Menu

None

"Wat ik 'gewonnen' heb is 'realiteit', is 'het goede', is 'God'"

Laatst verscheen het boek Liefde is licht, een boek met teksten van Simone Weil. De teksten zijn vertaald door Laurent Bastiaens. We mochten hem een paar vragen stellen naar aanleiding van zijn vertaling. Hij gaat o.a. in op waarom hij Weils teksten vertaalde en welke tekst van hem tot zekerheid in het geloof in God leidde. Lees hier het interview.


Dit is een bijdrage n.a.v. Liefde is licht

Liefde is licht Simone Weil

In de essaybundel Liefde is licht houdt Simone Weil haar lezers confronterend een spiegel voor. Aan de hand van filosofie, Griekse mythen en Bijbelse verhalen laat zij zien dat wij mensen de waan najagen. Deze op jonge leeftijd overleden Franse filosofe kijkt ons recht in de ogen en beweert dat het mogelijk is om elke waan te ontmaskeren. Op die manier ontstaat er ruimte om God te ontmoeten. In deze niet eerder of nieuw vertaalde teksten lukt het haar diepe inzichten te delen die verder reiken dan het verstand ons tegen kan werpen. Met een inleiding van Frits de Lange.


Ik begin met het laatste vraagje:

Wat hoop ik dat de lezers zullen opsteken van “Liefde is licht”?

Er is, om aangesproken te worden door getuigenissen als die van Simone Weil, meer nodig dan de aandacht die een doorsnee lezer  gemeenlijk opbrengt om zijn krant te lezen.  Er is, zegt S.W. “’honger’ nodig naar waarheid,”  behoefte naar een antwoord op vragen in de ziel die zich geconfronteerd ziet met tegensprekelijkheid, leegte, zinloosheid, lijden, dood.  Deze  zielen zullen heel zeker hulp, steun, vinden in de teksten van S.W.  Ik heb het niet over hulp onder de vorm van “troost”, of “geluk”. (Evenzeer als ongeluk is geluk voorwerp van medelijden…Geluk zonder ondertoon van ongeluk bestaat niet. Enracinement. 155 ) “Kwaad is alles wat troost.” (Brief aan L.Bousquet. L i L. 178)  De titel voor deze bloemlezing, denk ik, mag ook in deze zin begrepen worden. “ L’Amour n’est pas consolation, il est lumière.”  (Cahier II. P.81)   

Ik en de mensen

Ik weet niet wat er omgaat in de ziel van de mensen die ik dagelijks tegenkom. Ik weet niet wat zij lezen of waardoor zij aangesproken worden.  Ik heb mijn handen vol met mijn eigen zelf. Maar ik heb heel veel redenen om te vermoeden dat op onze wereldbol de algemene toestand van die aard is dat er steeds meer “lezers” zijn die dieper dan ooit beseffen wat Thibon, de goede vriend van S.W., schreef: “De mens weet niet wat hij wil maar hij weet heel goed dat hij niet wil wat hij al heeft.

“Ik hoop dat de lezer … terechtkomt bij de Christus van het evangelie.”

Er zijn verschillende Simone Weils in omloop.  Ik hoop dat de lezer in Liefde is Licht de “radicale” Simone Weil herkent die zuiver rationeel  over de “onmogelijkheid” en de “tegensprekelijkheid” heen gaat, en terechtkomt bij de Christus van het evangelie.

Waarom Simone Weil? Waarom vertalen?

In het zielsgebied, waarover deze bloemlezing gaat, zijn het vooral  dichters, schrijvers, kunstenaars, “heiligen”,  die aan het “lezerspubliek” iets kunnen overbrengen van wat zich afspeelt in een mensenziel die “wakker” werd, of bezig is wakker te worden in de grot van Plato. (Wie is  zich niet bewust van de beangstigende gelijkenis tussen de mens van Plato, die gemanipuleerd wordt door de schaduwbeelden van de marionetten, en de mens van nu bij het TVscherm dat bestuurd wordt door de geldgod?  S.W. schrijft dat het op de aarde, sinds het christendom ontstond, alleen maar erger geworden is i.p.v. beter, en dat de “kanker” nu zo ver gevorderd is dat van een “genezing” geen sprake meer kan zijn.)

Een paar voorbeelden van bewustwording

Van Gogh:

à cause de cela (situatie v. onbegrip t.o. ouders en omgeving) on n’est pas sans mélancolie, puis on sent des vides….et on sent le terrible découragement ronger à l’énergie morale, et la fatalité  semble pouvoir mettre barrière aux instincts d’affection, et une marée de dégout qui vous monte. Et puis on dit: Jusqu’à quand, mon Dieu!…Et les hommes sont souvent dans l’impossibilité de rien faire, prisonnier dans je ne sais quelle cage horrible, tres horribble.. (brief aan zijn broer),  

Reve:

“ …Nu geloof ik dat we nog vele duizende jaren door moeten, van vele levens, voordat we door het bestaan heen zijn en het Niets met God mogen delen…  Nu ga ik naar de mis in het dorp. Er komen maar 27 of 30 mensen, en niemand communiceert meer, behalve twee of drie oude vrouwen en ik. God is niet dood, maar wel heel erg ziek .    Soms wil ik niet verder….Ik kan het leven namelijk niet zien als zin hebbend in zichzelf. Ik kan iets nooit zien anders dan ondergeschikt aan iets groters, aan iets dat niet begrensd is. Niets kan van zichzelf iets betekenen tenzij het van het onbegrensde getuigt, dit vertolkt of er het symbool van is. God is het enige dat van zichzelf iets betekent.”  (brief aan Simon), 

Jellema:

Uitdrukken hoe alles een eenheid is en uit een eenheid is voortgekomen.” (Tekst van Eckhart op zijn grafsteen. Wierde van Saaksum.)

Faverey:

Zodra ik mijn ogen opsla / is het onzichtbare mij ontglipt / en begin ik te zien wat ik zie / herinneringen aan wat ik zag / en ooit zal zien / Door te zien / blijf ik mij herinneren / en hoop ik dat ik besta / Vooral als ik naar haar kijk / wanneer zij zo haar hand door / haar haar haalt, haar elleboog / steunend op haar knie, en zij / iets tegen mij zegt ….”

Korteweg:

Ps 139  …….Ver weg of dichtbij in de kraag pak je me; geen kant kan ik op, in Den Haag niet en nergens.

Zoveel getuigenissen die tot het besef leiden dat we hier beneden nooit, nergens en met niets terecht kunnen.  Niemand die zich hiervan niet vanzelfsprekend bewust is. Maar antwoorden op vragen als: “Hoe weet ik dat ik niet met een verkeerde  of ingebeelde Christus zit? (Marcus 13,  21-22) (Matt. 24.24), (Matt. 7, 15) , of “Hoe verantwoord ik  een voor het verstand onmogelijk en tegensprekelijk radicaal evangelisch leven uit genade alleen?”, die antwoorden kon ik niet vinden, niet in mijn studententijd, en ook niet toen ikzelf, godsdienstleraar, aan mijn leerlingen het verlangen naar waarheid wilde bijbrengen.

Burn-out

Mijn “carriére” eindigde met een burn-out.  Ik werd een  “zieke”,  iemand die stond aan te schuiven bij de kassa van de Aldi met de Navolging van Thomas a Kempis in zijn handen, iemand die naar een psychiater verwezen wordt. Maar ziekten van deze soort kunnen door psychiaters niet genezen worden. Dit soort “genezing” wilde ik niet. Integendeel, de  “depressie”, waar ik onder leed, bleek zowat het enige te zijn in mijn ziel dat nog echt gezond was. Ik wilde niet terug naar het paleis van de boze schoonmoeder. Ik wilde, zoals Sneeuwwitje, door de nachtmerrie van het woud heen, naar het land van de zeven dwergen.  

“Ik wilde, zoals Sneeuwwitje, door de nachtmerrie van het woud heen, naar het land van de zeven dwergen.”

De “radicale Jezus”

Eén kabouter had ik al, een tuinkaboutermeisje.  Ik ben er nu 60 jaar mee getrouwd. Alle vrije tijd, die ze mij gewaardigde toe te staan,  bracht ik door in Google en Wikipedia, achter  een hoop boeken en een steeds groeiende berg nota’s. Volop tijd dus om  ernstig na te denken en antwoorden te zoeken.  Maar hoe meer ik zocht, des te meer geraakte ik alleen maar verder overhoop met Kerk, academie, religie.  De  “radicale Jezus”, die zich aan mij steeds duidelijker begon te openbaren, ging nog erger te keer tegen de huidige agiornamento-priesters, tegen de manifestanten van het christelijk-humanistische “Wij zijn er voor elkaar”, tegen de academie-filosofen en theologen, dan Hij destijds te keer ging tegen de fariseërs en en schriftgeleerden.  Het was tenslotte Simone Weil bij wie ik mij herkende, die mij wees op de uitzonderingen, op de echte volgelingen van Jezus, die mij leerde hoe ik de Navolging moest lezen, die mij hielp zoeken waar en hoe ik het antwoord kon vinden  op mijn vragen. 

Zekerheid

Wat doet een soort kluizenaar, een monachos, die iets, dat hij heel duidelijk herkent, leest in een vreemde taal. Die begint die teksten te vertalen, woordje voor woordje, gelijk een kind leert lezen, om er nog duidelijker door aangesproken te worden, om steeds meer vaste grond van zekerheid onder zijn voeten te voelen. Het is goed te begrijpen dat zo iemand bij elke herkennng (Plato zegt “Herinnering” L i L. 91, 94, 98) dit ook wil mededelen aan anderen,   zoals een kind roept: “Kijk,  een luchtballon.”  Het werden vele stille uren, uren waarin ik soms mocht aan den lijve ervaren wat Jezus bedoelde toen Hij zegde: “Ik geef u mijn vrede. Niet zoals de wereld die geeft…” Jo.14.27.   Ik stond en sta eindelijk op “zekerheid”.  Niet een ingebeelde “zekerheid”als die van bvbG.Sinnige. (Mystieke werken van Joannes v.h.Kruis. Carmelitana. 1980 p.167) “ De vertrouwdheid met de eigen groei van ons innerlijk leven betekende een zekerheid die ons nu in de steek laat.”  maar een zekerheid die  er nog altijd is, ook  “Als alles tegenzit, en God geeft niet thuis” ( I. Driesen. Lannoo)  , als de ziel roept: “Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten.”

“Ik stond en sta eindelijk op ‘zekerheid'”

Hoe zit dat met die “zekerheid”? / Hoe kan ik begrijpen dat het verlangen naar het goede reeds het bezit van het goede is?

Heel het denken van S.W. zit in haar Cahiers met persoonlijke nota’s. Het is als een doos vol puzzelstukjes, vol wiskundige formules. Om een vollediger beeld te zien van Simone Weil  (Liefde is Licht viseert hoofdzakelijk haar denken in zover het leidt  tot onvoorwaardelijke instemming met de radicale eis van het evangelie) is een lezing van de door Gustave Thibon opgestelde bloemlezing  La pesanteur et la gràce“- er bestaat een nederlandse vertaling – aangeraden.

Enkele mokergedachten:

Cahier II.83. 

L’Invention mathématique est transcendante.”

B.K (Brief aan een kloosterling) 27.

De essentiële waarheid omtrent God is,  dat Hij goed is.

Enracinement. 232.

De zekerheid dat elk denken dat niet kan samengaan met werkelijk zuivere beweegredenen op dwaling berust, is de eerste van alle geloofsartikelen.    Het geloof is voor alles zekerheid dat het goede een is.

Pensées sans ordre 44.   

De enige keuze die de mens heeft is al dan niet zijn liefde op aardse dingen richten. Weigert hij zijn liefde aan aardse dingen te hechten. en blijft hij onbeweegelijk wachten, zonder te zoeken, zonder zelfs trachten te weten waarop hij wacht, dan is hij absoluut zeker dat God de hele weg zal afleggen tot bij hem.

Essentieel is dat men honger heeft. Dat is geen overtuiging. Dat is een absoluut zekere kennis.

P s O. m.v. 280.

Waar er zekerheid is dat iets, dat onontbeerlijk is voor het heil, onmogelijk is, is er ook absolute zekerheid dat er daartoe een bovennatuurlijke mogelijkheid bestaat.

La Connaissance surnaturelle. m v 333 6.  

God is, vermits ik het verlang. Dat is even zeker als mijn bestaan.

Science Grecque . mv 394.  

De liefde van God is de enige bron van alle zekerheden.

C S . mv 440.   

Het is door hun geloof, geloof dat baadt in het licht van Christus, dat de Grieken die honger naar zekerheid hadden die hen de meetkundige demonstratie deed uitvinden. Het is omdat de mathematica een theologie was dat zij zekerheid wilden.

De zekerheid is de gehoorzaamheid van het verstand, en niet, zeker niet de onderwerping aan een autoriteit buiten mij, zelfs geaccepteerd door het geloof.

C S  mv 588.     

L i L. 253-254.   Dat God het goede is, dat is zekerheid. Het is een definitie. Dat God op zekere wijze –die ik niet ken – realiteit is, dat zelf is zekerheid. Dat is geen geloofspunt. Maar dat elke gedachte waarmee ik verlang naar het goede mij ook naderbrengt tot het goede, dat is wel een geloofspunt.

S.W. deed mij inzien dat het denken, dat tot geloofszekerheid leidt, niet zozeer uit hedendaagse bevindingen komt, maar uit de oudheid, niet zozeer uit een “Kerk”, dan wel uit een vorm van atheïsme, niet zozeer uit de “geloofsleer”, dan wel uit de wetenschap, niet zozeer uit  taborvisioenen of welke transcendente ervaringen dan ook, dan wel uit  besef van aardse zinloosheid, leegte, lijden en dood.

Aan de voeten van de enige ware Jezus

Wij mogen, schrijft zij, om tot diepere aandacht te komen, alleen materialistisch denken.(cf. Leçons de philosophie. Plon. 1959. P. 18.)  “Plus nous serons honnêtement matérialistes plus nous aurons , ensuite, d’armes contre les matérialistes. On peut donc dire que le  matérialisme et le spiritualisme sont corrélatifs. C’est en étudiant la matière que nous trouverons l’esprit.”  Er bestaat geen ander denken dan “materialistisch” denken.  De fout van de materialisten  (ik denk hier bvb aan Philipse) bestaat er juist in dat zij niet materialistisch genoeg denken.  Een atheïst, die eerlijk materialistisch blijft doordenken  tot het einde, komt vroeg of laat uit bij de homo mysticus: aan de voeten van de enige ware Jezus.

“Een atheïst komt vroeg of laat uit bij de homo mysticus: aan de voeten van de enige ware Jezus.”

Voorwaarden tot geloofszekerheid

Eerste voorwaarde tot geloofszekerheid is een duidelijk besef dat de meedogenloze ijzeren wetten van de noodzakelijkheid elke aardse zingeving onmogelijk maken. De lezer vindt in dit verband de zo bekende tekst  van S.W.  (Uiteraard ook mijn voorkeurtekst.) in  L i L. p.178 e.v.) De liefde van God en het ongeluk.

Zolang de mens enkel leeft op vooruitzichten hier beneden, zolang heeft hij geen Christus en geen evangelie nodig. Het laatste waar ik mij van bewust ben, is dat mijn god heel vaak “prestige” heet. S.W. noemt de Christus van de  zondagvoormiddagchristenen een peppil. Christus zegt niet dat het voor de rijken moeilijk is om onvoorwaardelijk en buiten alle compromis,  in  waarheid te leven, in een toestand zonder “combleuses de vide”, van enkel “leegte”, Hij zegt dat het onmogelijk is. En wij zijn allemaal “rijken”. 

Alleen zekerheid maakt dat ik onvoorwaardelijk kan kiezen voor leegte en ongeluk, d.i. voor de onmogelijke en enig mogelijke weg van het Kruis.

Welke tekst mij tot zekerheid leidde

De tekst van S.W. die mij tot die zekerheid leidde, zo dat ik sindsdien eindelijk met mijn volle verstand weer de eerste zin van het Onze VaderGeheiligd zij uw Naam” kan bidden, is de volgende.

(L i L. 257-258)   Als ik mijn verlangen afwend van alle dingen hier beneden, omdat het geen goede dingen zijn, heb ik de onvoorwaardelijke absolute zekerheid in de waarheid te zijn.  …   Ik scheur de totaliteit van mijn verlangen naar en liefde voor de aardse dingen los om hen te richten op het goede.

Maar, zal men zeggen, bestaat dit goede wel? Wat doet dit ertoe? De dingen van hier beneden bestaan, maar ze zijn niet het goede. Of het goede wel dan niet bestaat, wat maakt dat uit? Er is geen ander goed dan het goede.

Wat is dit goede? Dat weet ik niet?  Maar  nogmaals, wat doet dat ertoe? Het goede is datgene waarvan de naam alleen, als ik er mijn denken op richt mij de zekerheid geeft dat de dingen hier beneden niet het goede zijn. Indien ik niets anders weet van het goede dan enkel de naam, dan is het ook niet nodig er iets meer over te weten dan de naam alleen, en volstaat het dat ik van die naam gebruik weet te maken om me van het niet goede te onthechten.

Is et niet lachwekkend iets dat is los te laten voor iets dat misschien niet is? Geenszins, indien wat is niet het goede is, en wat misschien niet is, het goede is.

Maar waarom zeggen “wat misschien niet is”?

Het goede bezit zeker geen realiteit waaraan het attribuut “goed” kan toegevoegd worden.  Het heeft geen ander zijn dan dit attribuut. Het heeft geen ander zijn dan het goede te zijn. Het heeft de volheid van die realiteit. Het heeft geen enkele zin te zeggen “het goede is” of “Het goede is niet.” Men kan alleen zeggen “het goede”.

De dingen van hier beneden bestaan. Ook zal ik die vermogens van mij, die betrekking hebben op het bestaan, niet van hen losmaken. Vermits er geen enkel goed is in de dingen van hier beneden, ontneem ik hen gewoon het vermogen dat in betrekking staat met het goede, namelijk de liefde.

Weils uitleg

Om dit nog duidelijker te beseffen , geeft zij  volgende uitleg:

Zij begint (als goede leerlinge van Descartes) met een  totale twijfel.

(L i L. 243)    Indien men zichzelf voorhoudt:zelfs indien de dood niets nieuw zou brengen, doch enkel maar een einde zou stellen aan het leven hier beneden, zonder een ander leven in te luiden; zelfs indien de dood enkel het niets zou brengen; zelfs indien deze wereld hier totaal door God achtergelaten zou zijn; en zelfs als absoluut niets aan het woord “God” zou beantwoorden en het alleen een product zou zijn van kinderlijke illusies,  aangenomen dat het zo zou zijn, zelfs dan, zelfs in dat geval, verkies ik nog liever te doen wat God mij lijkt op te dragen, ook al zouden daar afschuwelijke vormen van ongeluk uit voortkomen, dan welke andere dingen ook te doen.

En zij verdedigt deze stelling als volgt:

(L i L. 244)  Ik moet alles ondergeschikt maken aan de gehoorzaamheid  (wat aan de verstandszijde van de contradictie  “gehoorzaamheid” heet,  heet aan de transcendente zijde “liefde”.)  aan God, en dit zonder één enkele uitzondering, met de gedachte: Indien God reëel is, dan heb ik alles te winnen, ook als het ogenblik van de dood het niets brengt. Indien dit woord enkel aan illusies beantwoordt, dan verlies ik er niets bij, want dan bestaat er absoluut geen enkel goed, en heb ik bijgevolg ook niets te verliezen. 

Driemaal lezen

En wat nu komt moeten we driemaal lezen. Zij stapt hier gewoon over de contradictie heen om terecht te komen in een transcendente evidentie, een wiskundige zekerheid, waarvan de realiteit door niets en niemand kan ontkend worden.

Ik heb er zelfs bij gewonnen in de waarheid te zijn, want ik weiger het illusoir goed, dat bestaat,  maar dat geen goed is, om in de plaats daarvan iets te kiezen dat in deze veronderstelling  ( d.i. aan deze zijde van de contradictie, in het domein dus dat door het verstand kan bestreken worden) niet bestaat, maar dat, zo het zou bestaan, nog het enige goed zou zijn.  

“Ge ziet het ‘ineens’,  of ge ziet het niet. Wat ik ‘gewonnen‘ heb is ‘realiteit’, is ‘het goede’, is ‘God’.”

Ge ziet het “ineens”,  of ge ziet het niet. Wat ik “gewonnen” heb is “realiteit”, is “het goede”, is “God”. Transcendente realiteit waarvan ik zekerheid heb. Realiteit waarvan ik niet het “wat’ ken, maar alleen het “dat”. Dat is genoeg. (2 Cor. 12)   En de zaak wordt helemaal vanzelfsprekend als ik besef dat ik het “wat” van de dingen van hier beneden evenmin ken. Er bestaat geen weten “wat”.

Leef ik aldus, dan kan geen enkele openbaring bij het sterven spijt veroorzaken; want dan zou ik, ook als de wereld geregeerd zou zijn door het toeval of door de duivel, het niet betreuren aldus geleefd te hebben. Dat is al heel iets anders dan de “pari” van Pascal. (Zij zag het Godsbewijs van Pascal als een “overtuiging” niet als een “zekerheid”. Bij Pascal kwam dat neer op zo iets als: “Ik durf met u wedden dat God bestaat.” Dat is gewoon gokken.)

In de volgende formule staat het dan ook zwart op wit:

Ik ben in de waarheid indien ik mijn verlangen losmaak van alle dingen hier beneden die niet het goede zijn om het te richten op het goede, zonder te weten of dit goede bestaat of niet.

Eens geheel mijn verlangen op het goede gericht, welk goed moet ik dan nog verlangen?  Ik bezit dan immers al het goede.

Verlangen naar het goede is reeds het bezit van het goede.

L i L 245 “Dus God is, vermits ik het verlang. Dat is even zeker als mijn bestaan.”

En even verder:  (ibid): “Als ik alleen maar verlang naar het ware goed te verlangen, wordt mijn verlangen vervuld door het feit dat ik het verlang.

Het is niet moeilijker dan dat.”

Ofwel door Christus, ofwel in waan

Het is ofwel enkel nog in alles wat we denken en doen in en door deze Christus leven,  radicaal dus (dat het rationeel onmogelijk is moeten we gewoon negeren, zoals de held van het sprookje)  ofwel buiten de waarheid leven in waan, letterlijk als waanzinnigen. 

Het toepassen

Het probleem komt pas als we het radicaal evangelisch leven proberen toe te passen. Hoe iets toepassen dat onmogelijk, ja voor ons verstand tegensprekelijk is?  (Mtth. 19.26)  Het is alleen denkbaar als een telkens en telkens weer mislukken en herbeginnen in een “oneindige” reeks tot we sterven. Letterlijk gelijk een zaadje groeit,  terwijl de boer slaapt. (Marcus 4. 26-32). Hoe de leegte handhaven?  Wij doen heel ons mensenleven lang niets anders dan telkens en telkens weer onze leegte vullen met  “combleuses de vide”.

De dingen van hier beneden zien als metaforen

Het lukt al wat beter indien we lerende dingen van hier beneden enkel te zien als metaforen, als tekens, als verwijzingen naar het ware goed, als Gods eigen eerste en eeuwig geboren Zoon zelf (hoe we ons die “Christus” ook voorstellen:  zoals de oude Grieken, als Eros, als de Wereldziel  (L i L. 49), of zoals de Jezus van de Bijbel… Het verschil tussen een humanist en een christen is dat de humanist van de schone en goede dingen hier beneden zijn god maakt, en de christen deze dingen alleen bemint als een  prentbriefkaart die God ons stuurt, als de taal waarmee hij ons roept, als lokmiddel, als de zang van sirenen, als het mooie labyrint, waarin we verdwalen, en waarin het monster, de Vader, ons opwacht om ons liefdevol te verslinden. (Attente de Dieu. Fayard. Paris. 1966. P.153)

Gods moraal toepassen

Wij zijn het gewoon humanistisch opgevoed te worden,  met  het beginsel: Weest geen egoïsten, weest goed voor elkaar, dan komen jullie in de hemel.  En om goed zijn  moeten we dan een sterke wil hebben en we moeten dan met ons verstand zien uit te maken wat moreel goed en wat moreel slecht is. Komt daar ineens een sigarettenrokende Parisienne die zegt dat het precies andersom moet, dat het verstand niet tot dit onderscheid in staat is, vermits het over iets gaat dat zuiver relatief is,  dat er helemaal niet zo iets nodig is als een “vrije” wil om tot het goede te komen ( De wil bewerkt in de ziel niets.  De inspanning waarmee de ziel tot verlossing komt gelijkt op de inspaning waarmee men kijkt, luistert, waarmee de verloofde “ja” zegt.  … Wat de taal “wil” noemt is integendeel analoog aan “spierinspanning”. Attente de Dieu mijn vert. p. 169) en dat er evenmin zo iets bestaat als “egoïsme”. ( Alleen God kan egoïst kan zijn. I.P. mijn vert. p. 82). 

Daarna komt de naastenliefde vanzelf

Vanaf het ogenblik, zegt zij,  dat ons verlangen losgescheurd is van ijdele waarden, passen we automatisch Gods juiste moraal toe. Pas als ze klaar is met dit uit te leggen, ziet ge dat wat zij zegt al zwart op wit in het evangelie staat: Matth; 6.33. Zoek eerst het Rijk Gods…de rest wordt u toegeworpen…”.  “Zorg eerst dat ge in de hemel zijt, in de Waarheid” ,  (de ”Waarheid” is  “Iemand” en “Iets” tegelijk. Die “Iemand” moet opnieuw de rechtmatige plaats innemen waar vroeger ons denkbeeldig “persoontje” was.) daarna komt de de naastenliefde vanzelf, gelijk bij een soort bovennatuurlijke robot, “zonder dat de linkerhand nog weet wat de rechterhand geeft”. (Matth. 6.3-4). Iemand die probeert moreel radicaal te leven, alleen voortgaand op het rationeel moreel oordeel, komt ofwel terecht in een zuiver relatief conformisme, of in een vorm van fundamentalisme, zelfs van terrorisme.  Wittgenstein zegt ergens : Als moraal bestaat, komt ze van boven….Zie ook Bonhoeffer: “ Wie houdt stand? Hij alleen die niet zijn denken,  zijn principen,  zijn geweten,  zijn vrijheid of zijn deugd tot laatste maatstaf maakt, maar bereid is dit alles te offeren wanneer hij staande in geloof en alleen aan God gebonden, geroepen wordt te handelen in gehoorzaamheid…”    (Verzet en overgave). Ten Have. Amsterdam. 1969.

“Zorg eerst dat ge in de hemel zijt, in de Waarheid”, daarna komt de de naastenliefde vanzelf, gelijk bij een soort bovennatuurlijke robot, …”

Alle moreel oordeel verdwijnt

Bij de radicalist die alleen nog probeert leegtevulsels te vermijden, en dus in totale leegte stap voor stap verder gaat, alleen nog staande op het aanvankelijk oneindig kleine deel van zijn ziel dat “Christus” zelf is, verdwijnt vroeg of laat alle moreel oordeel, daar is enkel nog een bovennatuurlijk automatisme. Het “Medelijden”  van de Barmhartige Samaritaan is bij zo iemand iets als een soort ziekte. Simone Weil zat met die vervelende ziekte.  In een gevorderd stadium maakt die ziekte dat ge niet meer “normaal” zijt. Zij is trouwens m.i. aan deze ziekte gestorven. Sommige commentatoren schrijven dat zij zelfmoord pleegde door voedsel te weigeren. Dat is niet juist. Zij kon niet meer eten. Zij kreeg geen brok meer door haar keel als zij dacht aan de kinderen die op datzelfde ogenblik stierven van honger. Wat Salome Reinherz, (schone naam) de mama van S.W., deed zeggen: “Bid God dat uw dochter geen heilige wordt”.

De homo mysticus

Ongeveer gelijktijdig met R. Wittgenstein  leert S.W. ons dat de mens van de toekomst, als er nog een toekomst is,  een homo mysticus zal zijn, en wel een radicaal-evangelische homo mysticus (die in de Navolging vroeger alleen denkbaar was als monnik in een klooster).  Voortaan dus iedereen monnik. Elk huisgezin een klooster met een St Franciscus, een Heilige Clara, en een huiskamer  vol kleine monnikjes.  “Après l’écroulement de notre civilisation, des deux choses l’une: ou elle périra toute entière comme les civilisations antiques, ou elle s’ adaptera à un monde décentralisé. Il dépend de nous, non pas de briser la centralisation  (car elle fait automatiquement boule de neige jusqu’à la catastrophe) mais de préparer l’avenir. 

L’humanisme et ce qui s’est ensuivi n’est pas un retour à l’antiquité, mais. un développement de poisons intérieurs au christianisme.  .  P.et Gr. 169. Ed. 10/18

…   L’idée athée par excellence est l’idée de progrès  Ibid.174.

“Simone Weil leert ons dat de mens van de toekomstzal een homo mysticus zal zijn.”

Een herschrijving van de Navolging

Het  evangelisch radicalisme van S.W. wordt door veel (democratische) commentatoren  maar met een scheel oog bekeken, alhoewel zij zich toch zouden moeten afvragen waarom de Navolging van Thomas a Kempis (ook al staan er nog  voor ons onleesbare pagina’s in als die waarin de Kerk dreigt met hel en verdoemenis)  een van de grootste bestsellers aller tijden is.  Heel de mystieke filosofie van Simone weil is niets anders dan een herschrijving van de “Navolging”. Een werk dat ik zeer  aanbeveel om de Simone Weil van het radicale evangelie te herkennen en beter te begrijpen is La philosophie mystique de Simone Weil  van Gaston Kempfner. La Colombe Paris. 1960.

Ten slotte

Sta mij toe, om te eindigen: een kinderlijke träumerei: S.W. ,  een klein meisje dat weigert volwassen te worden,  lezend in “Sneeuwwitje”, dromend van een “vaderland” met een goede brave  koning  (un roi ne porte pas des fers… De Vigny),… een land zonder Parlementair leven en partijenstrijd,  (Enracinement .mijn vert. 21). (Noch de partijen, noch de personaliteiten lenen ooit het oor aan waarheid of aan ongeluk. Ecrits de Londres. Mijn vert. p.193.  ( Men moet wel blind zijn om het kwaad dat door de partijen berokkend werd, niet te zien. Nota over de opheffing van de politieke partijen. Ecrits de Londres. Mijn vert. 289) …een land met enkel nog monniken-wetenschappers (de mirakels van het evangelie, zijn hier gewoon “wetenschap”, maar dan veel verder gevorderd dan de quantum fysica) die tegen een berg die onder de voeten staat, maar hoeven te zeggen: Ga ergens anders staan. (Matth. 17. 14-20)  …de mens verspreid over de ruimte, zonder voedsel-, water-, lucht-, klimaat- overbevoking-problemen… overal ruimteschepen met een heilige Picard als kapitein…

OK. Ik zwijg al. Trouwens, mijn tuinkabouter staat daar, de handen op de heupen: of ik nu eindelijk die garagedeur zou willen verven..

Meer lezen over Weils Liefde is licht? Lees de recensie van Bep van Muilekom.

Meer actuele boeken:

Liefde is licht Simone Weil
Oerewoet Hadewijch
wie ben jij o liefde pater frans van der lugt

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken