Menu

Premium

Zullen wij ooit tot Zijn rust ingaan?

Bij Hebreeën 4,1-13 en Lucas 9,57-62

Bij Aswoensdag

Op Aswoensdag begint de Veertigdagentijd. Veertig dagen van bezinning, nuchterheid, inkeer. Jezus vastte veertig dagen in de woestijn, vandaar. Dat verhaal is een recapitulatie van de veertig jaar die Israël in de woestijn doorbracht. Het is een tijd van beproeving, van leren leven uit het geloof. Woestijn is leegte, is gebrek aan oriëntatie. Je zult uit het geloof moeten leven, zonder houvast. Over de veertig jaren in de woestijn gaat het in Hebreeën 3 en 4.

Centraal in beide hoofdstukken staat een citaat uit Psalm 95. Deze psalm begint opgewekt (‘Steekt nu voor God de loftrompet’), maar eindigt grimmig. Israël in de woestijn heeft zich bepaald niet aanhankelijk en gelovig gedragen. De HEER zweert dat ze de rust niet binnen zullen gaan (95,11). Het werd een voorbeeld van hoe het niet moet. ‘Nog heden, hoort zijn stem die zweert: / laat niet uw hart zich onbekeerd / verharden, als in Mozes’ dagen’ (berijmde strofe 3, LB 95). Aldus klinkt het in Davids tijd.

Gods hond of Gods eerstgeborene

Inderdaad is de hele uittochtgeneratie in de woestijn gestorven. Van degenen die uit Egypte togen, hebben alleen Jozua en Kaleb het Beloofde Land betreden. Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875) leerde zijn catechisanten dat Jozua ‘zaligmaker’ betekent en Kaleb ‘hond’. Wie bereikten dus als enigen het Beloofde Land? Een zaligmaker en een hond. De hond is volgens hem het dankbaarste schepsel. Het is ook een trouw, aanhankelijk schepsel, gelovig zo je wilt.

Nu moedigt de Bijbel het niet aan onszelf als hond te beschouwen. Israël is niet Gods hond, maar Gods eerstgeborene (Ex. 4,22). Dat legt andere accenten. Bij een hond denk je eerder aan een schlechthinniges Abhängigkeitsgefühl (Friedrich Schleiermacher), bij de titel ‘zoon’ is eerder te denken aan verstandhouding, aan ‘eensgeestes’ zijn. Gehoorzaamheid, maar dan wel als vorm van luisteren naar Gods diepste intenties, niet als kadaverdiscipline. Zal Israël-de-zoon een getrouwe representatie van de HEER zijn op aarde? Zal aan ons af te lezen zijn hoe menslievend God is?

Nú is de herkansing

Israël in de woestijn is een waarschuwend voorbeeld voor latere generaties. Goddank, er is zoiets als een herkansing. Een volgende generatie kan het anders doen. Juist daarom moet er een boekje opengedaan worden over de niet zo goede oude tijd, opdat de nieuwgeborenen ‘niet zullen worden als hun vaders: een geslacht weerspannig en lastig, een geslacht onvast van hart, met een geest ontrouw aan God’ (Ps. 78,8 – NB). Daarom klinkt als een trompetstoot het woord ‘heden’ (Heb. 4,7). Heden is de herkansing.

De inzet van die herkansing is de rust. Dat is in het Grieks katapausis (4,1.3.5), maar ook: sabbatismos (4,9). In dat laatste woord klinkt het woord ‘sabbat’. Het verband daarmee verloopt via het woord ‘rusten’. Immers, God zelf heeft gerust op de zevende dag (Gen. 2,2; Heb. 4,4.10). Het is de rust van de voltooide schepping, van het ‘zien dat het goed is’. Zullen wij ooit zo terug kunnen zien op onze moeizame reis? ‘Hier rust’, staat op grafstenen. Maar misschien heeft dat iets voorbarigs. Jezus zegt dat het nu nog niet de tijd van achteromkijken is (Luc. 9,62). De rust, het dankbare terugblikken na de goede afloop moet nog komen.

Alleen, het spreekt niet vanzelf dat wij daaraan deel zullen hebben. Er bestaat de kwade kans dat we op weg gaan, maar nooit zullen aankomen; wel Pasen vieren, maar nooit het Loofhuttenfeest. Wie denkt daar ooit aan, op een paar somberaars na? Wie maakt zich ooit druk over het feit dat we aan God verantwoording hebben af te leggen (4,13)? Zoiets komt op ons al snel over als bangmakerij, als geestelijke terreur, als een poging om beslag te leggen op de zielen en zodoende de kerkgang op peil te houden. Half Nederland is erdoor getraumatiseerd.

Irritante oproep

En toch, en toch. We gaan soms ook naar de kerk om dingen te horen die we niet willen horen. Zoals de notie dat het ertoe doet hoe we leven. Dat er consequenties zijn. De notie dat het helemaal mis kan gaan met ons. We gaan niet alleen naar de kerk om ons te laten troosten door het Woord, maar soms ook om ons te laten ontleden. Want het Woord is scherp als een mes (4,12). De Veertigdagentijd is een tijd van inkeer. We gaan onszelf en onze motieven na. Dat klinkt nog heel acceptabel. Spannender wordt het als het een tijd wordt waarop Gód onze motieven nagaat. Introspectie is heel aardig, maar laten we de in-spectie van het Woord ook toe? Dat kan weleens de toetssteen van onze oprechtheid zijn.

De Hebreeënbrief, eigenlijk meer een traktaat, bestaat uit een afwisseling van ‘oproep’ (Gr.: paraklèsis – vgl. 13,22) en cultische uitleg (zie met name hoofdstuk 5 en 7-10). In een steeds sterker crescendo doet de brief een beroep op ons, tot het me regelrecht irriteert. Het zij zo. Me laten irriteren, is dat niet mijn roeping? Is dat niet de manier waarop mijn gemakzucht doorbroken wordt? Me laten storen, is dat niet het doel van de Veertigdagentijd? Het doorbreken van een status quo, een ‘rust’, kan heilzaam zijn. Onze voorbarige slotsom, onze zelfgenoegzaamheid heeft iets doods. Je kunt dat ogenschijnlijk orthodox invullen: Jezus heeft voldaan, nu is alles goed. Je kunt het ook vrijzinniger invullen. Maar in beide gevallen is het een standpunt, geen weg meer die je gaat. De reis stokt. Pas op, zegt het traktaat. Voor je het weet staat er ‘hier rust’ boven je. Maar dan lig je onder een steen en is je leven inderdaad tot een voorbarige slotsom gekomen. Maak haast… om de ware rust in te gaan (4,11). Blijf leven in die spanningsboog.

Bij Hebreeën 4:1-13 en Lucas 9:57-62

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Passage van de Heer

De instelling van het Pascha volgens Exodus 12 vormt de introductie op het grote verhaal van de uittocht. Deze instelling wordt gesitueerd tussen de aankondiging (11,1) en het ten uitvoer brengen van de tiende plaag (12:29). Nog voordat God de bevrijding van zijn volk uit Egypte van start laat gaan, vindt er een ‘religieuze anticipatie’ op dit heilsgebeuren plaats. Men kan er ten minste twee tijdsdimensies in onderkennen: een van onvoltooid verleden tijd én een van toekomende tijd. Zo wordt de viering van het Pascha een ‘heilshistorisch knooppunt’ in de tijd.

Nieuwe boeken