Menu

Premium

Wat zal de Sjoelammitische liefde haar geliefde geven?

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Hooglied 7,1-8,4

Telling BHS/LXX/NBV/WV/NBV; in (H)SV/NBG: Hooglied 6,13-8,4.

In het Hooglied treden twee hoofdpersonen op: een ‘zij’, ‘de Sjoelammitische’ (7,1) en een ‘hij’, ‘mijn geliefde’ (Hebr.: dodi, van dezelfde woordstam als de naam David – 7,10.11.12.14), afgewisseld door een of meer koren, die als in een Griekse tragedie commentaar geven. Het gedeelte dat we vandaag lezen vormt het hoogtepunt, waarin de liefde (Hebr.: ahabah; 7,7; 8,4) en de liefdesovergave tussen hen beiden worden bezongen.

Eerst spreekt het koor, of twee op elkaar reagerende koren: ‘Keer om, keer om, Sjoelammitische, keer om, keer om, wij willen je bekijken. Wat willen jullie de Sjoelammitische bekijken, als bij een dubbele krijgsdans?’ (7,1). Alsof er een wedstrijd tussen twee legerkampen begint. Dan neemt ‘hij’ het woord en bekijkt haar, zoals eerder van top tot teen (4,1-7; 6,4-7), nu omgekeerd: voeten, heupen, navel – Martin Buber vertaalt het Hebreeuwse sjar hier met ‘Schoß; ook Karel Deurloo en Nico ter Linden denken dat hiermee eerder zoiets als vulva wordt bedoeld –, buik, borsten, hals, ogen, neus, hoofd, haar (7,2-6). Daarbij beschrijft hij haar met kenmerken van het aan de aartsvaders en -moeders beloofde vruchtbare land: wijn, tarwe, water, kalfjes, roodpurperen wol. Ook de plaatsnamen zijn daaraan ontleend, waarbij de grenzen van Israël soms ruim zijn overschreden: van Chesjbon in Moab, tot de Libanon en tot Damascus in Syrië.

‘Kom, mijn geliefde’

Dan volgt de liefdesovergave, waarbij hij het in itiatief neemt (7,7-10,a), maar zij dit halverwege vers 10 (NBG ’51, SHA,

Societas Hebraica Amstelodamensis (H. Blok, L. van den Bogaard, P. Booij, B. Dicou, F.J. Hoogewoud), Hooglied. Hebreeuwse tekst en Nederlandse vertaling, Haarlem/Amsterdam 1998.

niet: NBV) overneemt en met de oproep beantwoordt, waarvan de Latijnse vertaling (Veni, dilecte mi) door zoveel componisten op prachtige muziek is gezet: ‘Kom, mijn geliefde, laten we naar het veld gaan en overnachten tussen de hennastruiken. Laten we vroeg naar de wijngaarden gaan en kijken of de wijnstok is uitgebot, of de bloesemknoppen zijn opengesprongen, de granaatappelen bloeien – daar zal ik jou mijn liefkozingen geven’ (7,12-13, SHA). De SHA en de NBG ’51 vertalen het Hebreeuwse bekafarim met: ‘tussen de hennastruiken’, maar kofèr kan ook ‘dorp’ betekenen. De Statenvertaling vertaalt dan ook: ‘op de dorpen’, conform de Septuagint (en koomais) en de Vulgaat (in villis). Wat pleit voor de vertaling ‘tussen de hennastruiken’ is dat het woord op twee andere plaatsen (Hoogl. 1,14; 4,13) zeker zo vertaald moet worden. Egyptische vrouwen droegen de fraaie geelwitte geurige bloementrossen op hun boezem. De takken van de drie meter hoge struiken bevatten echter wel stekels.

‘Mijn liefkozingen’?

