Menu

Premium

Zoek God, geen blijdschap

Meditatie bij Bonhoeffer

Dietrich Bonhoeffer leefde van 1906 tot 1945. In dit boek over meditatieve omgang met Gods woord is hij de vierde theoloog uit de traditie van de Reformatie die voor ons een leraar kan zijn. Want in het leven van deze bijzondere christen en theoloog heeft de medita-tie van de Bijbel een belangrijke rol gespeeld. Dat kwam met name tot uitdrukking in het Finkenwalder predikantenseminarie dat hij leidde in de jaren 1935 tot 1937. In dat predikantenseminarie vond een vorm van gemeen¬schappelijk leven plaats dat was opgebouwd uit dagopeningen en avond¬sluitingen, stille tijd, veel zingen en diepgaand theologisch gesprek. Tegen de achtergrond van deze spirituele praktijk ontstonden enkele bijdragen waarin Bonhoeffers visie op de meditatie van de Schrift naar voren kwam. Voor drie van die bijdragen wil ik hier aandacht vragen. Daarbij laat ik Bonhoef¬fer zoveel mogelijk zelf aan het woord. Uiteraard zal daarbij duidelijk worden dat Bonhoeffer predikanten op het oog heeft, maar wat hij zegt is zonder veel moeite door te vertalen naar de praktijk van elke christen.

Leven met elkander

In zijn boekje ‘Leven met elkander’ geeft Bonhoeffer een beschrijving van de manier van leven in het predikantenseminarie in Finkenwalde. In het derde hoofdstuk schrijft hij over de meditatie van de Heilige Schrift:

‘De tijd voor de meditatie laat ons niet verzinken in de leegte en de afgrond van het alleen zijn, maar hij doet ons alleen zijn met het Woord. Daarmee geeft hij ons de vaste bodem waarop wij staan en een duidelijke gids voor de stappen, die wij moeten doen. Terwijl wij in de gemeenschappelijke morgenwijding een lang, samenhangend Bijbelgedeelte lezen, houden we ons bij de meditatie aan een korte uitgekozen tekst, waarmee wij misschien wel een hele week bezig zijn. Worden wij door het gemeenschappelijk lezen van de Bijbel meer in de ruimte en de totaliteit van de Heilige Schrift binnengeleid, bij de persoonlijke meditatie worden wij gebracht in de ondoorgrondelijke diepte van de afzonderlijke tekst en het afzonderlijke woord. Beide zijn evenwel noodzakelijk, opdat u in staat zult zijn om met alle heiligen te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is (Efeziërs 3:18).

Wij lezen bij de meditatie de ons gegeven tekst, wetend van de belofte, dat hij ons heel persoonlijk voor vandaag en voor ons christen-zijn iets te zeggen heeft, en dat het niet alleen het Woord van God is voor de gemeente, maar ook voor mij persoonlijk. Wij stellen ons zolang voor de afzonderlijke zin en het afzonderlijk woord open, tot wij er persoonlijk door geraakt worden. Daarmee doen wij niets anders dan wat de eenvoudigste, meest ongeletterde christen dagelijks doet: wij lezen het Woord van God als het Woord van God voor ons. Wij vragen dus niet, wat deze tekst anderen te zeggen heeft – voor ons, predikanten, betekent dat, dat we niet vragen hoe wij over de tekst preken of onderwijzen zullen – maar wat hij onszelf, heel persoonlijk te zeggen heeft. Her is wel duidelijk, dat we dan eerst de tekst naar zijn inhoud moeten hebben begrepen. Maar we gaan niet exegetiseren, geen preek voorbereiden, er niet een soort Bijbelstudie van maken; maar we wachten op het Woord van God voor óns. Dat is geen doelloos wachten, maar een wachten op grond van een duidelijke belofte. Dikwijls zijn we zodanig belast en overvoerd met andere gedachten en indrukken, zorgen ook, dat het lang duren kan, eer het Woord van God dat allemaal heeft opgeruimd en tot ons doordringt. Maar het gebeurt vast en zeker, zo zeker als God zelf tot de mensen gekomen is en wederkomen zal. Juist daarom zullen we onze meditatie beginnen met het gebed, of God zijn Heilige Geest door zijn Woord tot ons wil zenden, ons zijn Woord wil openbaren en ons verlichten.

Het is niet nodig, dat wij tijdens de meditatie met het hele Bijbelgedeelte klaarkomen. Dikwijls zullen we moeten blijven staan bij een enkele zin, of zelfs wel bij een enkel woord, omdat we erdoor worden vastgehouden, er vóór gezet worden en er niet aan voorbij kunnen. Zijn de woorden ‘Vader’, ‘liefde’, ‘kruis’, ‘barmhartigheid’, ‘heiligmaking’, ‘opstanding’ niet vaak voldoende om onze korte tijd van meditatie meer dan rijkelijk te vullen?

Het is niet nodig, dat wij bij de meditatie ons best doen in woorden te denken en te bidden. Het zwijgende denken en bidden, dat alleen voortkomt uit het luisteren, kan dikwijls nuttiger zijn.

Het is niet nodig dat wij bij de meditatie nieuwe gedachten vinden. Dat leidt ons vaak alleen maar af en bevredigt onze ijdelheid. Het is volkomen voldoende, als het Woord, zoals we het lezen en verstaan, tot ons doordringt en ‘in ons komt wonen’. Het Woord van God wil bij de meditatie tot ons doordringen en bij ons blijven, zoals Maria het woord van de herders ‘bewaarde in haar hart’, zoals een woord van een mens ons vaak lang bij blijft, ons niet meer loslaat, in ons werkt, ons bezighoudt, ons onrustig of blij maakt, zonder dat wij er iets aan kunnen doen. Zo wil ook het Woord van God dit in onze meditatie. Het wil ons werkelijk raken, zijn uitwerking hebben in ons leven, zodat wij er heel de dag niet meer van loskomen. Dan zal het zijn werk aan ons verrichten, vaak zonder dat wij het beseffen.

En vooral is het bij de meditatie niet nodig, dat wij de een of andere soort onverwachte, buitengewone ‘ervaringen’ opdoen. Dat kan gebeuren. Maar als het niet zo is, is dat geen teken van een vergeefse meditatie. Niet alleen bij het begin, maar ook later zullen wij telkens weer af en toe bij onszelf een grote innerlijke dorheid en onverschilligheid merken, een tegenzin en zelfs het feit, dat wij niet in staat zijn om te mediteren. Bij zulke ervaringen mogen we niet blijven staan. Vooral mogen wij ons hierdoor niet laten weerhouden om met veel geduld en trouw ons juist dan te houden aan onze vaste ogenblikken van meditatie. Daarom is het ook niet goed, om de vele slechte ervaringen, die wij bij de meditatie met onszelf opdoen, al te ernstig te nemen. Langs een vrome omweg zou hier onze oude ijdelheid en onze ongeoorloofde eis tegenover God kunnen binnensluipen, alsof we ook maar enig recht zouden hebben op alleen maar sterkende en gelukkig makende ervaringen, en alsof wij te goed zouden zijn voor de ervaring van onze innerlijke armoede. Met zo’n houding komen we echter niet verder. Met ongeduld en zelfverwijten helpen we alleen maar onze zelfgenoegzaamheid en raken we hoe langer hoe meer verstrikt in het net van de gerichtheid op onszelf. Daarvoor is zelfs bij de meditatie even weinig tijd als overal elders in het christelijk leven. Wij moeten alleen letten op het Woord en alles overlaten aan de werking daarvan. Kan het ook soms niet zijn, dat God zelf ons de momenten van leegte en dorheid zendt, opdat wij weer alles van zijn Woord zullen verwachten? ‘Zoek God, en geen blijdschap’ – dat is de grondregel van elke meditatie. Zoekt u God alleen, dan zult u blijdschap ontvangen – dat is de belofte voor elke meditatie.’

Handreiking voor dagelijkse meditatie

In het predikantenseminarie in Finkenwalde was er ook een concrete handreiking voor de meditatie in omloop. Deze is niet door Bonhoeffer zelf geschreven, maar door zijn latere biograaf Eberhard Bethge. De handreiking is opgebouwd vanuit vier vragen: Waarom mediteer ik? Wat wil ik met de meditatie? Hoe mediteer ik? Hoe overwinnen we de moeilijkheden bij het mediteren? Uit de antwoorden op deze vragen geef ik hieronder iets door.

‘Waarom mediteer ik? Omdat ik christen ben en omdat daarom elke dag voor mij verloren is, waarop ik niet dieper ben binnengedrongen in de kennis van Gods Woord in de Heilige Schrift. Alleen op de vaste grond van Gods Woord kan ik zekere stappen zetten. Maar ik leer als christen de Heilige Schrift niet anders kennen dan door het horen van de prediking en door de biddende meditatie. Ik mediteer ook omdat ik een vaste gebedstucht nodig heb. We bidden graag al naar gelang onze stemming is, kort, lang of helemaal niet. Dat is willekeur. Het gebed is niet een vrijwillig offer aan God, maar verschuldigde dienst, die Hij van ons verlangt. Het staat ons niet vrij om daarmee naar eigen wens om te gaan. Gebed is de eerste dienst aan God op een nieuwe dag. God maakt voor deze dienst aanspraak op onze tijd (Psalm 119:147-148 en 164). God heeft tijd nodig gehad voordat Hij in Christus met zijn heil tot ons kwam. Hij heeft tijd nodig voordat Hij met zijn heil in ons hart komt.

Wat wil ik met de meditatie? We willen in ieder geval anders vanuit de meditatie opstaan dan toen we ons er toe zetten. We willen immers Christus ontmoeten in zijn Woord. In het verlangen om te horen wat Hij ons vandaag door zijn Woord wil laten weten en wil schenken, gaan we naar de tekst. Ontmoet aan het begin van de dag eerst Hem, voordat u andere mensen ontmoet. Leg elke morgen alles wat u bezig houdt en bedrukt op Hem, voordat er nieuwe lasten op u gelegd worden. Vraag uzelf af wat u nog verhindert om Hem helemaal te volgen, en laat Hem daar Heer over worden, voordat nieuwe hindernissen op uw weg komen. Zijn gemeenschap, zijn hulp en zijn onderricht door de dag dor het Woord, dat is het doel. Zo zult u opnieuw in het geloof gesterkt de dag beginnen.

Hoe mediteer ik? Er bestaat vrije en Schriftgebonden meditatie. Omwille van de zekerheid van ons gebed raden we de Schriftgebonden meditatie aan. Ook vanwege het disciplineren van onze gedachten. Bovendien zal de Schriftmeditatie onze liefde hebben vanwege het weten van de gemeenschap met anderen die over dezelfde tekst mediteren. Zoals het woord van een geliefde persoon de hele dag met je meegaat, zo zal het Woord van de Schrift onophoudelijk in je naklinken en aan je werken. Zoals je het woord van een geliefde persoon niet ontleedt, maar het tot je neemt zoals het je gezegd is, neem zo het Woord van de Schrift tot je en beweeg het in je hart zoals Maria het deed. Dat is alles. Dat is meditatie. Zoek geen nieuwe gedachten en verbanden in de tekst zoals met het oog op de preek! Vraag niet: hoe zeg ik het anderen, maar: wat zegt het mij! Beweeg het Woord dan lang in je hart, totdat het helemaal binnenkomt en bezit van je genomen heeft. We beginnen de meditatie met het gebed om de heilige Geest. Met het gebed om de goede concentratie voor onszelf en voor allen van wie we weten dat ze ook mediteren. Dan richten we ons op de tekst. Aan het slot van de meditatie willen we zover zijn, dat we vanuit de diepte van ons hart een dankgebed kunnen uitspreken.

Hoe overwinnen we de moeilijkheden bij het mediteren? Wie zich met grote ernst toelegt op de dagelijkse beoefening van de meditatie, zal al heel snel in grote moeilijkheden komen. Mediteren en bidden moet lang en ernstig geoefend worden. Daarbij geldt allereerst: word niet ongeduldig met jezelf. Raak niet verkrampt in je vertwijfeling over je verstrooidheid. Zet je er elke dag weer toe en wacht heel geduldig. Als je gedachten steeds weer afdwalen, probeer ze dan niet krampachtig vast te houden. Het kan geen kwaad om ze dan maar te laten gaan, waar ze naartoe willen; neem de plaats of de mens op wie ze zich richten dan op in je gebed. Hervind jezelf dan weer voor de tekst en de minuten waarin je afdwaalde zijn dan niet verloren en hoeven je ook niet meer te kwellen. Achter alle moeilijkheden en radeloosheden ligt in de grond van de zaak onze grote gebedsnood; al te lang hebben velen van ons het moeten doen zonder hulp en handreiking. Daartegen helpt niets, dan alleen steeds weer opnieuw trouw en geduldig aan de oefeningen van gebed en meditatie te beginnen. We mogen dit dagelijkse omgaan met de Schrift niet nalaten en moeten er direct mee beginnen als we het nog niet deden. Want daarin hebben we het eeuwige leven.’

De Bijbel op de bidstoel

Ook in zijn colleges over de prediking van Gods woord besteedt Bonhoeffer aandacht aan de meditatie. Hij doet dat onder het kopje: de predikant en de Bijbel. Daarbij onderscheidt hij een drievoudig gebruik van de Bijbel: op de kansel, op de studeertafel en op de bidstoel. Op alle drie de plaatsen gaat het erom de Bijbel op de juiste wijze te gebruiken. Tegelijk maakt hij duidelijk dat het ene gebruik niet kan zonder het andere: niemand kan de Bijbel op de preekstoel uitleggen, als hij niet ook met de Bijbel omgaat op de studeertafel en de bidstoel. Als het gaat om de bidstoel, heeft Bonhoeffer uiteraard de meditatie op het oog. Daarover maakt hij onder andere de volgende opmerkingen.

‘Iedere dag moet beginnen met de Schriftoverdenking. Voordat mensen ons ontmoeten, moeten wij Christus ontmoet hebben. Voordat we iets beslissen, moet zijn beslissing voor ons hebben gestaan. Deze Schriftoverdenking is echte arbeid en niet maar een wat zitten soezen. Het gaat er niet om grote en nieuwe gedachten te denken, maar het gaat om het eenvoudige horen van de oude gedachten en het bewegen en bewaren daarvan in het hart. We hebben er geen recht op en kunnen er geen aanspraak op maken, dat er in het biddende lezen iets bijzonders gebeurt. We wachten niet op bijzondere belevenissen en ervaringen. We hebben slechts de opdracht onze dienst te vervullen. God wil dat zijn Woord gelezen en gebeden wordt. We laten het aan Hem over, wat Hij daarmee wil doen. De predikant moet alleen trouw en gehoorzaam zijn.

De arbeid aan de preek begint voor de opengeslagen tekst met gebed. De preek is immers geen voordracht waarin ik mijn gedachten ontwikkel, het is niet mijn maar Gods eigen Woord. Daarom bid ik om de heilige Geest, dat Hij spreekt. Kom, God, en neem door uw Woord, dat u door mijn mond laat gaan, mensen aan. De meditatie is niet al een verzamelen van gedachten, maar ze bestaat in de toe-eigening van de tekst, woord voor woord. Dat voltrekt zich, zonder dat er al een doel vaststaat. Het gaat om het bewaren van de woorden zoals Maria ze in haar hart bewaarde (Lukas 2:19). De woorden moeten gelezen worden alsof ze volkomen nieuw tot ons komen. Ze gaan ons aan, niet in objectieve distantie, maar als woorden die van de Persoon van Jezus tot ons komen en daarom brandend worden (Kierkegaard noemt dat: lezen als een liefdesbrief). Bij een goede meditatie komen de gemediteerde woorden in de loop van de dag vanzelf steeds weer terug, ze gaan zonder logisch en bewust denkwerk met ons mee.’

In de leer bij Bonhoeffer

Ik denk dat er in het bovenstaande heel veel waardevols naar ons toekomt dat ons kan helpen om de weg van de meditatie te gaan. Mij spreken vooral deze twee dingen aan. Allereerst dat Bonhoeffer zegt: het gaat in de meditatie om de ontmoeting met Christus; laat de eerste ontmoeting op elke nieuwe dag de ontmoeting met hem zijn! In de tweede plaats vind ik het beeld van de liefdesbrief heel waardevol: een liefdesbrief lees je met heel je hart en elke keer zijn de woorden weer als nieuw voor je omdat ze je raken. Zo is het ook met de Schrift: Christus wil het woord van God telkens als nieuw tot ons doen komen. Een meditatieve benadering van de Bijbel wil juist daaraan bijdragen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken