Menu

Premium

Wat wil dit roepen toch beduiden?

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 65,17-23, (Nieuw)Liedboek voor de kerken 2013, 44:1.9.11, 2 Petrus 3,3-14 en Matteüs 25,1-13

Drie voleindingszondagen, oplopend naar een climax: sta op, de bruidegom genaakt! Hij staat voor de deur. Advent is coming. In de voleinding wordt niets afgesloten, maar alles ontsloten, geopend. Tenzij de olie op is en het licht dooft. Niet het licht van Christus, maar jouw verbondenheid met Hem.

In plaats van Matteüs 24,15-35, het aloude evangelie op deze laatste zondag na Pinksteren, koos Luther voor Matteüs 25,1-13. De huidige profetenlezing of lezing uit het Oude Testament – Jesaja 65,17-23 – is er in de Nederlands Lutherse Kerk in de jaren zeventig van de vorige eeuw bij gekozen, op basis van het middeleeuwse Milanese leesrooster. Voor die tijd bestond het luthers lectionarium, gelijk het rooms-katholieke vóór Vaticanum II, zoals bekend uit twee lezingen: epistel en evangelie.

Tegenwoordige toekomst/toekomstige tegenwoordigheid

In plaats van in te gaan op de afzonderlijke lezingen is er wellicht iets te zeggen over de achtergrond van Luthers keuze voor het evangelie van de gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden op deze laatste zondag. Had ook deze een eschatologische insteek, zoals Matteüs 24,15-35, met de gruwel der verwoesting en het vergaan van hemel en aarde, of heeft ze nog andere wortels?

Zeker dacht Luther ook eschatologisch. En op allerlei gebieden zag hij de ‘tekenen des tijds’ die hij aanvoelde en gelovig begreep als deel van het eschaton, de komst van de Heer in volheid. En ook het jongste gericht was hem niet vreemd. Maar de insteek van zijn eschatologisch denken – er zijn van hem slechts veertien preken (van de tweeduizend!) over eschatologische perikopen bekend, waarvan zes gehouden zijn op enkele laatste zondagen van het jaar; en ook over de Apocalyps slechts twee preken! – hangt samen met zijn visie, dat ‘het laatste uur’ of ‘het einde der tijden’ in de Schriften niet staat voor datgene wat nu nog geheel afwezig is, maar dat het de categorie is waarmee heel het beslissende handelen van God in Christus gekarakteriseerd wordt. Het eschaton, de komst en de wederkomst als geheel, vormt de grondstructuur van heel zijn theologisch denken. Hij verstond dit niet als een toekomstig gebeuren. Integendeel: de zogenaamde presentia realis, de werkelijke tegenwoordigheid van Christus, in Woord en sacrament, lag in zijn actuele komst en aanwezigheid in de prediking, de verkondiging en het geloof. Niet dat wat in de toekomst ligt, het temporele einde der tijden, maar het heden ‘nu ge zijn stem hoort’ (vgl. Psalmen 95,7), oftewel het liturgische hodie, heden, vormt het eschaton.

Een nacht van…

Er is nog een ander punt – vanuit Luthers visie – waarop dit evangelie het licht doet vallen, en dat is de nacht. De komst van de bruidegom, in de nacht. De bruidegom die gekomen is en die komt. Natuurlijk denkt Luther bij dit evangelie op de laatste zondag van het kerkelijk jaar terug (en vooruit!) aan de Paasnacht, aan ‘de moeder van alle nachten’; een typering van Augustinus, maar Luther was dan ook een augustijner monnik. Het waken in die nacht, het liturgische lichtspel, de vaste plek van de doop in die nacht, de gedachtenis daaraan van de gelovige, de scheppingsnacht bij uitstek waarin het Licht der wereld is geschapen/verschenen/verrezen; en daar omheen een tiental dat zich oefent in de verwachting, verdeeld in tweemaal vijf, elkaars spiegelbeeld; aan wie het geboden is geroepen te zijn, aanwezig te zijn bij de werkelijk tegenwoordige komst van de vervulling van hun leven.

Doopnacht

Opmerkelijk is dat Luther in zijn catechese over de doop (Taufbüchlein, 1523) bij de rite van de doopkaars, uiteraard symbool van Christus zelf, een lichte vermaning, een oproep meegeeft aan de dopeling: ‘Neem deze brandende fakkel en bewaar je doop onberispelijk, opdat, wanneer de Heer naar het bruiloftsfeest komt, jij Hem tegemoet mag gaan, met de heiligen in de hemelse zaal, en jij het eeuwig leven hebt. Amen.’ Een hoopvolle toerusting, en een impliciete waarschuwing. In ieder geval: de komst van de bruidegom is niet tegen te houden, dat Hij komt staat vast. Maar zijn komst heeft gevolgen voor onze aanwezigheid: dragen we ons licht bij in die nacht? Want, zegt Luther, elke scheiding tussen het gekomen heil en het te verwachten heil is onmogelijk. Het is in het leven van een gelovige christen niet uit te stellen.

De Heer heeft geduld

Op deze derde en laatste zondag van de voleinding mag de stem van de leerling die Jezus als eerste riep (Matteüs 4,18) als laatste klinken; is dat niet mooi? Petrus – bij Matteüs nog Simon, maar al vast wel bij zijn tweede naam genoemd – schrijft over ‘spotters, die spotten over de komst van onze Heer en redder’ (2 Petrus 3,3-4). Want er is helemaal niets veranderd! Misschien zijn de vijf onwijze meiden/maagden wel de spotters over wie Petrus het heeft. Zij die niet in de verwachting leven. De verwachting waarvan Maria zo dadelijk in de Advent vol zal zijn, dat woord dat de toekomst opent… en haar schoot. Ze gaan eraan voorbij, die vijf, ze houden er willens en wetens geen rekening mee, door hun voorraad olie niet op peil te houden – ‘dan dooft het licht’.

Zelf kan ik het niet laten om bij die vijf – die tweemaal vijf – te denken aan zowel het verwachtingsvolle als het nalatige geroepen volk Gods, waarin wij christenen betrokken zijn geraakt. Aan die keuze waartoe ‘Mozes’ met vijf vurige vingers oproept, in heel de Tora. Het licht van de Tora, het licht voor de volken. Wie het hoort zal tot gehoorzaamheid dienen te komen. Die belofte, die telkens (zie de profeten) wordt tegengesproken, door nalatigheid, onverschilligheid, goedkope genade enzovoort. We zijn gewaarschuwd. En begenadigd!

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken