Menu

None

Joodse wortels onder het kerstfeest

Maandag is de dag van de Theologenblog; een actuele blog uit de pen van een richtinggevend theoloog. Deze week is dat Klaas van der Kamp, die schrijft over de het Loofhuttenfeest en het evangelie naar Lucas.

Profielfoto auteur Klaas van der Kamp

Klaas van der Kamp

De traditie heeft de palmtakken ingeruild voor dennennaalden.

Het kerstverhaal van Lucas 2 hoort bij het sondergut van Lucas: materiaal dat niet voorkomt in andere evangeliën in de canon. De tekst ademt de sfeer van het joodse christendom. De tekst zit vol verwijzingen naar het leven buiten, het joodse jubeljaar en de priesterlijke teksten uit de Pentateuch. Je kunt de teksten in december lezen, maar nog sprekender is het om ze al in september te laten klinken.

De vroege christen is joods en doet weinig aan systematische theologie. Deze joodse christenen vertellen vooral verhalen. Ze brengen die verhalen niet in een systeem onder; de verhalen hebben voldoende symboliek en verbeeldingskracht van zichzelf. Het zegt voldoende dat Jezus met Pesach zijn laatste uren meemaakte en dat het pinksterfeest een wekenfeest is. Zo is er geen uitgewerkte theologie van een geboortefeest.

Loofhuttenfeest en midwinterfeest

De joodse evangelist onder Lucas lijkt bij het geboorteverhaal soms even aan het Loofhuttenfeest te denken – een knipoog is het, meer niet. Het jongste evangelie, dat van Johannes, gaat iets verder. De theoloog Hendrik Vreekamp wijst daar op als hij Johannes 1:14 weergeeft in de tekst van de Naardense Bijbel, waarmee de essentie van de geboorte van Christus is weergegeven: ‘Het spreken is vlees-en-bloed geworden, en heeft bij ons zijn tent opgeslagen’. Vreekamp wijst bij ‘de tent’ op de context van het Loofhuttenfeest. Israël woont een week lang in hutten en herinnert zich de tocht door de woestijn op weg naar beloofd land. Een wolk wijst het volk de weg overdag en ’s nachts is er het licht van een vuurzuil.

De joodse evangelist lijkt bij het geboorteverhaal soms even aan het Loofhuttenfeest te denken – een knipoog is het

Het moge duidelijk zijn dat je tegen de achtergrond van het joodse christendom anders naar kerst kijkt dan vanuit de Germaanse cultuur waarin het midwinterfeest centraal staat en je aansluit bij de zonnewende en de terugkeer van de vruchtbaarheid. Ook de adventsperiode is een late uitvinding. Gregorius van Tours noemt advent als eerste in de zesde eeuw. Hij ziet advent als voorbereiding op kerst en als mogelijkheid je al vastend voor te bereiden op het kerstfeest. Een mentale en liturgische voorbereiding dus.

En het geschiedde

Het evangelie van Lucas kiest de aanloop voor de geboorte in de biografie van Christus, in het wonder van zijn menswording. In tegenstelling tot Marcus en Matteüs komt de derde evangelist niet onmiddellijk met een tegenstelling op de proppen tussen het kind van Bethlehem en de Farizeeërs en Schriftgeleerden. De geestelijke elites duiken pas op in hoofdstuk 5, als Jezus is begonnen te prediken. Onder de tekst van Lucas 1 en 2 verraadt zich een joods denker, die geen behoefte heeft het eigen nest te bevuilen. Het voortdurend herhaalde ‘en het geschiedde’ (וַֽיְהִי, ‘wa-je-hi’) brengen ons in de klassieke verteltrant van het oude testament.

Het is de tocht door de woestijn die boven komt. De herders verplaatsen ons in het leven onder de sterrenhemel. Ze zien licht van boven, zoals het volk in de wildernis een vuurzuil zag. Het sondergut lonkt naar het buitenleven, zoals joden dat tot op de dag van vandaag doen als ze in een loofhut bivakkeren. Het is een kribbe die Jezus met de herders verbindt. Je komt die kribbe tegen in diverse oudtestamentische teksten, zoals Spreuken 14,4: ‘Als er geen koeien zijn, blijft de kribbe schoon’, de kribbe is een teken van de buitenplaats.

Naar zijn eigen stad

Er zijn meer verbindingen in het sondergut met joods gedachtengoed. De mededeling doet vreemd aan dat Jozef en Maria naar Bethlehem gaan, zoals ‘ieder naar zijn eigen stad’ gaat. Immers tussen David, de ‘godfather’ van de familie, en Jozef zitten 28 geslachten. De schrijver maakt niet duidelijk waarom men zoveel geslachten terug zou moeten gaan. Waarom een volkstelling houden en dan mensen laten trekken naar een plaats waar 28 generaties geleden iemand woonde; waarom dan niet 14 of 10 terugrekenen, of gewoon de telling in je huidige woonplaats laten plaatsvinden – dat lijkt me nog het meest eenvoudig. Als je een volkstelling wilt laten mislukken, moet je het zo ingewikkeld maken…

Het vocabulaire ‘naar zijn eigen stad’, en even later, ‘omdat hij van het huis en geslacht’ van David was, doen de joodse toehoorders denken aan Leviticus 25:10: ‘Ieder zal terugkeren naar zijn eigen bezit en ieder zal terugkeren naar zijn familie’. De tekst van Leviticus staat in de context van het jubeljaar. En de oorspronkelijke joodse lezers zijn daarmee op het spoor gezet van Lucas 4, waar de eerste preek van Jezus ook over het jubeljaar gaat. Jezus realiseert het jubeljaar.

Als je een volkstelling wilt laten mislukken, moet je het zo ingewikkeld maken

De joodse traditie is vertrouwd met de ‘ondertrouwde vrouw’ (Deuteronomium 22:23). Het tekent de band tussen Jozef en Maria (v. 5). Deuteronomium zegt dat zo’n vrouw gedood moet worden als ze op een stille locatie is verkracht door een vreemde man. De lezers zullen vreemde gevoelens hebben gehad, als ze ervaren dat Maria zwanger is van de heilige Geest (Lucas 1:35); impliceert het dan dat Maria en God zelf de dood waardig zijn?!

Onrein

Het ontbreken van de plaats in de herberg heeft niets te maken met de drukte in die tijd in Bethlehem. Het sluit aan bij Leviticus 12, waar staat dat de vrouw die een zoon baart een week onrein is, en dat de omgeving in die onreinheid deelt; zo’n winkelsluiting kan oplopen tot 40 dagen of zelfs tot 80 dagen als er sprake is van een dochter. Je wilt als herbergier geen uitspanning die de wrange vluchten plukt van een bevalling en als ontmoetingsplaats lang uit de running moet zijn.

Het christendom is ontstaan op Joodse bodem en daarna wereldwijd gegaan. De joodse aanzetten voor de theologie hebben zich daardoor niet in volle omvang in de liturgie doorgezet. Het was logisch geweest als het christendom de drie grote joodse feesten had verwerkt, die van Pasen, Pinksteren en Loofhutten. Het Loofhuttenfeest leent zich voor de positionering als feest van de geboorte. Het is een vrolijk feest en komt af en toe in de schrift voorbij, zoals Ezechiël 45:25 en Johannes 7:2. De profeet Zacharia profeteert dat de heidenen het Loofhuttenfeest zullen meevieren (Zacharia 14:18). Johannes schrijft in Openbaring dat mensen de palmtakken in de hand nemen om feest te vieren (Openbaring 7:9).

De traditie heeft de palmtakken ingewisseld voor dennennaalden.

Het kerstverhaal van Lucas 2 hoort bij het sondergut van Lucas: materiaal dat niet voorkomt in andere evangeliën in de canon. De tekst ademt de sfeer van het joodse christendom. De tekst zit vol verwijzingen naar het leven buiten, het joodse jubeljaar en de priesterlijke teksten uit de Pentateuch. Je kunt de teksten in december lezen, maar nog sprekender is het om ze al in september te laten klinken.

Nooit heb ik niets met U

In Nooit heb ik niets met U voert Henk Veltkamp persoonlijke gesprekken met 25 verschillende mensen over wie God voor hen is. Die vraag levert heel diverse antwoorden op. De een krijgt een warm gevoel en raakt niet meer uitgepraat. De ander haalt de schouders op. Gesprekken met Stevo Akkerman, Nora Asrami, Tamarah Benima, Stef Bos, Tijs van den Brink, Heino Falcke, Jacobine Geel, e.a.

nooit heb ik niets met u

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken