om te flectere, mensen aan te raken en tot daden aan te zetten.

De handleiding is het vierde en laatste onderdeel van Augustinus’ De doctrina christiana. In deel 1 tot en met 3 gaat het vooral over hermeneutiek: hoe moet je de Bijbel uitleggen? Deel 4 legt dan vervolgens uit hoe je datgene wat je uit de Bijbel geleerd hebt over moet brengen. Een Nederlandse vertaling onder de titel Wat betekent de Bijbel? (ingeleid, vertaald en toegelicht door Jan den Boeft en Ineke Sluiter. Amsterdam, Leuven: Ambo, 1999) is niet meer verkrijgbaar maar wel in zijn geheel te downloaden via www.augustinus.nl/C23-U54-Wat-betekent-de-bijbel.html.

Hoewel Augustinus de leegheid van de heidense filosofieën veroordeelde, was hij ervan overtuigd dat christelijke predikers iets konden leren van hun werken over de retorica. Het Griekse woord rhetorike komt voor het eerst voor in Plato’s Gorgias in de betekenis van ‘het werk van het overtuigen.’

Vertaald citaat uit George A. Kennedy, Classical Rhetoric and Its Christian and Secular Tradition from Ancient to Modern Times, tweede editie (Chapel Hill, NC: University of North Carolina Press, 1999), p. 1.

. Classicus George Kennedy schrijft dat retorica in zekere zin ‘een fenomeen van alle menselijke culturen’ is omdat de meeste communicatieve handelingen niet enkel en alleen bedoeld zijn om informatie over te dragen maar ook om de overtuigingen, het gedrag of de emoties van de ontvangers te beïnvloeden.

Ibid., p. 2.

Iedereen gebruikt tot op zekere hoogte retorica, al is het maar door het volume, de toonhoogte of het tempo aan te passen om invoelend te zijn. Iedereen moet woorden en metaforen kiezen die verduidelijken en overtuigen, net als andere verbale en non-verbale manieren om de aandacht te trekken en vast te houden en om bepaalde punten meer te benadrukken dan andere.

Johannes Calvijn is het hiermee eens. Als hij 1 Korintiërs 1:17 bespreekt, waar Paulus zich afzet tegen het gebruik van ‘diepzinnige welsprekendheid’, vraagt Calvijn zich af ‘of Paulus … bedoelt dat de prediking van het evangelie geschaad wordt als er een vleugje welsprekendheid en retoriek gebruikt wordt om het wat te verfraaien.’ Calvijn antwoordt: ‘Wat Paulus hier zegt, moet men niet opvatten als het in diskrediet brengen van de [retorische] kunst, alsof die een bedreiging zou zijn voor de vroomheid.’

John Calvin, 1 Corinthians, in Calvin’s commentaries, electronische uitgave (Albany, OR: Ages Software, 1998).

Paulus waarschuwt tegen een verkeerd gebruik van de retorica. Zij kan een doel op zichzelf worden, waarbij de onderhoudende en plezierige vorm ervan de eenvoud van de Bijbelse boodschap verhult door ‘een dwaze voorliefde voor een hoogdravende stijl.’

Ibid.

Lange verhalen, bloemrijk taalgebruik en overdreven gesticuleren kunnen de aandacht afleiden terwijl de feitelijke boodschap van de tekst niet uit de verf komt.

Calvijn vervolgt met de opmerking dat we eenvoudige verwoordingen van de waarheid net zo min moeten minachten als vaardige redenaties, zo lang ze maar in dienst staan van de tekst. ‘Welsprekendheid is niet in strijd met de eenvoud van het evangelie, als ze zich niet te goed voelt om het evangelie door te geven en zich eraan te onderwerpen, maar ze stelt zich ook dienstbaar op, zoals een kamermeisje tegenover haar meesteres.’

Ibid.

Prediking behoort geen menselijke vertoning te zijn die enkel en alleen maar vermaakt en evenmin een droge opsomming van principes. Geestelijke welsprekendheid moet voortkomen uit de haast wanhopige liefde van de prediker voor de waarheid van het evangelie zelf en voor de mensen voor wie het aanvaarden van de waarheid een kwestie is van leven en dood.

Het draait bij het preken uiteindelijk om twee zaken: het woord en de mens die luistert. Het is niet genoeg om de tarwe alleen maar te oogsten; ze moet op een bepaalde manier eetbaar gemaakt worden om te kunnen voeden en verkwikken. Gezonde prediking komt voort uit twee liefdes – liefde voor het woord van God en liefde voor mensen – en vanuit die twee een verlangen om Gods geweldige genade aan mensen te verkondigen. En hoewel God dus de enige is die harten kan openen, moet de brenger van de boodschap veel tijd en aandacht besteden aan het zorgvuldig presenteren van de waarheid en aan het laten landen van die boodschap in het hart en het leven van zijn gehoor.

Christus verkondigen

Er kon wel eens geen belangrijker tekst over preken in de Bijbel staan dan 1 Korintiërs 1:18-2:5.

Zie Anthony C. Thiselton, The First Epistle to the Corinthians: A Commentary on the Greek Text, The New International Greek Testament Commentary (Grand Rapids, MI: Wm. B. Eerdmans, 2000); Roy E. Ciampa and Brian S. Rosner, The First Letter to the Corinthians, Pillar New Testament Commentary (Grand Rapids, MI: Wm. B. Eerdmans, 2010); Gordon D. Fee, The First Epistle to the Corinthians, The New International Commentary on the New Testament (Grand Rapids, MI: Wm. B. Eerdmans, 1987). Zie ook D. A. Carson, “The Cross and Preaching,” in The Cross and Christian Ministry: Leadership Lessons from 1 Corinthians (Grand Rapids, MI: Baker, 1993), p. 11– 41.

Broeders en zusters, toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ook ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid. Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde. Bovendien kwam ik bij u in al mijn zwakheid en was ik angstig en onzeker. De boodschap die ik verkondigde overtuigde niet door wijsheid, maar bewees zich door de kracht van de Geest, want uw geloof moest niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God (1 Korintiërs 2:1-5).

Paulus zegt: ‘Toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen … had [ik] besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde’ (1 Korintiërs 2:1-2). Op het moment dat Paulus dit schreef, was de enige Schrift van waaruit hij kon preken wat wij nu het Oude Testament noemen. Maar zelfs bij het preken vanuit deze teksten had Paulus ‘geen andere kennis’ dan Jezus – die nog niet met name genoemd wordt in een van die teksten. Hoe kan dat? Paulus begreep dat de hele Schrift uiteindelijk naar Jezus en zijn verlossing verweest; dat iedere profeet, priester en koning licht wierp op de ultieme Profeet, Priester en Koning. De Bijbel presenteren ‘in al zijn volheid’ was Christus prediken als belangrijkste thema en inhoud van de boodschap van de Bijbel.

De klassieke retorica bood de spreker de mogelijkheid van inventio – een onderwerp kiezen en dat onderverdelen in deelonderwerpen, waarbij uitgebreide argumentatie en hulpmiddelen de stelling van de spreker ondersteunden. Voor Paulus was er echter altijd één onderwerp: Jezus. Waar we de Bijbel ook maar openslaan, het belangrijkste onderwerp is altijd Jezus. En zelfs hoe we het onderwerp onderverdelen wordt niet volledig aan onszelf overgelaten – we moeten ons houden aan de onderwerpen en de punten over Jezus die de tekst van de Bijbel ons zelf aanreikt. We moeten ons tot Jezus ‘beperken’. Maar ik kan vanuit mijn eigen veertigjarige ervaring als predikant zeggen dat het verhaal van deze ene persoon nooit eentonig wordt – het bevat de gehele geschiedenis van zowel het universum als de mensheid en is de enige ontknoping van de verhaallijn van ieders leven.

‘Ja … In onze wereld is er ook eens een Stal geweest met iets erin dat groter was dan onze hele wereld.’ C.S. Lewis, Het laatste gevecht (Kampen: Callenbach, 2001), p. 131.

Dus heeft Paulus nooit over een tekst gepreekt zonder te preken over Jezus, niet slechts als een voorbeeld ter navolging maar als redder: ‘Door Christus worden wij rechtvaardig en heilig en door hem worden wij verlost’ (1 Korintiërs 1:30).

Paulus ziet Christus als de sleutel voor het begrijpen van iedere Bijbeltekst (het eerste aspect van goede prediking) en ook als de sleutel om het woord overtuigend te laten landen in het hart en het leven van de luisteraar (het tweede aspect). Hij schrijft: ‘Toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ook ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid.’ Op het eerste gezicht lijkt dat een argument om helemaal geen vaardigheden in te zetten bij de verkondiging, maar de rest van het Nieuwe Testament maakt het onmogelijk (zoals Calvijn al schreef) om te beweren dat Paulus nooit logica, argumentatietechnieken, retorica of wijsheid gebruikte als hij preekte. In Handelingen gebruikt Paulus, zoals we zullen zien, heel handig verschillende argumenten voor verschillende doelgroepen; en in 2 Korintiërs 5:11 staat dat hij en zijn medewerkers ‘iedereen proberen te overtuigen’, dus kan het niet zo zijn dat hij geen strategieën hanteert om de mensen op andere gedachten te brengen.

Zie Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, MI: Wm. B. Eerdmans, 997), p. 277–283. Zie vooral noot 8 op p. 280. Barnett leest Paulus’ opmerking dat we anderen ‘proberen te overtuigen’ als een beschrijving van de manier waarop hij het evangelie verkondigde.

Nieuwtestamenticus Anthony Thiselton baseert zich op recent onderzoek naar klassieke retorica als hij ons probeert te laten begrijpen wat Paulus bedoelt met ‘welsprekendheid’ en ‘overtuiging door wijsheid’. Paulus wijst verbale intimidatie af (de kracht gebruiken van je persoonlijkheid of van gevatte, grievende minachting); uitspraken die bijval oproepen maar inspelen op de vooroordelen, hoogmoed en angst van je gehoor; en manipulatieve verhalen of technieken die indruk maken op je toehoorders met vertoon van verbale foefjes, van gevatheid of eruditie.

Zie Thiselton, p. 216-223.

Tegenover deze retorische vormen van misbruik zet Paulus de boodschap van ‘Christus – de gekruisigde’, maar kijk eens goed naar de betekenis van die tegenstelling. Paulus wil inderdaad de basale overtuigingen op hartsniveau van zijn gehoor hervormen – hij wil verandering brengen in wat ze ten diepste geloven, waar ze op hopen en hun vertrouwen in stellen. Toch is hij er heel stellig in dat deze verandering niet tot stand moet komen door middel van menselijke scherpzinnigheid maar enkel en alleen door een manifestatie van ‘de kracht van de Geest’ ( 1 Korintiërs 2:4) – wat zoveel betekent als ‘door middel van glashelder bewijs dat de heilige Geest overtuigend laat landen in het hart.’

Ibid., p. 218.

Wat wil dat zeggen? Thiselton kijkt naar wat er verderop in de tekst staat en schrijft: ‘Zoals duidelijk wordt uit 1 Korintiërs 2:16-3:4, wordt “Geest” christologisch afgebakend.’ In dit gedeelte heeft Paulus het over ‘de Geest die niet op zichzelf wijst maar op Gods werk in Christus.’

Ibid., p. 222.

Paulus vergelijkt zichzelf met de heilige Geest, die als taak heeft om, net als een schijnwerper, niet op zichzelf te wijzen, maar om ons de grootheid en de schoonheid van Christus te laten zien (zie ook Johannes 16:12-15).

Dus dat is de kracht van de christelijke prediker. Zo moet je niet alleen maar een informatieve lezing houden maar een levensveranderende preek. Het is niet slechts praten over Christus maar hem laten zien, zijn grootheid ‘demonstreren’ en hem openbaren als degene die onze lofprijzing en aanbidding waardig is. Als we dat doen, zal de Geest ons helpen, omdat dat zijn grote opdracht is in deze wereld.

Preken tot het hart van de cultuur

We hebben de rijke theologische boodschap van deze tekst over preken nog niet uitputtend behandeld. Als Paulus het heeft over levensveranderende prediking, beperkt hij zich niet tot het innerlijk van zijn toehoorders. Hij kijkt ook naar de cultuur waarin zij leven.

Want zoals God in zijn wijsheid bepaalde, heeft de wereld hem niet door haar wijsheid gekend, en hij heeft besloten hen die geloven te redden door de dwaasheid van onze verkondiging. De Joden vragen om wonderen en de Grieken zoeken wijsheid, maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas. Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, is Christus Gods kracht en wijsheid (1 Korintiërs 1:21-24).

Theoloog Don Carson noemt dit een beschrijving van de ‘fundamentele vormen van afgoderij in die tijd.’

Vertaald citaat uit Carson, The Cross and Christian Ministry, p. 20.

Paulus somt hier knap de verschillen op tussen het Griekse en het Joodse culturele verhaal. Elke samenleving heeft een visie op de wereld, een ‘cultureel verhaal’ dat de identiteit en de vooronderstellingen van de mensen van die samenleving vormt. In zijn algemeenheid hechtten de Grieken waarde aan filosofie, kunst en intellectuele verworvenheden, terwijl de Joden meer waarde hechtten aan macht en praktische vaardigheden dan aan logisch redeneren. Paulus daagt beide culturele verhalen uit door er het kruis van Christus tegenover te stellen. Voor de Grieken was redding die niet tot stand kwam door middel van edel nadenken en filosofie maar door een gekruisigde verlosser het tegenovergestelde van wijsheid – het was dwaasheid. Voor de Joden was redding die niet tot stand kwam door middel van macht, door middel van een bevrijder die de Romeinen verdreef, maar door een gekruisigde verlosser het tegenovergestelde van kracht – het was zwakheid. Paulus gebruikt het evangelie om beide culturen te confronteren met het afgodische karakter van waar ze op vertrouwen en waar ze waarde aan hechten.

En tegelijk legt hij na elk van deze culturen aan de kaak gesteld te hebben ook de diepste verlangens ervan bloot, en die bevestigt hij. Jullie willen wijsheid, zegt Paulus tegen Griekse toehoorders, maar kijk eens naar het kruis. Is het voor God daardoor niet mogelijk geworden om zowel rechtvaardig te zijn als hen die geloven rechtvaardig te maken? Is dat niet de ultieme wijsheid? Jullie willen macht, zegt Paulus tegen zijn Joodse toehoorders, maar kijk eens naar het kruis. Is het voor God daardoor niet mogelijk om onze sterkste tegenstanders te verslaan – zonde, schuld, en de dood zelf – zonder ons kapot te maken? Is dat niet de ultieme kracht?

Dus Paulus werpt licht op elk cultureel verhaal, en vervolgens gaat hij in tegen het afgodische erin – de intellectuele hoogmoed van de Grieken en de werkheiligheid van de Joden – door hun te laten zien dat de manier waarop ze de dingen die voor hen het meest waardevol en geweldig waren nastreefden, zondig en destructief was. Maar dit is niet maar een intellectuele exercitie of een knappe retorische strategie – het is een daad van liefde en van zorg. We zijn sociaal-culturele wezens, en onze diepste drijfveren worden in hoge mate gevormd door de mensen om ons heen, de gemeenschap waarvan we deel uitmaken. Bij het uitleggen van een Bijbeltekst behoort de christelijke prediker de overeenkomsten en de verschillen te benoemen tussen de boodschap van de Schrift en de fundamentele overtuigingen van de cultuur, die voor mensen die er middenin zitten doorgaans onzichtbaar zijn, zodat mensen zichzelf beter te leren begrijpen. Als dat op de juiste manier gebeurt, kan het ertoe leiden dat mensen tegen zichzelf zeggen: O, daarom heb ik de neiging om zo te denken en te voelen. Dat kan een van de meest bevrijdende stappen zijn op de weg die iemand tot geloof in Christus brengt. Het werkt als een katalysator.

Om mensen te bereiken moeten evangeliepredikers op de punten van verschil het culturele verhaal onder vuur nemen en dat ten slotte als het ware opnieuw vertellen en daarbij laten zien hoe de diepste verlangens naar het goede alleen vervuld kunnen worden in Christus. Net als Paulus moeten we mensen uitnodigen en verlokken door middel van datgene waar de cultuur naar streeft – en hen oproepen om tot Christus te komen, de ware wijsheid en de ware rechtvaardigheid, de ware kracht, de ware schoonheid.

De taken van prediking

Wat is dus goed preken? Laat ik al deze grondgedachten bij elkaar zetten in één enkele omschrijving.

Het is ‘het geheim van God … verkondigen’ (1 Korintiërs 2:1) – Bijbels preken en diep ingaan op de gezaghebbende tekst. Dat betekent het woord verkondigen en niet je eigen mening. Als we de Schrift verkondigen, dan spreken we ‘als iemand die de woorden van God spreekt’ (1 Petrus 4:11, HSV). Je moet de betekenis van de tekst in zijn context duidelijk maken – zowel in de tijd waarin hij geschreven werd als in het geheel van de Schrift. Dit onderdeel van de woordbediening heet verklaring, wat wil zeggen de boodschap van de passage trouw en inzichtelijk naar voren brengen in het licht van de rest van de Bijbelse boodschap, om te voorkomen dat ‘één Schriftplaats zo uitgelegd wordt dat die uitleg strijdig is met een andere Schriftplaats.’

Artikel 20 van de 39 Artikelen van de Anglicaanse Geloofsbelijdenis.

Het is ook het verkondigen aan ‘zowel Joden als Grieken’ (1 Korintiërs 1:24) – preken op een overtuigende manier, de cultuur erbij betrekken en het hart aanraken. Dat betekent niet alleen het verstand van informatie voorzien maar ook de aandacht van de toehoorder gevangen houden en zijn voorstellingsvermogen prikkelen en hem bewegen tot bekering en tot handelen. Een goede preek is geen knuppel die klappen uitdeelt aan de wil maar een zwaard dat door de ziel gaat (Handelingen 2:37). In het beste geval dringt de preek door tot in het diepst van onze overtuigingen waarbij we analyseren en ontdekken wie we zelf zijn (Hebreeën 4:12). De preek moet voortbouwen op de verklaring van de Bijbel, want mensen hebben de tekst pas goed begrepen als ze zien hoe hij van invloed is op hun leven. Het is de taak van de toepassing om de mensen te helpen om dit te zien, en die is vaak een stuk ingewikkelder dan veel mensen denken. Zoals gezegd gaan preken tot het hart en preken tot de cultuur hand in hand, omdat culturele verhalen enorm van invloed zijn op de manier waarop iemand naar zichzelf kijkt en de wereld interpreteert, en op zijn geweten. Ingaan op de cultuur in de prediking moet nooit gebeuren omdat je zo nodig ‘relevant’ wilt zijn maar omdat je daarmee de diepe levensopvattingen van je gehoor blootlegt.

Alec Motyer, een voorstander van verklarende prediking, vat het zo samen. Hij zegt dat we niet een maar twee verantwoordelijkheden hebben als we preken. ‘Eerst voor de waarheid, en ten tweede voor deze specifieke doelgroep. Hoe komt de waarheid het beste bij hen binnen? Hoe moeten we er vorm en woorden aan geven zodat het op zo’n manier bij hen landt dat het te verteren is, dat ze er het meest ontvankelijk voor zijn en … dat ze niet onnodig gekwetst worden?’

Vertaald citaat uit Alec Motyer, Preaching? Simple Teaching on Simply Preaching (Ross- shire, Scotland: Christian Focus, 2013), p. 65.

Dat is de dubbele taak van de preek, en er is één sleutel voor beide – Christus verkondigen. Dat is geen extra taak die bovenop de andere twee komt maar juist de essentie van hoe je beide taken moet uitvoeren. Denk er nog eens aan dat Bijbelse nauwkeurigheid bij Paulus hetzelfde is als christocentrisme. Je kunt over geen enkele tekst op de juiste manier preken – en hem de juiste plek toekennen in het geheel van de Bijbel – zonder dat je laat zien hoe het thema ervan haar vervulling vindt in de persoon van Christus. Op dezelfde manier kun je de sympathieën van het hart niet echt bereiken en veranderen zonder dat je door de Bijbelse principes heen wijst op de schoonheid van Jezus zelf, waarbij je duidelijk laat zien hoe de specifieke waarheid van jouw tekst alleen door geloof in het werk van Christus in praktijk gebracht kan worden.

Kathy wees me er ooit op dat het begin van een toespraak die ik hield heel goed door kon gaan voor een inleiding op de mannenvereniging, maar dat de lezing een preek werd op het moment dat ik ‘bij Christus aankwam.’ Je wilt misschien dat je toehoorders aantekeningen maken over een groot deel van je preek, maar als je bij Christus aankomt, wil je dat ze ervaren waarover ze aantekeningen aan het maken waren.

De beroemde negentiende-eeuwse Britse predikant Charles Spurgeon was er heel stellig in dat in elke preek Jezus duidelijk naar voren moest komen, zodat de hoorders hem konden aanschouwen. Hij klaagde erover dat hij vaak preken hoorde die ‘heel geleerd … en goed en schitterend’ waren, maar eigenlijk vol zaten met morele waarheid en ethiek en inspirerende gedachten, ‘zonder een enkel woord over Christus.’ Dit is wat hij zegt over dat soort preken, waarbij hij de woorden van Maria Magdalena in herinnering roept: ‘Ze hebben mijn Heer weggenomen, en ik weet niet waar ze hem neergelegd hebben. Ik heb niets over Christus gehoord!’

Te vinden in Charles Spurgeon, “Christ Precious to Believers” (preek nr. 242, 13 maart 1859), in The New Park Street Pulpit, deel 5 (herdruk, Pasadena, TX: Pilgrim Publications, 1975), p. 140.

Hij heeft gelijk. Alleen als we Jezus preken in plaats van steeds een ‘moraal van het verhaal’ of tijdloze principes of goede raad, alleen dan zullen mensen werkelijk het woord van God begrijpen, liefhebben en eraan gehoorzamen. Waar Spurgeon op aandringt is moeilijker dan het klinkt en zeldzamer dan je zou denken.

Er zijn dus twee dingen die we moeten doen. Als we preken, moeten we de waarheid van Gods woord dienen en liefhebben én de mensen onder ons gehoor dienen en liefhebben. We dienen het woord door de tekst helder te verkondigen en elke keer het evangelie te verkondigen. We bereiken de mensen door de cultuur en het hart aan te spreken.

Dan is er nog wat God moet doen. Hij laat het woord landen in het hart van onze toehoorders ‘door de kracht van de Geest’ (1 Korintiërs 2:4). Volgens Paulus kun je alleen preken met werkelijke geesteskracht als je Christus aanbiedt als een levende realiteit die de toehoorders kunnen ontmoeten en omarmen. Dat betekent preken met ontzag voor en verwondering over de grootheid van alles wat we in Christus hebben. Het betekent dat we ongekunsteld transparant zijn en er zelf het levende bewijs van zijn dat het hart veranderd kan worden door de boodschap die verkondigd wordt. Het houdt in dat we rust en autoriteit uitstralen in plaats van het onzekere verlangen om te behagen of te presteren. Dus jouw liefde, vreugde, vrede en wijsheid moeten overduidelijk aanwezig zijn als je spreekt. Je moet een beetje lijken op een helder glas waardoorheen mensen een ziel kunnen zien die op zo’n manier door de Geest veranderd is dat ze dat ook willen en zodat ze ook iets beseffen van Gods aanwezigheid.

Hoe kan dat allemaal? Deze dingen gebeuren allemaal als we Christus verkondigen. Om elke keer recht te doen aan de tekst en aan het evangelie, om de confrontatie aan te gaan met de cultuur en harten te bereiken, om mee te werken aan de missie die de Geest heeft in de wereld – daarom moeten we uit heel de Schrift Christus verkondigen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken