Stefan Paas: 'De lofprijs aan God centraal stellen in het missionaire werk'
Afgelopen vrijdag was er in Kampen een symposium rond het nieuwe boek Vreemdelingen en priesters van Stefan Paas. De bijdragen van dit debat zullen we de komende dagen hier op Theoblogie plaatsen. We begonnen met een impressie van Henk Medema, hieronder kunt u de bijdrage van Stefan Paas lezen.
Beste mensen,
Veel kerken verkeren momenteel in een staat van verwarring. Trouwens, niet alleen kerken: ik zou vandaag liever dominee zijn dan politicus. Maar kerken hebben er ook last van. Een paar jaar geleden las ik een boekje waarin een duur woord werd gebruikt voor zo’n crisis: liminaliteit. Dat woord komt van het Latijnse ‘limen’ (grens). Normaal is een grens iets waar je zomaar overheen bent; je merkt het niet eens. Maar ‘liminaliteit’ wil zeggen dat de grens ‘dikker’ wordt: je leeft als het ware een tijdlang op een grens tussen twee situaties. Vergelijk het met het baren van een kind: de zwangerschap is voorbij en je kind is er nog niet. En daar zit je dan tussenin, met alle ongemakken, pijn, hoop, verwachting, angst, verwarring. Puberteit is ook zoiets. En vandaag zien we overal in Europa groepen mensen bivakkeren op of voor grenzen: soms jarenlang in liminaliteit.
De kerk is uit haar evenwicht geraakt. Liminaliteit betekent dat je er niet meer bij hoort, je wordt ‘outsider’. Het betekent ook verwarring. En ten slotte betekent het een potentieel voor vernieuwing – als we tenminste de situatie een tijdje kunnen uithouden. Maar typisch voor zo’n situatie is het verlangen naar een zo spoedig mogelijk herstel van evenwicht. Niemand is graag uit balans, kerken ook niet. Dus wat je dan vaak ziet, is dat mensen en kerken heen en weer geslingerd worden tussen nostalgie en grootse visies. De een wil terug naar hoe het was en vindt dat de ellende allemaal is begonnen toen we van het pad der vaderen afgeweken zijn.
De ander vindt dat we ‘juist nu’ de weg vooruit moeten kiezen: dat betekent dan vaak dat we het een of andere model omarmen dat herstel en evenwicht belooft – vroeger vaak afkomstig uit Amerika en tegenwoordig steeds meer uit Afrika of China. Maar beide benaderingen zijn twee kanten van dezelfde medaille: we accepteren niet werkelijk dat er iets fundamenteel is veranderd in de verhouding tussen kerk en westerse cultuur. Alan Roxburgh noemt zulke benaderingen ‘fixing the church’. Hij vergelijkt het met pogingen om een versleten kleed weer op te lappen; het lukt altijd maar even en het lukt steeds minder goed.
In mijn boek heb ik geprobeerd die situatie van liminaliteit, crisis, wat scherper te beschrijven dan vaak gebeurt. Er is wat fundamenteel veranderd, dat is duidelijk. Maar wat precies? Naar mijn idee is dat vooral de afbrokkeling van de formele christelijke cultuur van Europa, waardoor het planeetje van iedere burger zich wel min of meer rondom de kerkelijke zon bewoog – hoewel velen wel op dezelfde afstand als Pluto. Tegenwoordig gaan planeetjes hun eigen gang: de grote magnetische kracht die hen allemaal ongeveer dezelfde kant uit trok, is verdwenen. Vandaag is duidelijker dan ooit dat serieus christendom doorgaans een minderheidsoptie is. Enerzijds ontspant dat (‘ontspanning’ is een woord dat ik in bijna alle reacties op mijn boek las), anderzijds stelt het ook de vragen scherper. Immers, onze hele cultuur, onze ‘mindset’ heeft die universele magnetische kracht nog in het celgeheugen en spiergeheugen zitten. Onze theologische en missionaire reflexen zijn nog sterk verbonden met dat verleden waarin alles om de zon van het christendom draaide.
Liminaliteit kan alleen benut worden, wanneer we die situatie van crisis leren uithouden. Maar daarvoor is het nodig dat we betekenis kunnen vinden in die situatie. Naar mijn idee zijn krimp en marginalisering niet het grootste probleem voor kerken. Het zou pas echt een probleem zijn wanneer we in dit alles God niet meer konden vinden, hem niet meer hoorden spreken. De kern van mijn boek is een uitgebreide bijbelstudie, waarin ik juist die vraag centraal stel: hoe spreekt God in onze ballingschap, hoe is God aanwezig in de diaspora van zijn kerk? Alleen wanneer we het vertrouwen hebben dat juist een periode van liminaliteit, een woestijnreis, een dal van hoop kan zijn, kunnen we deze tijd aangrijpen om onszelf opnieuw te vinden.
Nogmaals: ik geloof dat dit onze centrale vraag moet zijn. Hoe kunnen de bronnen van ons geloof opnieuw tot spreken komen in deze crisis? In mijn boek heb ik geprobeerd te laten zien dat onze bronnen bij uitstek tot spreken komen in de crisis. Zodra God de God is van de partij in het midden, de partij waaromheen alles draait, zodra God ‘onze’ God is – de God van Nederland, de gereformeerde of roomse God, lijkt God verder weg te raken. God en groepsgevoel zijn dan nauwelijks te onderscheiden, evenmin als geloof en een mild superioriteitscomplex. In ballingschap – als de tempel verwoest is, Davids huis afgebroken, en het land afgepakt – leert het volk opnieuw zijn God kennen, voor het eerst misschien. De God van Nederland kan moeilijk de God zijn van indianen en eskimo’s. In ballingschap blijkt God de God te zijn van de hele aarde, de God die een heidense koning ‘mijn knecht’ noemt.
In mijn boek geef ik een begin van de route waar het volgens mij heen moet. De kerk zal als minderheid in deze wereld opereren, maar wel in Gods wereld. Daarvoor heb ik de metaforen van ‘vreemdelingschap’ en ‘priesterschap’ centraal gesteld – ontleend uiteraard aan de eerste brief van Petrus. Vanuit die metaforen heb ik geprobeerd onze missionaire roeping opnieuw te doordenken – weg van allerlei complexen met wereldverovering en cultuurherstel en gericht op een ontspannen, vreugdevolle en hoopvolle verheerlijking van God, die zijn zon laat schijnen over boze en goede mensen. Ik ga uit van in het algemeen kleine gemeenschappen, die veel aandacht geven aan hun onderlinge relaties en aan hun relaties met mensen die zich zelden of nooit in de vieringen laten zien. Het heil van God werkt immers in en door betekenisvolle relaties. Die gemeenschappen zijn erop gericht het hele leven van henzelf en hun omgeving voor God te brengen, of het nu samen met anderen is of uit naam van hen. Dat is wat priesters doen: zij zijn per definitie een minderheid die optreedt uit naam van een veel grotere groep.
Voor mij was het een ontdekking om te zien hoe dominant die beelden van priesterschap in de Bijbel zijn en hoezeer ze verwaarloosd zijn in de literatuur (ik vermoed dat die verwaarlozing aan protestantse zijde voortkomt uit de vrees al te zeer in katholiek vaarwater te belanden). Voor mij was het ook een ontdekking en een bevrijding om te zien hoe het oplucht en ontspant om de lofprijs aan God centraal te stellen in het missionaire werk. Alles wordt er lichter van, minder instrumenteel, minder ‘belangrijk’, minder afgerekend op z’n nut, hoopvoller ook.
Ik laat het hierbij. Laat ik afsluiten met een quote van de missioloog David Bosch, die mij uit het hart gegrepen is: ‘De kerk is altijd in crisis, maar beseft het slechts af en toe’. Dit is volgens mij zo’n tijd waarin we weer kunnen beseffen wat de kerk is. Ik heb gezegd.
Klik hier voor informatie over Vreemdelingen en priesters.