Menu

Basis

Zwaartekracht

‘Ik voel me door God betrapt en begrepen, zondig en gezegend beide.’ Ivo de Jong kan niet zonder de spiegel van het gebed, als bron van zelfinzicht – waarin je ontdekt dat je nog lang niet bent waar je wezen wil.
 

Zelf heb ik nooit een Bijna Dood Ervaring beleefd; wel heb ik mensen met een Bijna Dood Ervaring ontmoet. Als ik hen geloven mag, komt zonde van zwaartekracht: de angst van je ego voor het sterven.

Ze vertellen over een warm licht, en dat ze zelf steeds lichter werden. Ze herinneren zich een weg omhoog, met steeds minder zwaartekracht: ‘Toen ik inzag dat het werkelijk wáár was van dat Licht en die Liefde moest ik huilen van rouw en vreugde beide; en ik voelde hoe mijn tranen de zwarte krachten afwasten’. En: ‘Hoe meer je aan deze kant al in het licht leeft, des te makkelijker de overgang zal zijn. De schellen vallen van je ogen; God straft met inzicht.’ Al weet ik niet wat ik geloven kan: het is een prachtige veronderstelling, dat leven een weg van donker naar licht is. Een pad van wond naar wonder, van zonde naar zon.

ECHT ZIJN

Ik lees de briefwisseling van twee van mijn christelijke helden: Czeslaw Miłosz en Thomas Merton. De bundel heet: Striving towards Being, ‘streven naar echt zijn’. Beide mannen zijn onbarmhartig eerlijk over zichzelf tegenover de ander. Die ander reageert vervolgens vol compassie: ‘Dat valt nog wel een beetje mee met jou hoor, je oordeelt te hard over jezelf. Ik daarentegen! Ik heb het veel bonter gemaakt.’ En dat menen ze dan nog ook, in Godsnaam.

Zonder wrijving geen glans, zeggen ze. Je groeit door jezelf te confronteren aan een hogere macht, of aan een beter zelf. Beide mannen bidden, en in een gebed lieg je niet. Ook ik bid. Met de psalmen, met of zonder Bijbel. Soms merk ik dat ik uren achtereen aan het bidden ben. Ik voel dan dat ik ‘ingebed’ ben.

Als ik met God (of met mijn hogere zelf, met mijn toekomstige ik, met mijn ware naam, met het Licht) spreek, merk ik dat ik nog altijd niet ben waar ik wezen wil. Dan val ik stil met een glimlach, en luister.

Als ik bid, zoom ik uit en open ik me voor een groter geheel. Zo ontdek ik dan mijn eigen zwaartekracht. Al die zonden zou ik best wel van me af willen schrobben. Maar je kunt jezelf ook zo straffen dat je alleen maar dieper in de modder komt. De catechismus leerde hele generaties dat wij ‘onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’. Dan sta je gebukt, in plaats van gebogen, en blijft de zegen een zegen-bede. We zijn er zó aan gewend geraakt onszelf ongenadig op de kop te geven, dat er niets van de zegen overblijft. En dat is zonde.

DE ZEGEN MISSEN

Ik heb het gevoel dat God me beter kent dan mijn vrienden. Ik voel me door God betrapt en begrepen, zondig en gezegend beide. Zo’n ingebed leven tussen Genesis (van pas komen kijken) en Openbaring (van het gezien zijn) voelt ruimer dan denken dat leven slechts een drama tussen de coulissen van geboorte en sterven is. Als ik de spiegel van het gebed zou verliezen, raak ik een bron van zelfinzicht kwijt. Met het ontkennen van zonde mis ik de zegen. Hardnekkigheid is de ziekte die Jezus niet genezen kon. Je moet je wel bewust worden van de eelt op je ziel; je blindheid kan alleen genezen als je het bord voor je kop ook echt kwijt wil.

HAANTJE

Gisteren fietste ik van een zorghotel naar een volgend huisbezoek. Ik passeerde de winkel van een stel dat een jaar geleden getrouwd is. Zij is transgender. Ze zijn geen lid van mijn kerk. Dus had ik stilletjes hun huisje voorbij kunnen rijden. Dat deed ik aanvankelijk ook. Geen haan zou ernaar kraaien. Dacht ik.

Maar een ingebed haantje herinnerde me aan de zonde waar ik nu over schrijf. Honderd meter verder bekeerde ik me. Het werd een onverwacht waardevol en genadig bezoek. Stukken lichter fietste ik verder.

Ivo de Jong, predikant voor vrijzinngen (en anderen) rond Rotterdam.
Ik ben mijn zonde moe en mijn berouw,
ik ben mij zelve moede en ik ben
het zoeken moe naar God, die ik niet ken,
en die ik toch zo gaarne kennen zou.

Ik ben mijn zwakheid moe en mijn verdriet,
mijn arbeid en mijn hoop en mijn genot,
maar bovenal het zoeken naar mijn God! –
ik ben het zoeken moede – maar God niet.

Hij ziet en kent mijn zonde en vergeeft
ze zeventig maal zeven maal en meer.
Hij wil niet, dat mijn ziele sterft maar leeft.

O, wonderbare goedheid van de Heer,
die naar zo moedeloos een ziel nog vraagt,
die alle dingen, en ook mij verdraagt.

JACQUELINE VAN DER WAALS
Uit 'Nieuwe verzen', Callenbach, 1909.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken