Recensie In het geheim geloven van Tomáš Halík
Redactie Theologie.nl
Deze recensie van In het geheim geloven van Tomáš Halík werd geschreven door Pieter Goedendorp.
Een Tsjechische priester
‘Schrijf je nu alweer over jezelf? Denk je dat mensen tijd en zin hebben over jouw leven te lezen?’ Tomáš Halík vertelt in de inleiding op zijn autobiografie anekdotisch hoe een collega het hem plagerig voorhoudt, wanneer hij haar uitnodigt om het manuscript kritisch mee te lezen. En inderdaad, wie Halík sinds ‘Geduld met God’ (2014) is gaan volgen, kon al heel wat van zijn levensloop te weten komen. En van de manier waarop politieke omstandigheden en maatschappelijke context richting gaven aan de geestelijke zoektocht en ontwikkeling van de Tsjechische priester, die in de afgelopen jaren bekend werd om zijn denken over de betekenis van geloven en de plek van de kerk in een seculiere, postchristelijke samenleving.
In de context van ‘ietsisme’
Halík werd geboren in 1948 in Praag, op de dag waarop de dood werd ingeluid van de vrijheid en de democratie in Tsjecho-Slowakije. Communisme, atheïsme en de ‘terughoudende vroomheid’ van het ‘ietsisme’ (p. 23) vormen de context van zijn groei naar volwassenheid en -allengs- de keuze voor de kerk. Trouwe lezers weten in grote lijnen wel wat de situatie van de ondergrondse kerk in het Oostblok en zijn geheime priesterschap hem leerden. Kan het vergrootglas van de autobiografie daaraan toevoegen? Het antwoord is bevestigend: wie de autobiografie van Halík -inmiddels een zeventiger- volgt, ontdekt dieper dan tevoren hoe zijn geloof en zijn theologisch denken erdoor zijn gevormd.
Tweederde van het 376 bladzijden tellende boek is gewijd aan de periode van de communistische dictatuur, de Praagse Lente en hernieuwde sluiting van het IJzeren Gordijn tot aan de Fluwelen Revolutie van 1989. Je leest van de betekenis van Halíks herkomst, van de pater die Tomáš inwijdde in het geloof, van de roeping tot het priesterschap en z’n geheime wijding op 30-jarige leeftijd, van de seminars waaraan Halík deelnam en de oefening die het dagelijks leven voor hem inhield.
Een bijzonder voorwoord
In het voorwoord richt Halík zich speciaal tot de Nederlandse lezers. In het najaar van 1967 was Nederland de bestemming van Halíks allereerste reis naar het Westen (p.62). Het was een bezoek aan de Katholieke Hogeschool in Tilburg. Een ontdekkingsreis, waarop hij namen van auteurs als Schillebeeckx en Küng ontdekt. Namen die hij nooit eerder hoorde. Maar tegelijk leverde de ontmoeting met de Nederlandse katholieke kerk een cultuurschok van formaat op. Nederland blijkt na het Tweede Vaticaans Concilie ‘een soort laboratorium voor gewaagde pastorale experimenten’ (p. 62) te zijn geworden. Je ontdekt erdoor hoe Halík vanuit zijn Tsjechische context, met al de openheid voor de dynamiek in de moderne seculiere samenleving, gevoed is in zijn trouw aan de katholieke kerk en de traditie.
Zo horen we van Halíks inspanningen voor een Decennium van Geestelijke Vernieuwing in de Tsjechische kerk, waarvoor hij zich na de val van het IJzeren Gordijn inzet. De openheid van het begin van de negentiger jaren ‘voelde als een droom’ (p. 246). Halík kon werken aan de Katholieke Karelsuniversiteit. De wereld ging open. In het Vaticaan raakte hij thuis.
Wie de diepte kent
Toch wordt het werk aan de katholieke academie geen vreugde. Er groeit een conflict waarin hij ondervindt hoe ‘in de kerk op een hardvochtige wijze macht boven waarheid’ gezet kan worden. Een traumatische ervaring, die hem 45 jaar oud geestelijk aan de grond doet lopen. Op tweederde van het boek weet Halík me dan te raken in zijn openheid over de weerslag daarvan in zijn leven, op zijn geloof en zijn verhouding tot de kerk. Hier komt hij aan het woord op de manier die we uit zijn veelgelezen boeken leerden kennen. De mystici worden zijn geestelijke leiders en leermeesters in het geloof. ‘Maakt de ‘donkere nacht’ geen onderdeel uit van de weg naar God?’ (p.273). Of in de woorden van Tillich: ‘Wie de diepte kent, kent ook God.’ (p.360)
Die ervaring zou bepalend worden voor Halíks denken en voor de boeken waarmee hij na de millenniumwisseling allengs bekend raakt -tot eigen verbazing- bij een wereldwijd publiek, gelovig of niet. Hij verbindt hen met elkaar als mensen die allen op zoek zijn naar zingevende verbanden, wanneer hij schrijft over het geloof. ‘Geloof, niet in de zin van het vasthouden aan eeuwige waarheden, maar geloof als moet om zachtjes, met een hart vol verwondering, in vertrouwen nieuwe ruimten binnen te treden. En onderweg dat wat ons is toevertrouwd, niet te verliezen en ook niet te verraden, maar het als gave, als geschenk ter begroeting mee te nemen.’ (p. 371)
In één adem
Ja, Halík schrijft over zichzelf. Maar zonder de zelfingenomenheid die autobiografieën soms zo kunnen tekenen. Hij laat z’n diepste drijfveren zien, neemt je lezend met zich mee en geeft je de sleutel om de boodschap van zijn boeken te verstaan. Om in één adem te lezen.
Terzijde opmerking:
In zijn toelichting bij de Nederlandse vertaling van deze autobiografie schetst vertaler Kees de Wildt de (ingewikkelde) ontstaansgeschiedenis ervan. Er zijn in verschillende taalgebieden verschillende autobiografieën van Halík verschenen waarvan gedeelten ook voor deze Nederlandse uitgave werden gebruikt, zodat “In het geheim geloven” al met al de meest complete uitgave vormt van Halíks autobiografie.
Deze recensie werd geschreven door Pieter Goedendorp
Pieter Goedendorp (1957) is als predikant verbonden aan de protestantse gemeente Michaëlkerk in Leersum (Utrecht). We willen Pieter hartelijk danken voor deze recensie.
Vond je deze recensie over In het geheim geloven interessant?
U kunt hier meer lezen over Het persoonlijke geloof van Tomáš Halík en u kunt het boek hier In het geheim geloven hier inzien.
Recensie In het geheim geloven van Tomáš Halík
‘Schrijf je nu alweer over jezelf? Denk je dat mensen tijd en zin hebben over jouw leven te lezen?’ Tomáš Halík vertelt in de inleiding op zijn autobiografie anekdotisch hoe een collega het hem plagerig voorhoudt, wanneer hij haar uitnodigt om het manuscript kritisch mee te lezen. Een recensie van Pieter Goudendorp

