Menu

None

Wie is Jezus?

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jeremia 7,1-11 en Matteüs 21,10-17

Op het eerste zicht is Jezus’ verhaal niet bepaald een succesverhaal, gezien de afloop. Matteüs staat daarom voor de uitdaging om zowel duidelijk te maken waarom christenen Hem als Messias erkennen, én aan te geven waarom anderen deze keuze niet hebben gemaakt. In dit spanningsveld daagt de auteur de lezers uit: wie zeggen zij dat Jezus is?

Als Jezus Jeruzalem binnengaat, is het de vraag ‘wie is hij toch’ die heel de stad in beweging brengt. Het is een kernvraag voor de christengemeenschap waar Matteüs deel van uitmaakt, waarbij Matteüs het antwoord formuleert als ‘Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham’ (Mat. 1,1). Op het eerste zicht lijkt de menigte het hiermee eens te zijn. Jezus is omringd door mensen die ‘Hosanna voor de Zoon van David’ schreeuwen. Maar op de vraag wie Jezus is, is het antwoord anders: ‘Jezus, de profeet uit Nazaret in Galilea’ (Mat. 21,11). Jezus is voor hen wel een profeet, maar niet noodzakelijk de Messias. Uitroepen als ‘Hosanna’ en ‘Gezegend die komt in de naam van de Heer’ zijn dan enkel delen van de traditionele psalmen (Ps. 118,25-26) en gebeden (‘Hosanna’ betekent ‘red ons toch’). Dit herinnert de lezers aan Matteüs 16,13-16, waar Petrus zegt: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God’, terwijl ‘de mensen’ over de Mensenzoon zeggen dat Hij Johannes de Doper is, of Elia, of Jeremia, of één van de profeten.

Profeet uit Nazaret of de Messias?

In de menigte rond Jezus zijn zowel volgelingen die in Hem de Christus erkennen, en gelovigen die dit (nog) niet doen. Omdat in de visie van het volk ook één van de profeten de Mensenzoon kan zijn, blijft het mogelijk dat mensen uit de menigte in Jeruzalem tot de overtuiging komen dat deze profeet de Messias is. Deze impliciet gesuggereerde mogelijkheid wordt nog versterkt doordat hierbij als afkomst Nazaret genoemd wordt, en niet Kafarnaüm waar Jezus was gaan wonen (Mat. 4,13). Nazaret is de woonplaats waarmee een profetische belofte vervuld wordt: hij zal Nazoreeër genoemd worden (Mat. 2,23). Als deze belofte vervuld is in Jezus, kunnen ook andere beloften, zoals deze van de Messias, in Hem nog vervuld worden. Het optreden van Jezus zal dit nog versterken, omdat dit Jeremia 7 oproept, en Jeremia met de Mensenzoon geassocieerd werd (Mat. 16,13).

Jezus in het spoor van de profeten

Tot de profetische taak hoort het spreken en handelen namens JHWH. Hierbij maakt de profeet ook een kritische analyse van zijn tijd. Is het samenleven (economisch, politiek, religieus) wel afgestemd op de richtlijnen, de Tora? Jeremia 7 is hiervan een mooi voorbeeld. De profeet krijgt een opdracht van JHWH, om in de tempelpoort te gaan staan en te spreken tot mensen uit Judea die die poort binnengaan om JHWH te vereren (Jer. 7,1). Het is een oproep tot bekering. Belofte en bedreiging gaan hand in hand (vergelijk met zegen en vloek in Deut. 32-34). Wie leeft naar de Tora, zal leven in het Beloofde Land. Zo niet, dan zal over het land Gods grote woede neerdalen. Het volk wordt opgeroepen tot rechtvaardigheid en oog voor de kwetsbaren (weduwe, wees en vreemdeling). De profeet keert zich in naam van JHWH tegen al wie onrecht begaat, en dan toch nog denkt onschendbaar te zijn, omdat dit toch de tempel van JHWH is. ‘Denken jullie soms dat de tempel die Mijn naam draagt een rovershol is?’ klaagt de profeet namens God (7,11).

Op de dag dat JHWH ingrijpt, zal Jeruzalem ingenomen worden, profeteert Zacharia (Zach. 14,1). Maar dat is niet het einde: er breekt een nieuwe tijd aan waarin enkel JHWH God zal zijn en koning over de wereld (14,9). In die tijd zullen er nooit meer handelaars zitten in de tempel (14,21).

Voor de lezers uit de eerste eeuw krijgen dergelijke profetische teksten over Jeruzalem en de tempel een dubbele bodem. In hun tijd is de tempel vernietigd. Goed beseffend dat de tempel verwoest is, spreken christenen over de mogelijkheid dat het verhaal van God met zijn volk toch verder gaat. Hierbij speelt Jezus een sleutelrol.

Toekomstvisioen begint in Hem

Met de term ‘rovershol’ duidt Matteüs Jezus’ optreden vanuit de profeet Jeremia. Tegelijkertijd laat Matteüs het niet bij de aanklacht van Jeremia, dat de tempel als een rovershol is geworden. Handelaars worden verjaagd. Kwetsbare mensen, de blinden en verlamden, worden genezen. Jezus alludeert op de profetie ‘mijn tempel zal heten huis van gebed voor alle volken’ (Jes. 56,7). Deze profetische tekst kadert in een context waarin de oproep tot gerechtigheid hand in hand gaat met Gods belofte dat de redding nabij is (56,1). Het huis van gebed is bij Jesaja een toekomstvisioen. Hier en nu gaat het in, suggereren Jezus’ woorden en daden. De handelaars zijn verdwenen, het Rijk Gods is aangevangen, is de boodschap van Matteüs aan zijn lezers.

Zoon van David of oproerkraaier?

In eerste instantie zijn het de mensen die niet meetellen die op Jezus reageren: de blinden en lammen die zich laten genezen, en de kinderen die de roep ‘Hosanna voor de Zoon van David’ herhalen. Voor hen is dit ‘goed nieuws’. Of Jezus namens God handelt en spreekt, zal echter door de leiders van het volk in vraag gesteld worden. Hogepriesters en schriftgeleerden zien de wonderen, horen de kinderen en reageren met verontwaardiging (Mat. 21,16). Ze roepen Jezus ter verantwoording. Met een verwijzing naar Psalm 8,3 laat Hij hen achter. De kinderen zingen Gods lof. Onschuldiger kan het schijnbaar niet. Het vraagt echter wel om een positiebepaling. Als de kreet om Gods bevrijding vervuld wordt, is dit voor ons dan bedreigend of reden tot lofzang?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken