Kattenbelletjes uit de jonge kerk
In de nieuwe aflevering van Schrift wordt stil gestaan bij de vier kortste briefjes uit de Bijbel, te weten: Filemon, 2 en 3 Johannes en Judas, allemaal bijbelboeken die minder dan een pagina in beslag nemen en die maar beperkt aan bod komen in publicaties over de Bijbel.
Van de zeventwintig teksten die samen het Nieuwe Testament vormen zijn er niet minder dan eenentwintig brieven. Sommige van die brieven, zoals de Romeinenbrief, zijn heel bekend. Over andere hoor je maar zelden iets. Wat de meeste brieven in deze laatste categorie gemeen hebben, is dat ze nogal kort zijn. Het is natuurlijk logisch dat korte brieven minder aandacht krijgen, maar toch is het jammer dat deze fascinerende teksten zo vaak over het hoofd worden gezien.
Waar gaan deze briefjes over? Wat hebben ze te bieden? En waarom zijn ze deel geworden van het Nieuwe Testament? Interessant genoeg hadden de meeste brieven in de Grieks-Romeinse wereld veel meer gemeen met de vier kortste briefjes in het Nieuwe Testament dan met langere epistels zoals de Romeinenbrief. In een eerste artikel vertelt Bert Jan Lietaert Peerbolte hoe brieven in de oudheid functioneerden. Hoe schreef en verstuurde men brieven? En wat kunnen we daarvan leren voor de interpretatie van het Nieuwe Testament? Elders in deze aflevering van het tijdschrift Schrift treft u een paar voorbeelden van korte briefjes zoals die in de oudheid heel gebruikelijk waren.
Een tweede artikel gaat in op de vraag waarom deze hele korte tekstjes eigenlijk in het Nieuwe Testament terecht zijn gekomen. Waarom vond men het van belang dat deze brieven deel van de Bijbel werden? En hoe ging dat proces eigenlijk in zijn werk?
Vervolgens wordt gekeken naar de teksten zelf, te beginnen met de brief van Paulus aan Filemon. Het draait in deze brief eigenlijk om Paulus noch om Filemon, maar om Onesimus, een slaaf van Filemon die door Paulus teruggestuurd wordt naar zijn rechtmatige eigenaar. Caroline Vander Stichele laat in haar bijdrage onder meer zien hoe Paulus de brief op zo’n manier construeerde dat het eigenlijk onmogelijk werd voor Filemon om Onesimus niet met open armen te ontvangen en vervolgens weer terug te sturen naar Paulus. Hoe Onesimus, wiens lot in deze brief besproken wordt, zelf over dit alles dacht is ongewis. En dat raakt aan een fundamenteel probleem dat eigenlijk bij alle nieuwtestamentische brieven speelt: we horen slechts één kant van het verhaal. We hebben de brieven van Paulus, maar niet de brieven aan Paulus. Hoe zagen die eruit? Bert Jan Lietaert Peerbolte waagt een poging om zich dat voor te stellen in zijn ‘Brief van Onesimus aan Paulus’.
Na deze twee artikelen over de ‘kwestie Onesimus’ wordt gekeken naar twee andere hele korte documenten: de tweede en de derde Brief van Johannes. Een belangrijk thema in beide teksten is gastvrijheid: 2 Johannes lijkt dit (in bepaalde gevallen) te verbieden, maar in 3 Johannes ontsteekt de auteur in woede omdat er iemand is die daadwerkelijk gastvrijheid geweigerd heeft. Wat is hier precies gaande? Jan van der Watt verklaart de situatie nader. Zijn artikel wordt gevolgd door een gedetailleerde analyse van de hand van Ruben van Wingerden die de tekstuele strategie in kaart brengt waarmee de auteur van 3 Johannes zijn wensen realiteit probeerde te laten worden.
Ten slotte wordt Judas onder de loep genomen. Rob van Houwelingen bespreekt de identiteit van de auteur (wie is deze Judas?), verklaart de inhoud van de brief en gaat in op de verhouding met 2 Petrus, een brief waarmee Judas opvallend veel gemeen heeft. Een van de elementen die deze brief zo interessant maakt is dat Judas de oudtestamentische figuur Henoch noemt en een geschrift citeert dat op zijn naam staat. In het laatste artikel van dit nummer gaat Jacques van Ruiten hierop nader in. Om welke tekst gaat het hier? En hoe komt het dat deze tekst die voor Judas kennelijk gezaghebbend was uiteindelijk niet in onze Bijbel is opgenomen?
Deze interessante aflevering wordt afgesloten met een boekbespreking door Karin Neutel van Wim Werens boek Rode draden in de evangeliën en een Naschrift van Gerard van Broekhuizen over het hel en verdoemenis scenario dat in Judas geschetst wordt.