Het Hebreeuwse dodai (7,13, ‘mijn liefkozingen’) betekent ‘mijn liefde(slust)’ – dus met een lijfelijke connotatie en niet zo preuts als ‘mijn uitnemende liefde’ (SV), ‘mijn liefde’ (NBG ’51) of indirect omschreven: ‘Daar zal ik jou beminnen’ (NBV). Als variant voor dit woord geeft de Biblia Hebraica Stuttgartensia: daddai, wat ‘mijn borsten’ betekent, weliswaar een ander Hebreeuws woord dan sjadai (= borsten) in 7,4.8.9 en 8,1, maar deze variant is wel conform de Septuagint: ekei doosoo tous mastous mou soi = ‘daar zal ik je mijn borsten geven’ (Gr.: mastos = borst, tepel, uier; ronde heuvel). De Vulgaat vertaalt eveneens: ‘ibi dabo tibi ubera mea (Lat.: uber = uier, moederborst; vruchtbaarheid, (vruchtbare) grond). Waren het vroege jodendom en christendom minder preuts en ongeëmancipeerd dan latere vormen ervan?

Wie is zij?

Driemaal (Hoogl. 3,6; 6,10; 8,5) vraagt het koor naar de identiteit van de ‘zij’: ‘Wie is deze …?’ De koren noemen haar ha sjoelammit: ‘de Sjoelammitische’ (7,1). Deze naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord sjalam, dat betekent: voltooien, herstellen, vrede bewaren, en verwijst daarmee naar haar beschrijving als ‘één’, ‘volmaakt’, ‘zuiver’ (6,9.10). Tegelijk is deze naam een variant van de naam Sjelomoh (= Salomo, ‘zijn vrede’), die van dezelfde woordstam is afgeleid. Sommigen beweren daarom dat zij niet kan worden gescheiden van Salomo in vers 3,7.9.11, dat hij daar dus de bruidegom is en zij de bruid. Dan had zij echter ha sjelomit moeten heten: ‘de Salomitische’, een andere vervoeging van deze woordstam.

Misschien klinkt in haar naam ‘de Sjoenammitische’ mee – het verschilt maar één letter – die koning David op zijn oude dag verzorgt en warm houdt, Abisjag genaamd (= ‘mijn vader begaat onbewust zonden’, vgl. 1 Kon. 1,3.15), of de Sjoenammitische wier zoon door de profeet Elisa uit de dood wordt opgewekt (2 Kon. 4,12.25.36). In sommige handschriften van de Septuagint en de Vulgaat staat deze naam dan ook op deze plaats (Hoogl. 7,1).

Volgens Klara Butting

K. Butting, Die Buchstaben werden sich noch wundern. Innerbiblische Kritik als Wegweisung feministischer Hermeneutik, Berlin/Amsterdam 1993, 146-147.

wordt in ‘de Sjoelammitische’ de herinnering aan de naam van koning Salomo en de met diens naam gegeven belofte van totstandbrenging van innerlijke en uiterlijke vrede (sjalom) opgeroepen en nu met het oog op de geschiedenis van een vrouw opnieuw uitgesproken. Het gebruik van het lidwoord in deze naam laat zien dat het niet zomaar een eigennaam is, maar dat daarin haar functie meeklinkt: zij wordt ermee uitgeroepen tot vredesbode (zie ook Hoogl. 8,10). Op haar weg richten zich de met de naam Salomo gegeven verwachtingen. De Sjoelammitische treedt daarmee in de plaats van Salomo.

Rabbi Sjemoeël ben Tanchum en rabbi Chanin (ca. 310 n.Chr.) hebben gezegd, dat God zegt: ‘De Sjoelammitische is de natie die vrede gesticht heeft tussen Mij en mijn wereld; want als zij er niet was geweest – en de Tora niet had aangenomen – dan had Ik mijn wereld verwoest.’ Dat betekent dat met haar Israël wordt bedoeld. Hoe dan ook geïnterpreteerd, de liefdesovergave tussen de Sjoelammitische en haar geliefde wordt hier als een gelijkwaardige relatie beschreven; hun liefde veronderstelt gelijkwaardigheid.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken