Water wordt wijn: ontdekken wat volmaakt is
Bij Numeri 20,2-13, Romeinen 12,6-16 en Johannes 2,1-11
Soms gaat het in de exegese om het stellen van de juiste vragen. Ook de vragen die tot nog toe onderbelicht zijn gebleven. Bijvoorbeeld: waar om zijn er zes watervaten op de bruiloft te Kana? Voor welk joods reinigingsritueel zijn ze nodig, en wie heeft ze daar ‘neergezet’ (Gr.: keimai)? We nemen gewoonlijk aan dat die vaten er staan voor een ritueel dat met de bruiloft zelf te maken heeft. Maar is dat ook zo?
Door in de concordantie te zoeken naar wetsteksten waarin de combinaties van de woorden ‘water’ en ‘vaten’ in elkaars nabijheid voorkomen, vinden wij met name in Numeri de wetten die gaan over onreinheid. Deze staan opmerkelijk genoeg in de hoofdstukken voorafgaand aan Numeri 20,2-13, dat voor vandaag op het leesrooster staat. De wetsteksten over reinigingsrituelen met water lopen dus uit op een narratief stuk over een wonder met water. Het wonder van het water uit de steen.
Zes stenen watervaten
Als er veel reinigingswater nodig is – en zes vaten van twee of drie metrete is samen ongeveer zeshonderd liter, volgens Bijbel in Gewone Taal – is dat geen goed teken. Dan is er namelijk sprake van onreinheid. Reinigingswater is met name nodig als mensen en voorwerpen verontreinigd zijn door contact met bloed en stoffelijke resten van mensen en dieren. Als een man en een vrouw geslachtsgemeenschap hebben gehad, of als een vrouw haar maandelijkse periode heeft gehad, moet er een ritueel bad genomen worden om de onreinheid af te wassen.
Wie heeft die vaten er neergezet? Geen vergezochte vraag als je bedenkt dat deze vaten dus eigenlijk niet thuishoren op een bruiloft. Wie bedenkt nou zoiets? Als we zoeken naar een andere bijbeltekst waarin drank of voedsel is neergezet, dan vin- den we een voorbeeld hiervan in Jeremia 24,1. Daar zijn twee manden met vijgen voor de tempel neergezet (in de Septuaginta opnieuw Gr.: keimai). Een mand met goede en een mand met bedorven vijgen. Het gaat er niet om wie ze er heeft neergezet, maar het gaat erom dat er een boodschap mee verkondigd wordt. Desnoods zou je hier kunnen verdedigen dat ze er door de Heer zelf zijn neergezet. Ook de zes watervaten bij de bruiloft te Kana lijken daar om een soortgelijke reden te zijn neergezet. Hun aanwezigheid dient een kerugmatisch doel.
Verwijzing naar een groter tekort
De aanwezigheid van de zes stenen watervaten betekent in dat opzicht dus niet veel goeds: er ontbreekt iets essentieels. Zes is geen zeven. De bruid van de sabbat ontbreekt, in het verhaal is er immers alleen sprake van een bruidegom. Of staan ze daar vanwege een recent (of toekomstig?) sterfgeval? Of is het bruidspaar onrein omdat het huwelijk al geconsumeerd is voordat het is gesloten? Van feestvreugde kan geen sprake meer zijn. Dat er geen wijn meer is, is dan slechts een aanwijzing dat er iets veel ergers aan de hand moet zijn. De barse reactie van Jezus op de mededeling van zijn moeder: ‘Ze hebben geen wijn meer’ (Johannes 2,3-4), is dan ook veel begrijpelijker. Jezus is immers niet zo van de symptoombestrijding. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen’ zou een verwijzing naar het kruis kunnen zijn, hoewel op dat moment in het verhaal de aandacht nog niet op de watervaten is gevestigd. Maar vanwege de gevoelsmatige verbinding van de elementen bloed, water en wijn, met deze gebeurtenis in het achterhoofd, klopt de associatie voor ons, in ieder geval gevoelsmatig. Op dit verhaal volgt in Johannes immers, ‘kort voor Pesach’, het verhaal van de tempelreiniging.
Wat is het belangrijkste dat ontbreekt op een bruiloft waar een doodssymbool áánwezig is, en waarnaar de áfwezigheid van wijn zou kunnen verwijzen? Ook de aanvankelijke áfwezigheid van water valt immers op – de vaten zijn leeg en moeten nog gevuld worden. Op de bruiloft te Kana ontbreekt dit allerbelangrijkste: de liefde. Het is Jezus die de watervaten, die stenen des aanstoots, zal omvormen tot hoekstenen van liefde. Dit doet Hij door de lege vaten eerst te laten vullen met water. ‘Nu ze er toch staan, moeten ze maar hun functie vervullen,’ lijkt Hij hiermee te willen uitdrukken.
De beste wijn als laatste
De rest is geschiedenis. Dat Jezus water in wijn veranderde was zijn eerste wonderteken, en niet voor niets een wonderteken van liefde. Jezus zet als laatste de beste wijn voor, de ceremoniemeester ontdekt het: Jezus’ liefde is volmaakt. Maar vooral na Pasen zal de wereld de smaak van Jezus’ liefde te pakken krijgen: de beste wijn voor het laatst. Dat in Numeri die wetsteksten over dood, bloed en andere onreinheden uitlopen op zo’n mooi verhaal over levenswater uit een rots geeft balans aan het geheel: door al die reinigingsrituelen en de situaties waarin ze nodig zijn, zouden we haast vergeten hoe mooi en goed water óók kan zijn, en hoe belangrijk voor het leven. Ook het water is een Godsgeschenk dat verwijst naar Gods grote liefde voor ons, ondanks ons tekort aan vertrouwen in Hem (Numeri 20,12).
De tekst waar het deze tweede zondag na Epifanie eigenlijk om gaat in de Lutherse liturgie, Romeinen 12, gaat ook over de liefde. De liefde die ontstaat als we delen en als ieder zijn naaste, zelfs zijn vijand tot zijn recht laat komen. Als we leven volgens deze liefde, waarin de maatstaf van het geloof geldt (Romeinen 12,3), dan is zij in staat onze gezindheid zo te veranderen en vernieuwen dat wij ons niet meer hoeven aan te passen aan de wereld. Wij mogen ontdekken wat God van ons wil en wat goed en volmaakt is (Romeinen 12,2). Is die vernieuwing van onze gezindheid ook niet zoiets als water in wijn veranderen?