Miskotte – Uit de dagboeken 1938-1940
Willem Maarten Dekker
Het recenseren van dit dagboek van bijna duizend bladzijden is in zekere zin onmogelijk. Maar omdat het om een belangwekkende uitgave gaat, zowel voor de Nederlandse theologie als voor haar geschiedenis en cultuur, maak ik toch enkele notities die wellicht van verre een indruk geven wat de lezer hier te wachten staat. Miskotte hield vanaf zijn studententijd tot aan het uitbreken van de oorlog een uitvoerig dagboek bij.

Daarna worden de aantekeningen schaars. Met dit deel over de jaren 1938-1940 is dan ook de uitgave van een selectie ervan voltooid. Dit deel omvat de laatste negen maanden van Miskottes predikantschap in Haarlem, gevolgd door de jaren in Amsterdam tot aan de Duitse inval in mei 1940. Mogelijk stopte Miskotte toen om te voorkomen dat er belastend materiaal in zijn dagboeken gevonden zou worden. Het uitgegeven dagboek omvat hier minder dan de helft van het geschreven dagboek. Minder relevante, te algemene (lijsten, samenvattingen, lange citaten) of te persoonlijke notities werden weggelaten, hoewel in dit deel het privéleven van Miskotte uitvoeriger aan de orde komt dan in andere delen.
Miskotte begint het jaar 1938 energiek, hoewel niet zonder een ondertoon van twijfel: hij ziet het als ‘een jaar dat openligt als een kans nu eens tot iets te komen’ (13). Dit gevoel nog nooit echt iets gepresteerd te hebben, steeds weer zijn tijd verdaan te hebben bekruipt hem deze jaren steeds opnieuw. Ondanks een zeker roepingsbesef is er de twijfel aan zichzelf (26-27, 57-58, 106, 152, 158, e.a.). Ook zijn gemeentewerk beleeft hij heel wisselend. Soms komt hij ‘mat en ellendig’ (31) thuis van een bijbellezing, soms ook is hij in de zevende hemel en leeft hij op van pastorale en andere ontmoetingen. Dezelfde dubbelheid zien we in zijn omgang met de prediking. Soms ziet hij hierin de kern van zijn roeping en kwaliteit, maar hij kan ook uitroepen: ‘Wanneer zal ik toch eens één keer een goede preek maken, die voor de kerk zou blijven?’ (481; vgl. 36, 47, e.a.). Uiteraard gaat het in deze jaren ook om de opkomst van het nazisme.
Miskotte volgt de ontwikkelingen op de voet, ook via internationale kranten en via contacten in Duitsland. Het ontstaansproces van Edda en Thora, onder hoge tijdsdruk geschreven, is goed te volgen. Ook bijzonder is de innerlijke verbondenheid aan de Duitse cultuur. Toch wordt hij er zeker van dat nu tegen dit Duitsland gewapend verzet geboden is. Met de gemeente en vooral met de kerk blijft Miskotte ook in deze jaren een haat-liefdeverhouding houden. Dat heeft te maken met een strijd tegen vrijzinnigheid enerzijds (‘Bediening van de sacramenten door een vrijzinnige is spot met het heilige’ (104)) en de NSB-dominee Ekering (263, e.a.) anderzijds. Toch staat hij ook niet zomaar achter een kerk die in verweer komt tegen de culturele en politieke ontwikkelingen, want dit verweer zoekt al te vaak haar grond in de tegenstand, in plaats van dat het opkomt uit een eigen vrijheid en zekerheid.
Tussen alle persoonlijke, culturele, literaire en politieke opmerkingen, tussen de natuurbeschrijvingen en de observaties van het gezinsleven door, vinden we ook steeds weer theologisch inhoudelijke en boeiende notities, bijvoorbeeld over de voorzienigheidsleer (132, e.a.), waarbij duidelijk wordt dat M. deze niet wil laten opgaan in de soteriologie. Pijnlijk om te lezen zijn de passages waarin verwijdering optreedt tussen Miskotte en zijn vrouw Cor. Soms hebben die ook te maken met geloofszaken, zoals wanneer Cor niet kan geloven dat Christus de toorn Gods gedragen heeft, terwijl het hier voor Miskotte om een ‘kernstuk’ gaat (74; vgl. 27-28, e.a.). Bij enkele van deze notities vroeg ik mij af of ze wel voor mijn ogen bestemd waren, zeker als je bedenkt dat Cor zelf (die in 1946 overleed) ze mogelijk niet eens gelezen heeft.
Dit dagboek heeft mij gesterkt in de overtuiging dat er drie Miskottes zijn te onderscheiden: die van zijn theologische geschriften, die van zijn preken en die van de dagboeken. Naar mijn idee leren wij in zijn geschriften zijn overtuigingen het beste kennen, maar in zijn dagboeken kijken wij hem het meest in zijn hart, en daarmee worden we ook betrokken in de strijd van Miskotte om zijn eigen overtuigingen. Want in zijn hart leeft nog veel meer dan wat er in zijn boeken uitkomt. Zijn preken bewegen zich ergens daartussen, en zijn wellicht zijn redmiddel geweest, de manier waarop hij dingen met elkaar kon verbinden en geestelijk kon overleven.
Dat Miskotte staande is gebleven als gelovige, als predikant, als doctor ecclesiae kan hij zelf alleen maar als genadig wonder hebben ervaren, dat is wel duidelijk. De urgentie van deze uitgave ligt niet alleen in de uniciteit ervan. De meeste mensen zullen zelfs hun goede vrienden niet zo goed kennen als ze Miskotte vanuit zijn dagboeken kunnen kennen. Maar dit fascinerende wordt urgent en heilzaam als het een spiegel wordt voor het eigen leven, geloven en theologiseren. Miskottes levenshouding, waarin continu geloof en kennis, kennis en bevinding, bevinding en cultuur, Schrift en heidendom op elkaar betrokken worden, is een blijvende uitdaging voor kerk en theologie. Het lezen van dit dagboek heeft mij geheel gevloerd, in positieve zin. Dat gun ik de lezer ook.
Deze recensie is geschreven door Willem Maarten Dekker en verscheen oorspronkelijk in Kerk en Theologie 2020, nr. 4.
K.H. Miskotte. Uit de dagboeken 1938-1940. Verzameld Werk deel 5c. Samengesteld en toegelicht door H. Breebaart-Miskotte, E. Kuiper-Miskotte, W.J. van der Meiden, W. Veen. Utrecht: Kok, 2018. 965 pp. € 49,99 / 24,99. ISBN 9789043530040 / 9789043530057 (e-boek).
Miskotte – Uit de dagboeken 1938-1940
Het recenseren van dit dagboek van bijna duizend bladzijden is in zekere zin onmogelijk. Maar omdat het om een belangwekkende uitgave gaat, zowel voor de Nederlandse theologie als voor haar geschiedenis en cultuur, maak ik toch enkele notities die wellicht van verre een indruk geven wat de lezer hier te wachten staat. Miskotte hield vanaf zijn studententijd tot aan het uitbreken van de oorlog een uitvoerig dagboek bij.

