Menu

None

Hoop ten tijde van bezetting

Mitri Raheb presenteert in zijn boek Geloven onder bezetting een vernieuwend theologisch perspectief. Als Palestijns christen leest hij de Bijbel en probeert hij de geschiedenis te duiden. Het gebied waar hij uit afkomstig is, heeft door de eeuwen heen altijd geleefd onder vreemde heerschappij. Deze constante overheersing heeft een verstrekkende invloed op het geloof van hen die in dit gebied leven. Volgens Mitri Raheb is deze context van wezenlijk belang om de Bijbelse boodschap en het levensverhaal van Jezus te begrijpen. Jezus belichaamt de hoop van het Palestijnse volk op een macht die groter is dan de wereldse grootmachten.  Hieronder een stukje uitleg uit het boek van Mitri Raheb over de hoop ten tijde van bezetting.

Het politieke programma van Jezus

Voor mensen die onder bezetting en in verdrukking leven, zijn de belangrijkste vragen: ‘Hoe kunnen we worden bevrijd?’, ‘Wat is de weg naar bevrijding?’ en: ‘Wat is de weg naar vrijheid?’ Jezus zag zichzelf als iemand die gekomen was om zijn volk te bevrijden. Daarom wordt hij in de Bijbel ‘redder’ genoemd. Redder is een christelijke term voor bevrijder. Om Jezus als bevrijder te begrijpen, vragen we ons eerst af welke wegen hij niet koos.

  • Het is opmerkelijk dat Jezus tijdens zijn leven nooit naar Rome wenste te gaan. Van iemand met zijn mogelijkheden en aanzien zou je immers verwachten dat hij als eerste naar Rome gegaan zou zijn om bevrijding te bewerkstelligen, net zoals Mozes naar de farao ging en zei: ‘Laat mijn volk gaan!’ Voor Jezus leken Rome en Caesar volkomen irrelevant.
  • Eveneens is het opmerkelijk dat Jezus geen politiek partij wenste op te richten. De evangeliën vertellen dat hij zeer populair was, dus dat had hij gemakkelijk kunnen doen. Zijn populariteit was groter dan die van enig ander politicus uit zijn tijd. Hij had koning kunnen worden en toch ambieerde hij die positie niet. Je zou denken dat Jezus geen handige politicus was: hij wist het momentum niet te grijpen, hij gebruikte mensen niet om zichzelf te promoten, hij verspeelde unieke kansen. Zijn besluit om geen politieke partij te stichten was echter een belangrijk onderdeel van zijn strategie.
  • Ten slotte valt op dat Jezus geen enkele ambitie had om een religieus leider, opperrabbijn of patriarch te worden. Hij had de mogelijkheid om een fameuze leider te worden, maar dat weigerde hij. Was Jezus dus een slechte politicus? Nee, hij had gewoon een andere politieke agenda ten aanzien van de bevrijding van het Palestijnse volk.

Wat was dan zijn agenda? De volgende punten brengen ons op het spoor.

  • Jezus vond dat politiek alomtegenwoordig was in zijn tijd. Ik neem dat ook waar in de eenentwintigste eeuw. Politiek beheerste de gedachten van mensen. Met zo veel energie die op politiek was geconcentreerd verwaarloosden mensen de polis, de stad. Jezus zag dat de balans zoek was. Dit verklaart zijn politieke programma, dat in de kern bestond uit het reizen van de ene polis naar de andere, van stad naar stad, van dorp naar dorp (Marc. 1:38-39). Hij wilde precies daarheen, waar geen enkele religieuze leider ooit naartoe zou gaan: naar dorpen en afgelegen stadjes waarvan de naam nauwelijks bekend was. In dat opzicht verschilde Jezus volledig van Paulus. Paulus was een strateeg met een visioen om een kerk te stichten in elke metropool van het Romeinse Rijk. Zo stichtte hij een netwerk van kerken in elke grote stad. Dat was Paulus, de Jood uit de diaspora, de strateeg. Jezus was niet geïnteresseerd in belangrijke steden; hij koos voor de afgelegen dorpen in Palestina. Daarom was hij altijd op reis langs de dorpen. Hij had eigenlijk niet veel op met Jeruzalem. Pas tegen het einde van zijn leven ging hij ernaartoe. Jezus richtte zich helemaal op dorpen. Dorpsbewoners zijn de ruggengraat van alle belangrijke bewegingen. In de kern van een bevrijdingsbeweging zitten niet de intellectuelen of de mensen in de hoofdsteden die theorieën ontwikkelen over de vraag hoe de wereld moet veranderen. Daar zitten juist de mensen die aan de zijlijn staan.
  • Bij Jezus stonden de mensen van de dorpen centraal, niet hijzelf: zij die in de marge gemanoeuvreerd waren, zij die door demonen bezeten werden, mensen die hun leven niet in eigen hand hadden, mensen die voor hun leven moesten vrezen, mensen die niet rechtop konden lopen vanwege de last van druk en onderdrukking. Naar die dorpen ging Jezus. Hij preekte er, onderwees er en genas er. Hij ging naar plaatsen waar mensen bijna geen onderwijs gehad hadden, naar mensen die geen enkele aandacht kregen, naar mensen die weinig of geen mogelijkheden bezaten. Jezus geloofde dat bevrijding begint met het sterk maken (empowering) van mensen in de marge. Bevrijding of ontwikkeling kan alleen slagen wanneer harten en hoofden van mensen in afgelegen gebieden bereikt zijn.

In onderdrukte gebieden worden degenen die opgeleid zijn en anderen kunnen onderwijzen nog weleens de opleiders van mensen van het imperium. Jonge, hoogopgeleide Palestijnen kunnen iets aan hun samenleving bijdragen, maar de meesten gaan in het buitenland werken, in het imperium waar er miljoenen zijn zoals zij. Ze komen terecht bij internationale organisaties en vertellen vanaf de zijlijn wat er gebeuren moet. Je inzetten voor minderbedeelden ervaren zij als iets wat ze ontgroeid zijn. Zij zien zichzelf niet meer in die rol en geloven dat ze bestemd zijn voor een hoger doel. De consequentie is dat de kloof tussen het imperium en de periferie dagelijks breder wordt. De besten en slimsten van de onderdrukten worden het imperium ingezogen. Wie aan de zijlijn staan, worden niet alleen door het imperium gemarginaliseerd, maar ook nog eens door hun eigen landgenoten. Jezus wilde hun waardigheid aan hen teruggeven opdat zij in zichzelf konden gaan geloven en zo hun roeping ontdekken. Jezus begreep dat hij gezonden was om aan eenvoudige dorpelingen van Palestina het koninkrijk van God te verkondigen. Hij deelde met hen het visioen van een koninkrijk dat veel groter is dan Palestina.
Facebook wintercollectie

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken